RECENSIE Over afgehaakt Nederland en de identiteit van jongeren

Jan van Eeden bespreekt twee relevante boeken voor professionals in het sociale domein. Atlas van afgehaakt Nederland, van Josse de Voogd en René Cuperus. En Speelruimte voor identiteit, van Stijn Sieckelinck en Femke Kaulingfreks.

Atlas van afgehaakt Nederland, Josse de Voogd en René Cuperus

De Atlas van afgehaakt Nederland van Josse de Voogd en René Cuperus toont de ruimtelijke component van het onbehagen in ons land. Er zijn meer van dergelijke atlassen, zoals die voor woonaantrekkelijkheid van gemeenten of de SEO Kansenatlas. Maar deze atlas besteedt veel aandacht aan de partijpolitieke voorkeuren − en ergernis − van kiezers. Logisch, gezien de specialisatie electorale geografie van Josse de Voogd.

Nederlanders waren altijd goed in het maken van atlassen. Een atlas maakt dat je ziet hoe de wereld verderop eruitziet. Deze atlas toont tot op wijkniveau de temperatuur van het onbehagen en koppelt stemgedrag aan opleiding, gezondheidsbeleving, eenzaamheid, armoede enzovoort. Zeer gedetailleerd berekent men correlaties. En ten slotte gaan de auteurs duiden.

Overigens waarschuwen zij: pas op voor valse relaties. In de statistiek ook wel schijncorrelaties genoemd, waardoor de toevallige aanwezigheid van ooievaars debet wordt geacht aan hogere geboortecijfers. Deze werkwijze bevestigt de hang naar causaliteit in de sociale wetenschappen. Ik keur die niet af, maar de resultaten leveren hoogstens een mate van plausibiliteit op, geen zekerheden.

Wat laat de atlas zien?

Een complex verdeeld land, zoals Floor Milikowski al beschreef in Een klein land met verre uithoeken, dat wordt gerund door hoogopgeleiden versus de rest. Die rest heeft niet alleen minder te verteren en een lagere opleiding, maar voelt zich vooral buitengesloten, ongezonder, eenzamer en mist sterke netwerken. Die rest woont in probleemwijken van grote steden, op krimpend platteland en in middelgrote gemeenten waar de industrie verdween.

Dat alles vertaalt zich in opkomst- en stemgedrag bij verkiezingen. Daarbij zie je een tweespalt tussen het westen en de periferie, stad en platteland. Hier en daar wordt de tegenstelling afgezwakt door sterke sociale cohesie (noaberschap in Twente, mienskip in Friesland). In de periferie is de opkomst lager en wordt er meer gestemd op partijen zoals PVV, FvD en SP.

De auteurs kiezen hun woorden nauwkeurig. Ze hebben het niet over ‘deplorables’ of over het precariaat, maar over ‘afhakers’ of zelfs ‘tot afhaker gemaakten’, naar analogie van ‘tot slaven en slaafgemaakten’. En als die al stemmen, dan doen ze dat op buitenstaander-partijen. In 1998 verwierf rechts van het midden 0 Kamerzetels, nu 43. Het aandeel afhakers wordt geschat op 30 procent. Maar, zo wordt gewaarschuwd, de middenklasse voelt zich steeds onzekerder en neigt ook tot afhaken.

Opleiding als nieuwe scheidslijn

In het slothoofdstuk luidt de vraag: Hoeveel ongelijkheid kan ons land zich veroorloven? Krijgen we te maken met ‘wraak op plekken die er niet toe doen’? Zoals het voor eigen rechter spelen in Dokkum toen antizwartepietbetogers de weg werd versperd. Of boeren die trekkers inzetten als cavalerie.

