Sleutel voor vrijheid en integratie ligt in het algemeen belang

De sleutel voor vrijheid en integratie ligt in het algemeen belang, maar hoe definieer je die in een superdiverse samenleving? Een rationele benadering rustend op acceptatie, participatie en recht op eigen identiteit biedt oplossing, maar ook dan blijft er genoeg gespreksstof over.

Boerka’s, jihadgangers en zwarte piet geven steevast aanleiding tot emotionele debatten over vrijheid, en de begrenzing ervan. Voor een groot deel is dit terug te voeren tot het feit dat vrijheid een ‘projectiewoord’ is: iedereen kan er zijn eigen inhoud aan geven en uit naam ervan de strijd met de ander aangaan. De Schotse politicoloog en filosoof Walter Bryce Gallie merkte terecht op dat vrijheid alle kenmerken heeft van een ‘essentially contested concept’, ofwel een concept waarover je het inhoudelijk niet snel eens zult worden (Gallie 1956).

Sleutel voor vrijheid ligt in algemeen belang

Over vrijheid - en de grenzen ervan - moét desondanks gesproken worden, wil zij als maatschappelijk richtinggevende waarde werken. Dat lukt over het algemeen overigens vrij aardig. Maar vooral rond integratie en vrijheid stokt het gesprek. En mede daardoor is de vanzelfsprekendheid van een aantal westerse uitgangspunten van vrijheid onder druk komen te staan. Over homoseksualiteit bijvoorbeeld is opnieuw strijd ontstaan. Of neem de boerka die vanuit westers perspectief verschijnt als een gevangenis, maar door de betrokken vrouw als een bevrijding kan worden ervaren. Zeer emotionerende vragen waarop geen absolute antwoorden te formuleren zijn. Toch moet er – vanuit het algemeen belang − een positie over ingenomen worden.

De sleutel voor vrijheid zou moeten liggen in het algemeen belang. Maar hoe die vast te stellen binnen de context van een extreem gedifferentieerde samenleving zoals de onze waar in de grote steden in sommige buurten tweehonderd of meer nationaliteiten samenwonen en waar er een constante instroom is van vluchtelingen en arbeidsmigranten?

De regering gaat er in de Integratienota (2011) vanzelfsprekend van uit dat we iets moeten delen, goedschiks dan wel kwaadschiks. In weerwil van de hoop op een gedeeld belang domineert in het maatschappelijk debat echter veeleer de emotie van het verschil, in opvattingen, gevoelens van vervreemding, botsende waardesystemen en tegenstrijdige belangen tussen groepen burgers. Als mensen of groepen weinig beperkingen ondervinden en geen last hebben van onderdrukkende hiërarchische verbanden, vormen deze verschillen geen probleem. Dat is wel het geval wanneer groepen systematisch worden uitgesloten van middelen, bronnen en kansen. Uitsluiting kan het gevolg zijn van polarisatie, discriminatie, armoede en ontoegankelijkheid van publieke dienstverleners of diensten. Maar er kan ook sprake zijn van zelfuitsluiting en het zich afkeren van de samenleving, eventueel vertaald in actief verzet of geweld tegen uitgangspunten van de sociale rechtsstaat en de rechtsorde.

Gezien de fluïditeit van moderne samenleving en de noodzaak tot constante aanpassing lijkt het adequaat om het algemeen belang te definiëren in termen van continuïteit: het constant bijstellen, afstemmen en vernieuwing om de samenleving voort te kunnen zetten. De noodzaak van dynamische continuïteit in de samenleving levert een richtpunt op voor vrijheid en de mogelijke begrenzing daarvan. Het gaat dan enerzijds om het bestrijden van ondermijnende ontwikkelingen, anderzijds om het bevorderen van kansen en mogelijkheden.

Integratie levert tegenstrijdige resultaten op

Integratie is empirisch gesproken een ambivalente aangelegenheid. Aan de ene kant zijn er onmiskenbaar successen te melden in de sfeer van opleiding, werk en inkomen van migranten (enquêtecommissie Blok, 2003). Tegelijk dient geconstateerd te worden dat de doorstroming van zogenoemde nieuwe Nederlanders in het onderwijs en naar werk om tal van redenen en vooral in crisistijd achterblijft bij autochtonen van oudsher. In sociaal-culturele zin is de situatie al even ambivalent. Problemen rond terreur, criminaliteit, overlast en levensstijl vormen een permanente bron van angst en ongenoegen. Daarnaast is er een verscherping in toon en inzet van de discussie over de islam, etnische verschillen en de Nederlandse identiteit. Wat de zaken verder compliceert is, dat het in het complexe Nederland zonder richting volstrekt onduidelijk is waarin migranten precies zouden moeten integreren.

