REPORTAGE Het geheim van Opzoomeren

Opzoomeren is het schoolvoorbeeld van bewoners die samen verantwoordelijkheid nemen, en bepaald geen eendagsvlieg. De Opzoomerstraten bestaan nu al sinds 1994, en groeiden dankzij corona met 350 tot 2200 straten. Jos van der Lans ging er destijds kijken en nu weer. Waarom floreert het initiatief nog altijd?

Ik heb, schat ik, vanaf het begin van mijn carrière in 1981 wel meer dan duizend ontmoetingen gehad met mensen die op enigerlei wijze sociaal actief of betrokken waren - professionals, actieve bewoners, welzijnswerkers, wetenschappers, bestuurders en politici. Ik heb er boeken over geschreven, theorieën over gelanceerd, beschouwingen ten beste gegeven. Maar ik weet ook dat als ik deze plekken en mensen weer opnieuw zou bezoeken in vrijwel alle gevallen de omstandigheden totaal veranderd zouden zijn. Daarom was ik meteen enthousiast toen Opzoomer Mee mij uitnodigde om een dagje op bezoek te komen en mijn waarnemingen met hen te delen.

Een paar jaar  na de start in 1994 was ik al eens op bezoek geweest in enkele Opzoomerstraten. Het is in het welzijnshandboek een schoolvoorbeeld van samen verantwoordelijkheid nemen volgens de formule: kleine gebaren, blijvende gevolgen.

Vergelijkbare mooie initiatieven trof ik aan in andere plaatsen. Alleen… daar bestaan ze niet meer of ze zijn opgeslokt door een steeds veranderende welzijnsorganisatie. Hoe kan het dat Opzoomer Mee aan die dans is ontsprongen?

Typisch Rotterdams

Op het kantoor van Opzoomer Mee aan de Schiedamsedijk sprak ik met medewerkers van Opzoomer Mee. Bij speeltuin Confetti in de Pupillenbuurt ontmoette ik - zoals dat bij Opzoomer Mee heet - de gangmakers Frieda Vogel, Manon Meulemans en Noreen Mir en in het Rottekwartier Wil van Vugt. Vrijwel allemaal al jarenlang spinnen in het web van het Opzoomeren. Hoe houden ze dat vol?

Frieda haalt haar schouders op, alsof het een rare vraag is: ‘Nou gewoon, je moet open zijn en direct. Altijd op vragen ingaan. En het moet vooral ook gezellig zijn.’ Wil vertelt over hoe de ene activiteit vanzelf de andere uitlokt. Alles vanuit de nuchterheid die in de rest van het land als typisch Rotterdams te boek staat. Niet lullen, maar poetsen. Geen woorden maar daden.

Daar komt echter nog wat bij. Lol. De drie Confetti-dames hebben zichtbaar plezier in hun bezigheden. Ze stangen elkaar regelmatig en lachen onderling heel wat af. Ook Wil van Vugt beschikt over een aanstekelijke lach, die ze graag tevoorschijn tovert. Het is een hartelijk soort humor. Niet dat ze zich nergens druk over maken, integendeel. Frieda kan zich erg opwinden over de mensen in een opvangvoorziening, die regelmatig ontsporen als er ’s avonds geen begeleiding is, en Wil maakt zich druk om een Marokkaans gezin dat uit de bocht dreigt te vliegen. Maar ze doen dat alles met een soort vrijmoedigheid waarvan plezier de zuurstof vormt.

