Het was wel een grappig nummer, het herfstnummer van Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Daarin meldde zich een stevige verzameling sceptici over de veranderingen die zich in het ‘sociale domein’ onder de regie van gemeentelijke overheden voltrekken. Een ware parade liep te hoop tegen de overschatting van de zelfredzaamheid, de deprofessionalisering van het sociaal werk door de overname van professionele verantwoordelijkheden door vrijwilligers, het terugwerpen van mensen in beknellende familieverbanden, de overwaardering van het huis ten opzichte van het tehuis, de toename van ongelijkheid (tussen gemeenten) van mensen die niet kunnen verhuizen, het ongepaste wantrouwen tegen instituties, en ga zo maar door.
Een aangezette realiteit om problemen aan de kaak te stellen
Ik vond het grappig omdat ik in veel van de redeneringen eenzelfde manier van overtuigen bespeurde als die de optimisten – waar ik mezelf overigens nog steeds toe reken – gebruikten om de transitie van het sociale domein aan te prijzen. Een van de krachtigste argumenten voor een ingrijpende transformatie werd geïllustreerd door het verhaal van het multiprobleemgezin dat met maar liefst 22 (en bij voorkeur meer) hulpverleners te maken had.
Dat zou je een reële karikatuur kunnen noemen. Het komt voor (en er zijn ernstige ongelukken mee gebeurd), maar het is eigenlijk niet de regel. Het is een aangezette realiteit, maar het werkt effectief om een verkokerd systeem, waarin problemen van mensen worden opgeknipt via regelingen, specialismen en financieringsstromen, aan de kaak te stellen.
Er wordt geen recht gedaan aan de realiteit
De sceptici bedienen zich van een vergelijkbare retoriek. Om aan te tonen dat de thuissituatie niet zaligmakend is, beweert sociologiehoogleraar Jan Willem Duyvendak dat hulpverleners in de thuissituatie mensen (dementerende ouderen waarschijnlijk) vaker vastbinden omdat ze er alleen voor staan en geen risico’s zullen nemen. Het zal zeker ergens gebeurd zijn, maar is het schering en inslag?
Nee, natuurlijk. Hetzelfde geldt voor het verhaal dat gemeenten ontslagen professionals vragen om hun werk als vrijwilligers voort te zetten, wat het ultieme bewijs zou moeten zijn voor de algemene trend tot deprofessionalisering. Er zal zeker wel een gemeente zijn die iets heeft ondernomen dat je als zodanig kunt uitleggen, maar is dit de algehele trend? Ik geloof er niks van. Of het verhaal dat ambtenaren in keukengesprekken de dienst uitmaken en privacyregels aan hun laars lappen. Het zal vast en zeker gebeurd zijn, maar wordt daarmee recht gedaan aan de realiteit? Ik weet zeker van niet.
Menselijke eigenschap: anekdotische vorm van overdrijving
Het is een menselijke eigenschap – zeker op het terrein van de opinievorming – om een bewering kracht bij te zetten met een anekdotische vorm van overdrijving, liefst door voorbeelden te gebruiken die tot de verbeelding spreken (22 hulpverleners, vastbinden van mensen, verplicht douchen van de buren). Maar het effect daarvan is dat we van uitwassen een doorsnee realiteit maken, die vervolgens in het debat als algemeenheden blijven circuleren.
Niet in de laatste plaats omdat er in een proces van verandering nu eenmaal altijd groepen zijn die er belang bij hebben om de verhalen die in hun straatje te pas komen door te vertellen. Zo dook het multiprobleemgezin met 22 hulpverleners eindeloos op in gemeentelijke beleidsnota’s over de verandering van het sociale domein en zijn de allesbepalende ambtenaren of de tekortschietende generalisten koren op de molen van de kinder- en jeugdpsychiaters.
Overal is alles anders
Dat schiet dus niet echt op. Temeer daar de decentralisaties eerder tot een diversificering van de werkelijkheid leiden dan tot een veralgemenisering. De werkelijkheid is eigenlijk steeds complexer geworden, waardoor het nagenoeg onmogelijk is om algemene uitspraken te doen over de transitie van het sociale domein. Het is niet alleen per gemeente verschillend, maar ook nog eens qua organisaties, qua teams, qua samenwerkende professionals.
Overal is alles anders. En juist die onduidelijkheid en complexiteit zorgen ervoor dat reële karikaturen snel het statuut krijgen van krachtige argumenten. Hoe ongrijpbaarder de werkelijkheid, hoe overtuigender de karikaturen ervan!
Aanmerkelijk minder grappig
Dat alles maakt de transformatie er niet eenvoudiger op. De optimisten hadden met de decentralisaties en de transformatie van het sociale domein een heel programma voor ogen, twee jaar geleden door Pieter Hilhorst en mij samengevat in de tien beloften van de decentralisaties (zie de bundel Nabij is beter). In steekwoorden: integraal, ontkokerd, antibureaucratisch, ruimte en mandaat voor professionals, reële zeggenschap van burgers, nadruk op preventie, nieuw samenspel tussen formele en informele zorg. Maar de sceptici richten hun pijlen niet op dat programma van beloften en de vraag of deze worden waargemaakt, maar op wat het programma in hun ogen gaat vernietigen: professies, instituties, recht op zorg, gelijkheid, familieverbanden.
Zo ontpopt zich uit de retoriek van reële karikaturen een tegenstelling tussen angstvallige sceptici en behoudzuchtige belangengroepen aan de ene kant en koersvaste gemeentefunctionarissen en idealistische vooruitgangsoptimisten aan de andere kant. Of daarmee de bureaucratie en verkokering echt een slag kan worden toegebracht, valt natuurlijk zeer te betwijfelen.
Ja, en dat is dus aanmerkelijk minder grappig. Een beetje triest zelfs.
Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist.
Dit artikel verscheen als column in het winternummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Zie ook Nabij is beter, de serie waarin Van der Lans en Pieter Hilhorst twee jaar lang de decentralisaties volgden.
Foto: jcbear2 (Flickr Creative Commons)