RECENSIE Mellink en Oudenampsen zien complot van neoliberalen in Nederland

Harrie Verbon, emeritus hoogleraar openbare financiën, bekritiseert het boek Neoliberalisme van Bram Mellink en Merijn Oudenampsen. Hij ziet er geen bewijs in dat er ‘echte’ neoliberalen rondliepen in Nederland. En ook niet dat neoliberalisme het naoorlogse beleid heeft gevormd.

Het boek Neoliberalisme van Bram Mellink en Merijn Oudenampsen is in diverse kranten positief gerecenseerd. In de Volkskrant schreef Ronald van Raak dat het boek ‘een onthullend beeld geeft van de netwerken die het neoliberale denken aan de macht hebben geholpen’. In Trouw merkte Paul van der Steen op dat uit het boek blijkt dat ‘hoge ambtenaren in het Haagse en invloedrijke economen (…) ideologische keuzes verkochten als onvermijdelijk’.

Dominante invloed van de neoliberale elite

De stelling van de auteurs is dat neoliberaal beleid het parlement min of meer is opgedrongen. En inderdaad in het boek wordt uitgebreid beschreven hoe, buiten het zicht van de burgers, neoliberalen onder elkaar neoliberaal beleid aan het bedenken waren. Maar werd er ook neoliberaal beleid uitgevoerd? Geeft Neoliberalisme een overtuigend bewijs van de dominante invloed van de neoliberale elite in Nederland? Mijn antwoord is: nee.

Voor het begrotingsbeleid heb ik elders laten zien dat het neoliberale denken alleen tijdens de kabinetten Lubbers enige invloed lijkt te hebben gehad. Dat was echter meer uit pure noodzaak, omdat de overheidsschuld uit de hand dreigde te lopen, dan uit overtuiging. Voor twee andere beleidsthema’s die Neoliberalisme bespreekt, namelijk loonbeleid en sociale zekerheid, zal ik hieronder laten zien dat neoliberale overwegingen nauwelijks een rol gespeeld kunnen hebben.

Vrije markt volgens neoliberalen

Het beleidsdoel van neoliberalen kan kort samengevat worden als het vrijlaten van de markt, waarbij individueel initiatief vooropstaat. Politieke vrijheid en privaat eigendom liggen in elkaars verlengde. Zodra de overheid het private eigendom begint aan te tasten, ligt dictatuur op de loer.

Deze geleide loonpolitiek kan geen neoliberaal beleid zijn geweest, zoals de auteurs suggereren

Toch geven de neoliberalen de overheid een grotere rol dan de klassieke liberalen deden. De overheid moet niet alleen zorgen voor een rechtssysteem, maar moet er ook op toezien dat geen enkele persoon of groep in staat is de marktprijzen te beïnvloeden. De overheid moet dus kartels of monopolies bestrijden.

Neoliberalen zien ook vakbonden als monopolies die door hun invloed op de loonvorming een verstorende werking hebben op het evenwicht in de (arbeids)markt. In het VK onder de neoliberale premier Margaret Thatcher werd daarom in de jaren tachtig via wetgeving geprobeerd de macht van de vakbonden te breken, zoals The Guardian memoriseerde bij het overlijden van Thatcher in 2013.

Geleide loonpolitiek is niet neoliberaal

In Nederland is er nooit een poging gedaan de vakbonden uit te schakelen. Wel is er vaak ingegrepen in de loonvorming; een politiek van lage lonen was immers decennialang populair onder bijna alle politieke partijen. Het idee was dat lage lonen goed zouden zijn voor de werkgelegenheid en voor de Nederlandse exportpositie. De verstorende ingreep van de zogenaamde geleide loonpolitiek op de binnenlandse arbeidsmarkt legde – kennelijk – geen gewicht in de schaal.

