Evaluatie huisverboden stemt tevreden

In de korte tijd dat de Wet tijdelijk huisverbod bestaat, is deze redelijk succesvol. Dat blijkt uit een evaluatie van vijftig huisverboden in Zuid-Holland Zuid. Vier van de tien daders erkennen dat er hulp nodig was. De evaluatie biedt aanknopingspunten om huiselijk geweld te voorkomen.   

Sinds januari 2009 bestaat de Wet tijdelijk huisverbod, die het mogelijk maakt degene van wie geweldsdreiging uitgaat per direct de toegang tot de woning te ontzeggen. Het kabinet hoopt hiermee het geweld in huiselijke kring terug te dringen. De adempauze van een huisverbod kan gebruikt worden om preventieve maatregelen te nemen , zoals bijvoorbeeld het starten van hulpverlening aan zowel daders als slachtoffers. Het is niet zo dat het huisverbod lichtvaardig kan worden opgelegd. De oplegging is aan strikte regels gebonden. Overigens kan de uithuisgeplaatste altijd via een kort geding bezwaar aantekenen tegen het besluit.

Probleem
Het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) evalueerde onlangs de eerste vijftig huisverboden in Zuid Holland Zuid (deze regio bestaat uit de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden). Bijzonder aan het tijdelijk huisverbod is dat het kan worden opgelegd zonder dat er een strafrechtelijk feit aan ten grondslag ligt. Het opleggen van een huisverbod leidt voor de betrokkenen meteen tot het volgende probleem: waar gaat de vermoedelijke dader, de ‘uithuisgeplaatste’, dan heen als hem een huisverbod is opgelegd? Het bieden van onderdak aan hem (meestal een man) is niet wettelijk geregeld, en veel mannen hebben moeite om dat te vinden.

Een ruime meerderheid lukte het volgens ons onderzoek niet om één vast adres te vinden voor de duur van het huisverbod. Het kwam voor dat de dader de nacht doorbracht in een hotel, maar ook slapen in een auto of zelfs in de open lucht kwam voor. Een groot nadeel hiervan is dat de uithuisgeplaatste bezig is met overleven en het vinden van onderdak en niet met het huiselijk geweld. Zo vertelt een man van 27, die vijf jaar een relatie met zijn partner heeft: ‘Omdat wij financieel slecht zaten op dat moment en ik totaal geen ander verblijfadres had, moest ik dus eerst naar een dure jeugdherberg en daarna naar een hotel, waardoor ik later hierover weer ruzie kreeg met mijn partner.’

 Onderdak
Volgens de professionals is daarom hulp bieden bij het vinden van onderdak een voorwaarde voor het succes van een huisverbod. En juist die opvang schiet tekort. Voor de opvang en ondersteuning aan de uithuisgeplaatsten geeft maar een derde van de professionals een goed of voldoende. Een derde zegt dat de opvang en ondersteuning niet voldoende is, maar ook niet onvoldoende en een derde geeft aan dat deze onvoldoende of slecht is. Bij de uithuisgeplaatsten laat de snelheid van de ondersteuning te wensen over. Dit komt mede doordat de uithuisgeplaatste bezig is met het zoeken naar onderdak en dit niet doorgeeft als hij al een adres gevonden heeft. De hulpverlening aan beide partners gezamenlijk komt mede hierdoor ook niet snel op gang.  En dat is jammer.

 Beter is het gesteld met de opvang en ondersteuning aan de achterblijvers. Geen van de professionals geeft daarvoor een onvoldoende. Naar hun mening is er na het huisverbod ruimte voor bezinning die vaak gebruikt wordt om een keuze te maken over het al dan niet voorzetten van de relatie. Een snelle inzet van de hulpverlening helpt hierbij. Hoe snel gaat dat in de praktijk? Bij de achterblijvers vindt driekwart van de eerste gesprekken uiterlijk na één dag plaats, 17 procent moet twee of drie dagen wachten en 8 procent heeft het eerste gesprek na vier tot tien dagen.

 Blauwe plekken
Hoe kijken de achterblijvers en uithuisgeplaatsten nu zelf tegen het huisverbod aan? Een hulpofficier van justitie schrijft: ‘Het slachtoffer geeft aan dat ze regelmatig wordt geslagen. Heeft over haar hele lichaam blauwe plekken. Zegt toch van haar man te houden. (…) De dader zegt het huisverbod een oplossing te vinden. Hij verzoekt dringend om hulp!’ Misschien tegen de verwachting in vonden vier van de tien uithuisgeplaatsten het huisverbod een goede oplossing op het moment dat het werd opgelegd. Nog eens twee op de tien vonden het huisverbod achteraf beschouwd een goed idee. Een uithuisgeplaatste zegt achteraf: ‘Het was op dat moment nodig. Ben over de rooie gegaan.’

 De uithuisgeplaatsten lopen tijdens het huisverbod tegen een aantal praktische problemen aan. Dat geldt niet alleen voor het vinden van onderdak, maar ook voor de financiën, sociale contacten en gezamenlijke bezittingen, zoals de auto. Veel van deze problemen waren er al, maar worden versterkt op het moment dat iemand uit huis wordt geplaatst. Opvallend is dat zes op de tien daders en zeven op de tien slachtoffers al vóór het huisverbod contact heeft met een hulpverlener over één of meer problemen. Achteraf blijkt dat er in deze periode ook al sprake was van geweld.  Blijkbaar krijgen de hulpverleners daar geen vat op en lukt het niet om in gesprek te komen met daders en slachtoffers.

 Acceptatiegraad
Dat de hulpverlening na een huisverbod wel op gang komt (ondanks de traagheid daarvan aan de uithuisgeplaatsten) kunnen we vermoedelijk toeschrijven aan het dwingende karakter van de hulp en de grotere acceptatiegraad van de betrokkenen doordat er op het moment van crisis hulp wordt geboden. Het zou heel goed kunnen dat bij de acceptatie van de hulpverlening tijdens het huisverbod ook meespeelt dat het verborgene (het geweld) op dat moment al een feit is en niet meer ontkend kan worden. Omdat de hulpverlening blijkbaar al een groot deel van deze doelgroep kent, kan het de moeite waard zijn de gezinsleden al eerder - met bijvoorbeeld confronterende gesprekken - het geweld bespreekbaar te laten maken. Wellicht kan dit een huisverbod in een later stadium voorkomen.

 Gezamenlijke hulpverlening waarin beide partners anders leren omgaan met emoties en machteloosheid zou kunnen leiden tot minder scheidingen en meer gezonde relaties. Bovendien kan dat ook voorkomen dat de man, als er toch een scheiding komt, in een nieuwe elatie opnieuw gaat mishandelen en de vrouw zich niet opnieuw laat mishandelen.

 Annelies de Jong is onderzoeker bij het Onderzoekcentrum Drechtsteden.