Vrouwelijke migranten worden vaak beschouwd als onderdrukt. Die visie werkt door in emancipatie- en empowerment-projecten, wat het succes van die projecten niet ten goede komt, stelt Halleh Ghorashi vast. Het is beter, anders dan het regeerakkoord doet, meer oog te hebben voor de mogelijkheden van migrantenvrouwen.

Vrouwelijke migranten uit islamitische landen zijn de laatste jaren het middelpunt geworden van de Nederlandse discussie over integratie en emancipatie. Daarbij wordt voortdurend uitgegaan van een culturalistische benadering: verondersteld wordt dat migrantenvrouwen vanwege hun cultuur in een geïsoleerde en marginale positie verkeren en dat zij hulp nodig hebben om daaruit te komen. Ze worden beschouwd als onderdrukt door hun cultuur en door hun echtgenoten in het bijzonder.

Tijdelijkheid
Dat heeft een historische achtergrond. Van oudsher worden migranten in Nederland als tijdelijke gastarbeiders gezien. En ook al is dit idee sinds de jaren tachtig losgelaten, de hardnekkige gedachte van tijdelijkheid blijft nog steeds doorwerken in de mindset rondom migratie: migranten horen niet echt in Nederland thuis, en hun loyaliteit zou bij hun land van herkomst liggen. Ook al hebben ze hun leven in Nederland opgebouwd en zijn ze hier geboren. Dit statische beeld van de migrant, en van de vrouwelijke migrant in het bijzonder, impliceert ook een waardeoordeel: vrouwen worden in die culturen onderdrukt en daarom zijn er emancipatieprojecten nodig, zo is de redenering.

De verharding vanaf 2000 in het spreken over integratie en immigratie heeft geleid tot een extreme verandering van de houding jegens migranten. Er is een stevige aanpak van de grond gekomen met verstrekkende verplichtingen op het vlak van integratie, zoals ook het regeerakkoord van VVD en CDA laat zien. Er klinken verwijten richting cultuur en religie omdat deze zouden leiden tot geweld en tot isolatie van vrouwen uit islamitische landen.

Tekortkomingen
Vanuit deze statische visie en de veranderde toon van spreken worden migrantenvrouwen gereduceerd tot een groep met bepaalde sociale en culturele tekortkomingen. Dit heeft in de praktijk de afgelopen jaren geleid tot diverse projecten om migrantenvrouwen te empoweren opdat ze actief deel kunnen nemen aan de maatschappij. Deze projecten beginnen vaak met het idee om vanuit de behoefte van de vrouwen zelf aan het werk te gaan, maar worden bemoeilijkt omdat de negatieve benadering van het dominante denken doorwerkt in het handelen van de medewerkers van deze projecten. De intenties en plannen zijn vaak goed, maar in de loop van het proces worden migrantenvrouwen of migrantenorganisaties niet als gelijkwaardige partners gezien. Zo werden bij een project dat wij onderzochten de betrokken migrantenorganisaties niet deugdelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de cursus. Er werd de organisaties alleen gevraagd om de gewenste hoeveelheid vrouwen aan te leveren.

Dit resulteerde, begrijpelijkerwijs, in een lage opkomst. Daarnaast was de opzet gericht op het vergroten van de betrokkenheid van de vrouwen bij de buurt, terwijl de vrouwen in kwestie juist ondersteuning wilden bij het vinden van werk. Deze mismatch tussen de verwachtingen van de vrouwen en de doelstelling van het project had te maken met het gebrek aan ruimte om goed naar de verhalen van de cursisten te luisteren. De mismatch kon enigszins goedgemaakt worden omdat dit bewuste project onderzoekers toeliet, zodat de verhalen van de vrouwen gehoord konden worden. Veel van de interviews met de cursisten maken duidelijk dat een nadruk op emancipatie, in combinatie met een gebrek aan nodige diepgang en visie, een averechts effect teweeg brengen, en tot vermoeidheid bij de cursisten leiden.

Kwaliteiten
Uit diverse onderzoeken binnen mijn leerstoel blijkt dat er door het benadrukken van de culturalistische neiging en het anders-zijn geen ruimte bestaat voor de kwaliteiten en de prestaties van vrouwen met een migratie- of vluchtelingenachtergrond. Het negatieve beeld over met name vrouwen uit islamitische landen veroorzaakt een blinde vlek voor hun mogelijke kwaliteiten. De nadruk is stelselmatig gericht op hun gebreken in plaats van op hun vermogen tot het leveren van een maatschappelijke bijdrage. De veronderstelling daarbij is dat zij zelf het voornaamste probleem vormen, zonder dat er oog is voor de bredere problematiek van uitsluiting.