In plaats van te spreken van een integratiebeleid is het zinvoller om een onderscheid te maken tussen verschillende vormen van ‘invoeging’ die alle vertrekken vanuit de notie van het algemeen belang. Daarbij zou de democratische rechtsstaat uitgangspunt moeten zijn, dat wil zeggen de verzekering van de existentiële veiligheid binnen de grenzen van de wet. Dat is de eerste laag van integratie. De prijs voor bescherming door de rechtsstaat is het zich voegen naar de uitgangspunten ervan ofwel acceptatie. Participatie kan worden verwacht op de tweede laag, het terrein van onderwijs, werk en inkomen. De Nederlandse staat zal alles op alles moeten zetten om zijn burgers de kansen te geven deel te nemen aan de economische continuïteit. Dit betekent een beleid inzake de toegankelijkheid van het onderwijs en de arbeidsmarkt en actieve bestrijding van discriminatie.

Omgekeerd mag van mensen gevraagd worden dat zij ook hun best doen om mee te doen. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij de Nederlandse taal leren spreken (tenzij de arbeidssituatie daar niet om vraagt, zoals bij expats) en zich qua uiterlijk niet buiten de gangbare communicatie plaatsen. Een strafrechtelijk boerkaverbod op straat valt moeilijk te beargumenteren, maar vanuit een oogpunt van participatie op de arbeidsmarkt lijken maatregelen op het terrein van de sociale zekerheid gerechtvaardigd. Het dragen van gezichtssluiers kan worden begrepen als het demonstratief afwijzen van de bereidheid om economisch mee te doen.

Ten slotte is er het recht op eigen cultuur en identiteit. In het huidige culturele klimaat wordt te gemakkelijk voorbijgegaan aan het psychologische belang van ‘het eigen’. We hebben aldus de Amerikaanse politicoloog en filosoof Michael Walzer te maken met ‘gepassioneerde identiteiten’, die een rol spelen in de politieke en maatschappelijke arena’s (Walzer, 2004). Het is van belang deze identiteiten te onderkennen, zonder de gevaarlijke vormen ervan te hoeven tolereren. Een pluriforme samenleving heeft oog voor eigen tradities, gebruiken en omgangsvormen. Deze zijn te respecteren indien zij niet strijdig zijn aan de eisen van de rechtsstaat en sociaaleconomische participatie in onderwijs en arbeid niet in de weg staan. De eigen identiteit is vrij, onder de conditie van deelname aan de dynamische continuïteit van de samenleving.

Onderlinge morele aanspraak

In het integratiedebat lopen tal van motieven, emoties en belangen door elkaar. Op zichzelf lijkt er geen reden om terug te schrikken voor een stevig debat over de wijze waarop we ons tot elkaar willen verhouden. Maar hoever gaat de vrijheid die de democratische rechtsstaat mogelijk maakt, en waarop kunnen we elkaar – van welke kleur of welk geloof dan ook – aanspreken? De driedeling in de vrijheid van mensen en organisaties – acceptatie, participatie, en recht op eigen cultuur en identiteit - maakt het mogelijk om het integratievraagstuk op een rationele manier te benaderen. Er blijft dan overigens nog genoeg te bediscussiëren over. We kunnen er namelijk niet klakkeloos van uitgaan dat we elkaar vinden op wat we delen – daar kunnen we hooguit naar streven.

Concluderend: we zullen het in onze moderne, superdiverse samenleving voornamelijk moeten doen met de onderlinge morele aanspraak vanuit het algemeen belang, zonder de waarheid in pacht te hebben.

Hans Boutellier is wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut. Dit artikel is een ingekorte versie van zijn essay in ´Omstreden Vrijheid. Waartoe een vrije samenleving verplicht´, een recent verschenen uitgave van uitgeverij Van Gennep en de Wiardi Beckman Stichting. Dit boek is te bestellen voor € 22.50 (excl. Verzendkosten) door een mail te sturen naar info@wbs.nl