Wees extra alert op kindermishandeling in besloten gemeenschappen

Een op de vier Nederlanders wordt als kind verwaarloosd of mishandeld. Historica Jorien Meerdink laat aan de hand van haar eigen ervaringen in een welvarende Delftse nieuwbouwwijk zien dat het probleem niet van vandaag of gisteren is. Ze pleit voor open gesprekken op school en extra aandacht voor kinderen in besloten gemeenschappen.

We groeiden op in een van de eerste naoorlogse doorzonwijken, gebouwd voor ingenieurs van de TH Delft in de traditie van de Delftse school, gekenmerkt door vooruitgangsgeloof en transparantie. We waren van het ‘professorenwijkje’, de goudkust van het christelijke tuindersdorp, en integreerden nooit. De buurt met vijf blokken van elk vijf huizen, slechts door stoepen en tuinen gescheiden, was hecht, besloten, veilig. Met zo’n vijfentwintig leeftijdgenoten vormden we ons eigen minimaatschappijtje: ‘Erg Jip en Janneke’.

Een net even andere reünie

Tijdens een reünie, tien jaar geleden, passeerden onze carrières terloops de revue: hoogbegaafd gestart, mislukt op de middelbare school, gebroken vervolgopleidingen, onderaan de ladder op de arbeidsmarkt begonnen, daarbuiten of zelfstandig; conflicten met bazen, frequente wisselingen, een enkeling op latere leeftijd afgestudeerd, aan het promoveren. Bij niemand kreeg de carrière die op grond van onze achtergrond verwacht kon worden.

Maar dat was nauwelijks een gespreksonderwerp; het ging vooral over onze ouders: ‘Wie had er nou geen autistische vader? En wie had eigenlijk een lieve moeder?’ Het bleef even stil en of het kwam door de recente nachtmerries die me na een auto-ongeluk, werkloosheid en echtscheiding uit de slaap hielden of door de vertrouwde gezichten om me heen; opeens hoorde ik mezelf zeggen dat ik mishandeld en misbruikt ben door zowel mijn vader als mijn moeder. ‘Waarom heeft niemand me eigenlijk geholpen?’

Niet dat ik dit ooit eerder zo verwoord had, ook niet in de beslotenheid van mijn eigen gedachten. Ik had een moeilijke vader en een nog moeilijker moeder, was een moeilijk kind, als tiener weggelopen van huis en had een eigen leven opgebouwd met alles wat het thuis niet was: rustig, voorspelbaar, harmonieus.

Het geheim achter de voordeur

‘Me too’, klonk het links en rechts van mij in alle toonaarden, al was dat toen nog geen mode. ‘Of kwam vernederen als opvoedmethode alleen bij mij voor?’ vroeg mijn overbuurjongen die ik voor zondagskind versleet. Drift, slaag, kleineren, negeren, sadisme, venijn en pesten gingen in staccato de kring rond, zonder verdere details.

‘We kunnen er wel een boek over schrijven,’ verzuchtte iemand en die opdracht kwam bij mij terecht, van oorsprong oral historian en onderzoeker, gespecialiseerd in het interviewen van kinderen in jeugdzorg. Luisteren naar kinderen en hen een stem geven in projecten van stichting WESP die ik dertig jaar geleden oprichtte, is de leidraad in mijn leven (www.wespweb.nl). Maar pas bij de presentatie van dat boek zag ik het verband met mijn eigen jeugd, die getekend is door het horen, zien en toch zwijgen van de omstanders in mijn buurt.

De afgelopen tien jaar heb ik vijftig buurtgenoten en betrokkenen geïnterviewd over onze gezamenlijke jeugd en in het kielzog die van onze ouders; ontdekte lang verborgen geheimen achter ieders voordeur en tot mijn schrik ook achter de mijne, vond vele antwoorden op mijn vraag waarom niemand geholpen had en schreef: ‘De Omstanders. Autobiografie van een buurt’.