 Dit was ook merkbaar bij een onderzoek, onder hoger opgeleide vrouwelijke vluchtelingen. Deze vrouwen zagen zich eveneens geconfronteerd met de overheersende vooroordelen. Ze zouden weinig competenties hebben, niet geëmancipeerd zijn en te oud om een baan te kunnen vinden. Terwijl ze nota bene in staat bleken hun leven in een nieuw land op te bouwen en daarbij ook nog eens een universitaire graad te behalen.

Regeerakkoord
Het creëren van een beeld van islamitische vrouwen die voornamelijk onderdrukt of geïsoleerd worden is vrij stigmatiserend. Het verscherpt de scheiding tussen ons en hen. Het Nederlandse beleid van de afgelopen decennia heeft onbedoeld geleid tot marginalisering, en tot het bestempelen van migrantenvrouwen als probleemgevallen. Ze worden niet als individuen gezien die afhankelijk van hun mogelijkheden er alles aan willen doen om hun bewegingsruimte te vergroten. Wat duidelijk uit onze onderzoeken naar voren komt is dat de huidige context van Nederland, en dan vooral de negatieve stigma’s, eerder een beperkende factor vormt in hun strijd voor meer ruimte voor ontwikkeling.

Het wordt daarom tijd voor een beleid dat de diversiteit erkent. In een dergelijke benadering zou meer ruimte moeten zijn voor de verhalen en visies van vrouwen, in plaats van dat emancipatorische modellen worden opgelegd. Daarvoor is ruimte nodig voor een brede benadering van talent en kwaliteit, die ‘diversiteit-inclusief’ is, in plaats van de huidige fixatie op cultuur en achterstand. Dat vraagt om het inbouwen van genoeg reflectiemomenten om zodoende de gevolgen van het dominante culturalistische discours beperkt te kunnen houden. Ons onderzoek laat zien dat reflectie (door bijvoorbeeld het project via onderzoek te blijven monitoren) helpt de medewerkers van de projecten bewust te laten worden van de subtiele bias waarmee de doelgroep benaderd wordt. Door deze bias consequent zichtbaar te houden wordt het mogelijk om vrouwen vanuit hun kracht en kansen te benaderen, en oog te krijgen voor hun problemen en achterstand.

Diversiteitsbeleid
Ruimte voor reflectie is noodzakelijker dan ooit, gezien het huidige regeerakkoord, dat uitgaat van een duidelijk ouderwets beeld van diversiteitsbeleid. Zo wordt een diversiteits- en voorkeursbeleid als onnodig beschouwd omdat het bij selectie alleen om kwaliteit zou moeten gaan. Dit is een simplistisch standpunt dat indruist tegen de conclusies van de meeste relevante internationale onderzoeken. Deze diversiteits-blinde benadering stelt kwaliteit namelijk ten onrechte als een neutrale term voor. Veel studies laten juist zien hoe een kwaliteitsoordeel door een zichtbare of minder zichtbare bias wordt gevormd. Het belangrijkste bewijs van de doorwerking van zulke vooroordelen is de huidige homogene samenstelling van de meeste organisaties en bedrijven. Deze bias wordt constant gevoed door het dominante denken in de samenleving en kan alleen zichtbaar worden door constante en consistente reflectieprocessen.

 De overheid heeft als taak er voor te zorgen dat individuen - ongeacht hun culturele achtergrond - voldoende kansen en erkenning voor hun inzet krijgen. Dat vraagt om een diversiteitsbeleid, waarbij individuen de nodige erkenning krijgen voor wat ze doen, en voor wie ze zijn. Een overheid zonder een diversiteitsensitieve mindset kan deze nieuwe uitdaging niet aan. Zij versterkt juist het huidige wij/zij denken, dat de samenleving verscheurt.

 Halleh Ghorashi is bijzonder hoogleraar Management van Diversiteit en Integratie bij de afdeling Cultuur, Organisatie en Management aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Foto: Bas Bogers (http://straatfotografie.com)