De auteurs wijzen op opleiding als nieuwe scheidslijn. Er is een nieuwe standenmaatschappij. Er dreigt opstand van ‘moderniseringsverliezers’. In 1958 beschreef Michael Young in zijn satirische The rise of meritocracy al dat hij voorzag dat er in 2034 een populistische revolutie zou plaatshebben. In januari 2021 zagen we bij het Capitool een voorproefje. In eigen land klinkt dagelijks in reclames: ‘alleen voor hoger opgeleiden’. Het valt ons niet eens meer op.

Politiek moet na veertig jaren marktfetisjisme de zorgen van populisme-stemmers wegnemen

De auteurs waken ervoor om beleidsaanbevelingen te doen. Dat zou neerkomen op politieke advisering. Wel wijzen ze erop dat de revolte van de afgehaakten riskant is voor de rechtsstaat. Vooral omdat er sprake is van een giftige cocktail van deprivatie, globaliseringsangst en extreem-rechts denken (xenofobie, complotten enzovoort).

De politiek moet na veertig jaren van marktfetisjisme eindelijk de zorgen van populisme-stemmers wegnemen. Met beleid dat extreme ongelijkheid tussen gezond en ongezond, arm en rijk, stad en platteland echt wegneemt. Deze atlas balanceert tussen objectief weergeven en politiek duiden. Kaartenmakers hebben ons land nauwkeurig getekend, het komt erop aan het te veranderen.

 Josse de Voogd & René Cuperus, Atlas van afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders en gevestigden, 115 p. [Ministerie van BZK], december 2021

*

Speelruimte voor identiteit, van Stijn Sieckelinck en Femke Kaulingfreks

De zoektocht van jongeren naar de vraag wie zij zijn, is wel heel precair geworden in de huidige gepolariseerde maatschappij. Pedagoog Stijn Sieckelinck en antropoloog/filosoof Femke Kaulingfreks beschrijven in Speelruimte voor identiteit de mogelijkheden om jongeren te helpen een veerkrachtige identiteit te vormen.

Het gaat grofweg om 12- tot 24-jarigen die een decennium geleden door de sociologen Spangenberg en Lampert ‘de grenzeloze generatie’ werden genoemd. Die bestond volgens hen uit een grote groep (42 procent) kansrijken voor wie the sky the limit is, en daarnaast is er een grote groep kansarme jongeren die zij kenmerkten als ‘buitenstaanders’. Die gaan niet naar witte scholen, wonen vaak slecht en zijn dus veel op straat. Ze voelen zich tweederangsburgers en zijn de losers van onze veelgeprezen meritocratie.

Louter bestrijding van onveiligheid is doodlopende steeg

Die jongeren worden ‘probleemjongeren’ genoemd, wat volgens de auteurs contraproductief werkt, maar voor projecten wel subsidie oplevert. Veelal subsidies uit veiligheidsbudgetten waarmee politici criminaliteit, religieuze radicalisering en dergelijke willen bestrijden. De auteurs zetten zich daartegen af: zij willen positieve veiligheid door verbinding en door ontkrachting van vijandsbeelden. Ze noemen louter bestrijding van onveiligheid een doodlopende steeg. Dat moet je tegen Rutte zeggen, die na de avondklokrellen op 23 januari 2021 alleen blijk gaf van begrijpelijke ergernis en niet van interesse in achtergrondkennis.

Identiteit slaat volgens auteurs op die kenmerken ‘die mij door anderen op het lijf geschreven zijn’ en deels laten zien bij wie ik hoor, deels ook hoe ik van hen verschil. Jongeren experimenteren met identiteiten zonder dat die worden opgelegd. Het gaat om harmonie tussen wie je je voelt, hoe je je toont en hoe je gezien wordt. Lukt die zoektocht, dan resulteert daaruit een veerkrachtige democratische burger.

Jongerenwerkers kunnen dit proces op methodische wijze ondersteunen. Ze bevestigen mogelijkheden van de jongeren, bieden weerstand tegen ondermijnend gedrag, werken samen aan perspectieven en behartigen hun belangen. En dat alles met grote en soms kwetsbare persoonlijke betrokkenheid van de professional.