‘Zo denken wij niet’

Dat maakt ze ook niet echt gevoelig voor kwesties die in de media en publieke opinie opspelen. Wat merken jullie van tegenstellingen tussen groepen en van racisme, vraag ik. Ze kijken me wat vermoeid aan. ‘Er leven hier tig soorten mensen’, vertelt Manon, ‘dat is nu eenmaal zo.’ Frieda moet lachen: ‘Kijk eens om je heen, wie moet wie hier nou discrimineren?’. Zij heeft zo haar eigen aanpak. Ze gaat bij Marokkaanse vrouwen zo vaak langs met het verzoek om mee te doen, dat die op een bepaald moment denken, nou ja laten we maar mee doen, zijn we van haar af. En eenmaal in beweging gekomen, doen ze gewoon mee want het werkt aanstekelijk. Wil is een soort ombudsvrouw voor Marokkaanse gezinnen in de buurt.  ‘Zo denken wij niet’, is hun antwoord op mijn vraag over spanningen en tegenstellingen.

Feyenoord van het sociaal domein

Goed, dat is allemaal best Rotterdams. Het is een soort doenerigheid, die niet overal in het land voorkomt en die helpt om Opzoomeren langdurig te laten voortbestaan. Opzoomeren heeft zich – duidelijk gevolg van de coronacrisis – dit jaar met 350 straten uitgebreid tot in totaal 2200 straten. Het spreekt en steekt kennelijk aan. Dat is vanaf het begin een heel sterk punt geweest. Er is een nuchtere, kleurige stijl ontwikkeld, met aansprekende vrolijke figuren, die niet voortdurend door nieuwe communicatiemodes wordt aangepast. Dat maakt van Opzoomer Mee in Rotterdam een bekend merk, het is bij de stad gaan horen, het is het Feyenoord van het sociaal domein.

Directeur Johan Janssens, die in de jaren tachtig als opbouwwerker het belang van effectieve campagnes had leren kennen, voelt dat haarfijn aan. Hij geeft al meer dan een kwart eeuw leiding aan het campagnebureau Opzoomer Mee. Dat is natuurlijk een belangrijke verklaring voor de continuïteit en eenduidigheid in de campagnes.

Overigens is niet alleen Johan een blijvertje. Ook de meeste andere betaalde medewerkers hebben inmiddels een lange staat van dienst. Met elkaar vormen ze een kleine organisatie die heel erg gericht is op contacten met mensen in de straten van Rotterdam en die wars is van vergaderen. Kortom, ook de professionele cultuur is een doe-cultuur, gericht op mensen in de stad. Dat is kennelijk zo’n prettige werkomgeving dat mensen daar lang aan verbonden blijven.

Opzoomer Mee heeft al die jaren een eigen koers uitgezet op basis van haar eigen uitgangspunten: Rotterdammers op het microniveau van de straat met elkaar verbinden en voor elkaar van betekenis laten zijn. Daarvoor werden steeds nieuwe initiatieven bedacht, zoals vanaf 2013 de Lief & Leed-campagnes. Dat werd niet, of hooguit heel indirect, ingefluisterd door gemeentelijk beleid. Zo is ze dus al die jaren zichzelf gebleven.

Burgemeesters op straatniveau

Het was ook niet zo dat Opzoomer Mee niks met het stadhuis van doen wilde hebben. Integendeel, daar huisde al die jaren misschien wel telkens wel de grootste fan van het Opzoomeren: de burgemeester. Voor Bram Peper was het Opzoomeren het kroonjuweel van sociale vernieuwing. Zijn opvolger, Ivo Opstelten, was zo mogelijk een nog grotere fan. Hij liet geen manifestatie aan zich voorbij gaan en was met een grote Opzoomerhoed op een dankbaar doelwit voor fotografen. Ahmed Aboutaleb, hoewel nog niet met een hoed op betrapt, heeft het stokje energiek overgenomen. Hij koestert het netwerk van actieve Rotterdammers die zich inzetten voor hun straten. Voor hem is dat het sociale kapitaal van de stad. Opzoomer Mee is dus niet een speeltje van één specifieke politieke partij, maar een oogappel van de gezagsdrager die boven de partijen staat. Dat draagt natuurlijk sterk bij aan een soort politieke onschendbaarheid.