Deze geleide loonpolitiek kan daarom geen neoliberaal beleid zijn geweest, zoals Mellink en Oudenampsen wel suggereren. Bij een neoliberale loonpolitiek had de markt – in dit geval dus de arbeidsmarkt – immers zo vrij mogelijk zijn werk moeten doen. Dat dit met een beleid van lage lonen niet lukte, bleek toen er begin jaren zestig grote arbeidstekorten ontstonden en diverse ondernemers zwarte lonen gingen bieden die boven de cao-lonen lagen. Een beter bewijs van het non-neoliberale karakter van het lagelonenbeleid kon er eigenlijk niet gegeven worden.

Het lagelonenbeleid was dan ook eerder het resultaat van de Nederlandse obsessie met lage lonen. Zowel sociaaldemocraten als calvinistische christenen leden aan deze obsessie die ook na de jaren zestig nog lang niet voorbij was.

Steunen neoliberalen de welvaartsstaat?

Neoliberalen zijn niet per definitie tegen socialezekerheidsregelingen, aangezien een vrije markt deze meestal ondermaats of in het geheel niet leveren. Daarom steunen neoliberalen overheidsingrijpen, bijvoorbeeld in de vorm van een gegarandeerd minimuminkomen voor iedereen à la John Rawls (zie hier).

Een van de eerste staatsregelingen voor sociale zekerheid werd door kanselier Otto von Bismarck in Duitsland ingevoerd. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw werden in Duitsland, eerder dan in Nederland, een staatspensioen en een ziektekostenverzekering ingevoerd. Bismarck was bepaald geen sociaaldemocraat, maar hij begreep heel goed dat als arbeiders meer zekerheid op de lange termijn werd geboden, dit de kans op arbeidersrevoltes zou verminderen.

Waren ‘echte’ neoliberalen misschien slechts hersenschimmen van Mellink en Oudenampsen?

De uitbouw van de Nederlandse verzorgingsstaat in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw zou je op dezelfde manier kunnen interpreteren. Zo beargumenteren Mellink en Oudenampsen dat sociale zekerheid door de neoliberale elite werd gesteund, omdat de vakbonden iets geboden moest worden als compensatie voor de beperking van loonstijgingen (Neoliberalisme, blz. 104).

Uitschakelen van de vakbonden

De uitbouw van de verzorgingsstaat door ‘confessioneel-liberale kabinetten zonder keynesiaanse overtuigingen’ (Neoliberalisme, blz. 97) ging echter veel verder dan een Rawlsiaans minimumsysteem. Neem de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) die in 1967 in werking trad. Het was een regeling met een zeer ruime definitie van arbeidsongeschiktheid en waarbij zowel de uitkeringshoogte als de uitkeringsduur genereus waren.

Het was niet zo verwonderlijk dat begin jaren negentig het aantal mensen met een WAO-uitkering de één miljoen naderde. Dat was zelfs voor de PvdA te veel en tijdens Lubbers-III werd een begin gemaakt met het afslanken van de WAO.

Maar waarom zijn de (neo-?)liberalen met zo’n genereus stelsel akkoord gegaan? Waarom drongen ze niet gewoon aan op het muilkorven of zelfs het definitief uitschakelen van de vakbonden, zoals Thatcher dat ruim tien jaar later in het VK wel zou proberen? Was de WAO als prijs voor het paaien van de vakbonden niet erg hoog?

Langgerekte formulering van complottheorie

Geleide loonpolitiek kan geen neoliberale uitvinding zijn. Door ingrijpen in de lonen ontstaan immers verstoringen op de arbeidsmarkt. Neoliberalen steunen in beginsel wel de invoering van socialezekerheidsregelingen, maar het uitgebreide en genereuze stelsel dat in de jaren zestig in Nederland werd opgetuigd, kan niet in overeenstemming met neoliberale beginselen zijn geweest.

Je kunt je achteraf afvragen of er in de jaren zestig wel ‘echte’ neoliberalen in Nederland rondliepen. Waren zij misschien slechts hersenschimmen van Mellink en Oudenampsen? Wat mij betreft is het boek Neoliberalisme eerder een langgerekte formulering van een complottheorie dan een overtuigend bewijs dat neoliberale denkbeelden het naoorlogse beleid hebben gevormd.