Kindermishandeling en ontkenning ervan gaan samen

Waarom was het woord ‘kindermishandeling’ nieuws, voor ieder van ons? Is het iets van toen, de tijdgeest, andere opvoedmores? Integendeel. Kindermishandeling neemt niet af, terwijl maatregelen toenemen; ontelbare signaleringslijsten, trainingen en protocollen zijn ontwikkeld en geïmplementeerd. Bij de presentatie van ‘De Omstanders’ ontstond discussie over ontkennen, wegkijken en de vraag welke factoren een rol spelen bij het vóórkomen en voorkómen van kindermishandeling.

Ontkennen doet ieder kind dat mishandeld is; bij hoger opgeleiden is de schaamte om er ook op latere leeftijd over te vertellen, nog wat groter. Dit vergroot de onzichtbaarheid van deze groep. Naast het kind is er de omgeving. Ontkennen en wegkijken van buurtgenoten werd door onze hoogbejaarde ouders in het interview met mij welwillend toegelicht: ze hadden genoeg aan hun eigen gezin en geen zin in bemoeienis als ze zouden spreken over wat ze bij anderen zagen en hoorden.

Ze hadden geen zin in de problemen van anderen. Ze wilden zich veilig voelen in hun woonomgeving en zich niet de agressie van boze buurmannen op de hals halen of de vileine streken van buurvrouwen. Het omstander-effect dat de ander maar moet ingrijpen. Of gewoon wegkijken omdat het te dichtbij en te erg is. Moeders waren economisch afhankelijk en hadden belang bij wegkijken. Verder hadden vrijwel alle ouders het gevoel een buitenbeentje te zijn. De druk van de groep en de angst voor uitsluiting leidt tot geheimhouding in besloten gemeenschappen, zoals recent geïllustreerd bij de Jehova’s getuigen. Een ‘village’ is niet in zichzelf een veilige plaats voor kinderen om op te groeien.

Pleidooi voor gesprekken op school

En wat betreft de daders: de stress in onze gezinnen was hoog en de empathie van zowel vaders als moeders laag. Twee milieu-overstijgende risicofactoren voor kindermishandeling. Onze ouders waren zelf getraumatiseerd. Ze waren ontworteld en sociale controle ontbrak. Ze blonken uit in sadisme, vernedering, verwaarlozing en pesten; minder zichtbaar dan fysiek geweld wellicht maar niet minder beschadigend. Lichamelijk geweld was er overigens ook, maar geraffineerd; het resulteerde veelal in kwetsuren die niet zichtbaar waren. En voor het geval er toch iets mocht uitlekken, werden kinderen door sommige ouders bij voorbaat vakkundig ongeloofwaardig gemaakt, weggezet als fantast.

Mishandelde kinderen nemen bij voorkeur iemand van school in vertrouwen (Nationale prevalentiestudie Kindermishandeling, Nationale Rapporteur 2013). Uit open interviews met tienduizend kinderen in jeugdzorg en speciaal onderwijs die in WESP-trainingen zijn gehouden blijkt dat mishandelde kinderen wel degelijk willen vertellen wat hen overkomt. Mits het een gesprek is met een waarborg van vertrouwelijkheid en belofte samen te zoeken naar een oplossing als er iets aan de hand is.

Daarom pleit ik voor open gesprekken op school, zo gewoon als meten en wegen op het consultatiebureau om te luisteren naar alle kinderen, niet alleen degenen die opvallen bij professionals omdat ze uit lagere milieus komen en waar hulpverleners beter vat op hebben. Met meer oog voor moeders, die niet alleen slachtoffer, hulpje of getuige, maar ook dader kunnen zijn. Extra alertheid is geboden voor kinderen uit besloten gemeenschappen, waar grote machtsverschillen en afhankelijkheid de toon zetten.

Jorien Meerdink (1959) is historica en oprichter van Stichting WESP (1989), weekendgezinshuisouder. Ze is tevens auteur van ‘De Omstanders, autobiografie van een buurt’ (2019). BigBusinessPublishers, ISBN 9789491757938 

Foto: Danielle MacInnes via Unsplash