Alvast aan de slag met kleine praktijken

In dit boek wordt de werking van deze theorie aangetoond door beschrijving van een zestal projecten in Nederland en Vlaanderen. De inkijkjes zijn het best als ze concrete situaties beschrijven waarin jongeren acteren. Bijvoorbeeld bij de dialogen tussen politie en jongeren in de Haagse wijk Vrederust of bij de inzet van vechtsport in een jongerencentrum in de wijk Aa-landen in Zwolle. Van andere projecten worden meer de methoden beschreven: de manier waarop gesprekken, films, sport, kunst worden ingezet.

Terecht vragen de auteurs zich af of deze projecten niet een druppel op een gloeiende plaat zijn. Daarbij roepen ze Hans Boutellier te hulp, die stelt dat het beter is niet te wachten op een nieuw groot verhaal, maar alvast aan de slag te gaan met kleine, inspirerende praktijken.

Er is nog een wereld aan politieke slagkracht te winnen

De auteurs geven voorts terloops ruiterlijk toe dat het niet is gelukt om praktijken op te sporen waarin jongeren die zich bezighouden met extreemrechts gedachtegoed, kunnen worden ondersteund richting veerkrachtig burgerschap.

Misschien kunnen ze inspiratie opdoen bij Wouter Buikhuisen, die rond 1960 de nozems listig wist te vinden, en daarbij zeer ongebruikelijke technieken hanteerde om een moeilijke doelgroep te kunnen interviewen. Hij observeerde bijvoorbeeld langdurig in cafetaria’s, organiseerde een prijsvraag en zette bioscoopbonnen in. Uiteraard moet je een halve eeuw later eigentijdse nouveautés bedenken.

Gelijkwaardiger kansen creëren

Sieckelinck en Kaulingfreks betogen ten slotte dat de door jongerenwerkers geleverde verbindingskracht kan worden omgezet in invloed, zelfs in macht, om gelijkwaardiger kansen te creëren. Daarvoor geeft het boek weinig bewijs. Ik heb in het boek gezocht naar aanknopingspunten, maar ik kon alleen vinden dat de wethouder in Rotterdam de voorstelling van Theater van de Onderdrukten bijwoonde (niet: wat dat opleverde) en dat een verlichte burgemeester van Mechelen wel heel erg nodig was om de achterliggende vervreemding aan te pakken in plaats van alleen de onveiligheid.

Er is nog een wereld aan politieke slagkracht te winnen vanuit deze werksoort. De pedagogische civil society van Micha de Winter is nog ver weg. Het is bijvoorbeeld nog niet zo lang geleden dat in Amsterdam na zeventig jaar Circus Elleboog werd wegbezuinigd, ooit opgericht om de asfaltjeugd te ‘empoweren’. En de provincie Noord-Holland, die een voorbeeldig jeugdtheaterbeleid voerde, schrapte dat in één keer omdat het geen kerntaak meer was.

Warmbloedig boek

De auteurs scheven een warmbloedig boek en staan op de bres voor een werksoort die van groot belang is met het oog op de toekomstige maatschappij. Want wie de jeugd heeft…

De beide schrijvers staan in een traditie die in ons land begon bij kinderpsycholoog Wilhelmina Bladergroen en werd voortgezet door Micha de Winter. Goed dat zij nu op hun beurt ambassadeurs willen zijn van kinderen en jonge mensen die de ruimte behoren te krijgen zich te ontwikkelen en niet alleen moeten worden gezien als ‘die lastige jeugd van tegenwoordig’.

Stijn Sieckelinck & Femke Kaulingfreks, Speelruimte voor identiteit. Samenwerken aan veerkrachtige identiteitsvorming van jongeren, 194 p.. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2022

 

Jan van Eeden is socioloog en oud-wethouder Sociale Zaken.