Harrie Verbon, emeritus hoogleraar openbare financiën, Universiteit van Tilburg

Dit artikel is 2059 keer bekeken.

Reacties 7

  1. Neoliberalisme is in Nederland politiek feitelijk gestart vanaf het begin van de jaren ’80 dit i.v.m. het economische gedachtegoed van Thatcher en Reagan. De ontwikkeling is pas veel later rond de eeuwwisseling als ‘neoliberaal’ geduid.
    Zelfs VVD voorman Frits Bolkesteijn wist in die tijd niet eens wat het begrip ‘neoliberalisme’ betekende.
    In de zin van een definitie van het ‘neoliberalisme’ kan men spreken van een sociaal economische poging van de economisch machtigen en elite om de ‘vrijmaking van de kapitaalstromen’ mogelijk te maken.
    Dit is een globaal verschijnsel en niet alleen voor Nederland voorbehouden.
    In de praktijk betekende dit (en nog steeds) dat de economische activiteiten en het geld (follow the money) zich in een richting begaven die de winst in de bedrijven kon maximaliseren.
    Hiervoor dienden vooral de belastingwetgeving, milieueisen, loonvorming en politieke stabiliteit als parameter voor het bedrijfsleven om winst te kunnen maximaliseren.
    Maar ook overheid nutsvoorzieningen zoals wooncorparaties, ziekenfondsen, energiebedrijven, post, bank en giro(blauw) werden geprivatiseerd.
    De slogan hierbij was en is dat de winsten maximaal voor de bedrijven (multinationals) moesten zijn en de maatschappelijke kosten zoals milieu en werkloosheid (sociale zekerheid) voor de gemeenschap waren.
    In de praktijk kwam de verhouding tussen arbeid en kapitaal steeds meer scheef te liggen.
    De lonen bleven ver achter bij de winstontwikkeling van bedrijven. Heden ten dage merken we daar nog steeds de gevolgen van.
    Ook de vennootschapsbelasting werd aanmerkelijk voor de bedrijven verlaagd. Vooral multinationals profiteerden daarvan. De neoliberale politiek was wijd verbreid in het politieke landschap. De maatschappelijke prijs was hoog en economische crises van 2008 vormde het dieptepunt en tevens keerpunt ervan.
    Of het ‘neoliberalisme’ het gevolg was van een complot lijkt mij sterk.
    Wel van een wereldwijde economische concentratie die ook wel ‘globalisering’ werd genoemd.
    Thans maken rond de 200 grote bedrijven in grote mate economisch de dienst uit in de wereldeconomie (microsoft, google, oliebedrijven, graanbedrijven etc.)
    Overheden hebben hier thans nauwelijks enige invloed op.
    Om de erfenis van het economisch neoliberalisme sinds de jaren ’80 te bestrijden is thans een van de hoofdopdrachten van de Nederlandse politiek. Rutte moet nu zijn eigen neoliberale rommel opruimen. Wie had dat ooit kunnen denken.

  2. . Verbon kijkt naar de uitkomsten van economisch beleid en vindt blijkbaar dat er nog veel verzorgingsstaat over is. Ik heb het boek van M. en O anders gelezen:
    De neoliberale golf van 1980 en later kwam in Nederland niet uit de lucht vallen. Met name onder ambtenaren en economen is hier decennia naar toe gewerkt, zowel in als buiten ons land.
    Von Hayek in de jaren vijftig en enkele decennia later Friedman. M. en O, beschrijven hoe Nederland kwartier maakte.Het wachten was op de juiste politieke omstandigheden om er beleid van te maken.
    Mij dunkt dat de redactie M. en O, verzoekt op het stuk van Verbon in te gaan.
    Dan hebben we het tenminste ergens over.

  3. Gaarne reactie van Bram Mellink en Merijn Oudenampsen gewenst!

    De redactie zou er inderdaad verstandig aan doen de schrijvers van bovengenoemd boek te vragen een reactie op de recensie van Harrie Verbon te geven.
    Daarmee zou een discussie over de neoliberale politiek van de afgelopen 40 jaar verder gevoerd kunnen worden.