Waarom zijn die burgemeesters zo gecharmeerd? Ik denk omdat zij in de Opzoomergangmakers van de straten misschien wel iets van hun eigen functie herkennen. Want kijk naar wat Frieda, Manon, Noreen en Wil nu feitelijk doen. Kijk naar wat ze betekenen. Ze letten op de samenleving, ook als de instanties er even niet zijn. Welbeschouwd zijn ze ook een soort burgemeesters, maar dan op straatniveau. Ze motiveren buren om een beetje op elkaar te letten, ze hebben een luisterend oor, brengen mensen met elkaar in contact, vrolijken de boel op, geven aandacht, zorgen dat de straat op orde blijft.  En ze bellen de politie (de wijkagent) als dat nodig is. Ze zullen zich geen burgemeester noemen, natuurlijk niet - ben je gek, joh. Maar ze hebben onmiskenbaar een soort buurtreputatie, een betekenisvolle identiteit die steeds sterker wordt.

Uitgekiende balans bottom-up-en-top-down

Dat raakt natuurlijk aan het geheim van het Opzoomeren. Het is van de Rotterdammers. De organisatie biedt een kader, komt met campagnemiddelen over de brug, helpt waar mogelijk, maar de hoofdrol is weggelegd voor de mensen die de handschoen oppakken. Die uitgekiende balans tussen wat in het jargon wel bottom-up en top-down heet, tussen de kracht van bewoners en de professionele inbreng vanuit het kantoor van Opzoomer Mee is uniek en in al die jaren zorgvuldig geijkt. Daarmee heeft Opzoomer Mee een evenwicht bereikt dat in nogal wat welzijnsachtige organisaties in het land door gemeentelijke orders en aanbestedingsprocedures de andere kant op slaat.

Het mooie van dat evenwicht is dat het ruimte maakt voor vertrouwen. Ik was aangenaam verrast toen Frieda vertelde dat ze in levenden lijve vanuit Speeltuin Confetti voor straten uit haar buurt het uitbetaalpunt vormt voor de Opzoomeraars. Straten die iets willen organiseren ontvangen, kort na goedkeuring van hun aanvraag, een kennisgeving van Opzoomer Mee. Die kunnen ze direct verzilveren bij een uitbetaalpunt zoals Frieda. Geen ingewikkelde formulieren. Kom daar maar eens om elders in het land.

Wat Opzoomer Mee bewijst is dat er welzijnswerk (of misschien moeten we het toch weer gewoon opbouwwerk of nog ouderwetser: samenlevingsopbouw noemen) mogelijk is dat wegblijft van de bureaucratie, de grilligheden van de ambtenarij en de politiek, dat niet van rechts (Leefbaar Rotterdam) en niet van links is (zoals het Rotterdamse opbouwwerk ooit een PvdA-speeltje was), maar dat een voertuig van en voor Rotterdammers is.

Kan het elders ook?

Waarom zou dat niet in andere steden ook kunnen? Natuurlijk is het niet toevallig dat dit in Rotterdam gelukt is, maar het zou te ver gaan om Rotterdammers het alleenrecht te geven op dit type organisatie. Welbeschouwd zijn er overal gangmakers die je kunt mobiliseren.

De vraag is alleen of er ook gemeentes zijn die het geduld kunnen opbrengen om zoiets over een lange tijd tot wasdom te laren komen, of er met Peper, Opstelten en Aboutaleb genoeg burgemeesters zijn die er als ambassadeur voor willen optreden en of het ambtelijk apparaat het lef kan tonen om er met de vingers van af te blijven.

Ik vrees dat die omstandigheden in de meeste stadhuizen van het land er sinds begin jaren negentig niet gemakkelijker op zijn geworden. En ja, dan wordt het organiseren van zoiets voor de hand liggends, zoiets ogenschijnlijk eenvoudigs, toch het moeilijkste wat er is. Alleen daarom al moeten we Opzoomer Mee blijven koesteren.

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist.

 

Foto's copyright: Jan van der Ploeg