    De rol van de economische wetenschap en haar economen inzake marktwerking en neoliberalisme is jarenlang dubieus geweest.
    Veel economen hebben zich als priesters van de ‘marktwerking’ ideologie gedragen en hun mea culpa daarover na het uitbreken van de financiële crises in de 2008 is vrijwel achterwege gebleven. Immers zij hebben deze crises niet zien aankomen en zijn in feite (ideologisch en wetenschappelijk) mede verantwoordelijk.
    Socioloog Prof. Abram de Swaan noemde de economische faculteit wel het bordeel van de universiteit….

    Reeds in 2008 gaf Abram de Swaan zijn kritiek op economen en de economische wetenschap in een lezing ‘de vrije markt is een waanidee’:

    https://www.mejudice.nl/artike...

  4. Interessant verhaal, ik kwam het heel toevallig tegen, en na het lezen viel het mij op dat nergens het falen van de sociaal-democratie wordt genoemd. De neo-liberalen zijn altijd heel duidelijk geweest over hun visie op de economie. Laat de vrije markt z’n werk doen en laat een overheid dit proces faciliteren. Dat de privatisering van publieke organisaties problemen opleveren bijv. in de verschillende sectoren van de zorg laat zien dat het vrije-markt verhaal niet altijd werkt. Na Den Uil is het sociaal -democratische gedachtegoed bij vnl. de PvdA verbleekt. De bewondering van Kok voor Tony Blair, zijn ideologische-veren verhaal en de politiek richting naar ‘het midden’ was de inleiding. Het leverde wel de zo gewenste zetels op, maar heeft op den duur geleid tot het ineenstorten van de sociaal-democratie in Nederland. De verantwoordelijken zijn wij:”Wij stonden erbij en keken erna”.

    ,

  5. Interessante benadering. Als we ons realiseren dat Woodrow Wilson onder druk van het Verenigd Koninkrijk en het Nederlandse koninkrijk de Amerikaanse bankwetten heeft losgelaten (banken mochten slechts in 1 staat opereren, geen onverantwoorde leningen verstrekken en de aandelenmarkt was taboe) waarmee de Amerikaanse economie direct in een vrije val bracht welke leidde tot de crisis van 1929, en dat liberale landen als Nederland, Groot Brittannie en Duitsland meesleurde in deze crisis, terwijl andere Europese landen veel minder last van deze crisis hadden. Veel later zien we dat twee concurrerende vliegtuigbouwers, Fokker en Airbus, in een ongelijke concurrentiestrijd terecht kwamen waarbij Airbus gesteund werd door de deelnemende landen Duitsland, Frankrijk en Spanje terwijl Fokker geen overheidssteun kreeg van de toenmalige Nederlandse neoliberaal Hans Wijers.
    In een wereld met onafhankelijke landen is een ultieme vrije economie een utopie. Om de economieen in gang te houden is gezonde overheidssteun en een corrigerend sturende overheid een noodzaak.

  6. Neoliberalisme kan praktisch gezien beter achteraf dan vooraf verklaard worden zoals het toevoegsel ‘neo’ doet vermoeden.
    Feit is wel dat allerlei ideologische smaakmakers op het gebied van politiek en wetenschap ‘marktwerking’ op alle terreinen zoals economie en maatschappij hebben ingezet.
    Deze ideologie van marktwerking kwam echter wereldwijd in opkomst.
    M.n. de Amerikaanse management theorie en praktijk heeft dit proces nog meer versneld en verstevigd. Bedrijven werden en worden nog steeds afgerekend op ‘aandeelhouders waarde’.
    Maximalisering van winsten vormden ook de bedrijfskundige uitgangspunten voor bedrijven en organisaties. Heden ten dage is dat nog steeds het geval.
    Zie hiervoor ook het boek van Marjolein Quene : “voorbij de Management Maatschappij” de invloed van management op werk, democratie en vrijheid. (2018 Lemniscaat).

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *