Houd rekening met slechte gezondheid van mensen in armoede

Werk is de beste manier om uit de armoede te komen, maar het is geen garantie. Er zijn genoeg werkende mensen die onder de armoedegrens leven. Veel werkloze mensen laten het na om actief naar werk te zoeken omdat ze gehinderd worden door een slechte gezondheid.

 In 2008 leefden er in Nederland 545 duizend huishoudens (8 procent) van een inkomen onder de lage-inkomensgrens (CBS 2009). Voor een alleenstaande kwam deze grens in dat jaar overeen met 920 euro netto per maand.

 Volgens het kabinet is werk vinden de beste manier om uit de armoede te komen. De vraag is of dat ook werkelijk zo is. Om daar antwoord op te krijgen namen we een enquête af onder ruim 300 mensen. Het ging om mensen van 26 tot en met 64 jaar oud, die in 2004 allemaal behoorden tot een huishouden onder de lage-inkomensgrens. Drie jaar later, in 2007, had 60 procent van deze groep zich aan de armoede ontworsteld. Het overgrote deel van deze uitstromers (77 procent) had dit te danken aan een verhoging van de inkomsten uit arbeid: het aantal werkenden in het huishouden was gestegen, een of meer huishoudleden was meer uren gaan werken of iemand had een beter betaalde baan gevonden. Ook kwam het voor dat er in het huishouden een werkende partner bij was gekomen.

Het vinden van werk betekent echter niet automatisch een afscheid van de armoede. Van alle huishoudens die tussen 2004 en 2007 de inkomsten uit arbeid verhoogden, leefde 14 procent desondanks alle drie jaren onder de armoedegrens. En omgekeerd had 7 procent van de langdurig arme huishoudens in alle drie jaren werk als belangrijkste inkomensbron. Betaald werk en armoede gaan dus regelmatig hand in hand. Hoewel werk geen garantie geeft om uit de armoede te komen, is er geen gezin die zich aan de armoede ontworstelt zonder het vinden van een (andere) baan. Werk is duidelijk geen wondermiddel, maar wel de belangrijkste manier om aan armoede te ontsnappen.

 Lang niet iedereen zoekt een (andere) baan
Mensen die naar werk zoeken hebben meer kans om boven de armoedegrens te komen. Van de groep die wij onderzochten bleek slechts ongeveer de helft naar werk te hebben gezocht. Van de blijvend armen, oftewel degenen die de hele periode 2004-2007 van een laag inkomen moesten rondkomen, heeft zelfs twee derde niet naar werk gezocht. In de enquête is gevraagd naar de reden daarvan. Maar weinig mensen (hooguit 3 procent) zeggen dat zij niet naar werk zoeken omdat zij bang zijn om voorzieningen zoals de huurtoeslag of kwijtschelding van lokale heffingen te verliezen. Wel zegt 14 procent van de niet-werkzoekenden dat zij er financieel onvoldoende op vooruit zouden gaan, en 6 procent zegt dat zij de kosten van kinderopvang te hoog vinden.

Problemen met de gezondheid vormen de meest genoemde reden om niet naar werk te zoeken. 42 procent van de niet-werkzoekenden geeft aan dat dit motief een beetje of sterk een rol speelt. Vooral mensen die hun gezondheid als ‘niet zo best’ of ‘slecht’ beoordelen, noemen dit motief vaak (85 procent), net zoals mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (80 procent). Ook voor 55- tot 65-jarigen en mensen met een lage opleiding geldt dat gezondheidsproblemen vaak een reden zijn om geen werk te zoeken. Bij degenen die wel naar werk hebben gezocht vormt de gezondheid eveneens regelmatig een belemmering. Zo’n 30 procent stelt dat hun gezondheid de kansen op de arbeidsmarkt heeft verminderd.

 Wat kan het beleid doen?
Hoe kan het beleid hier nu op inspelen? Een antwoord op deze vraag is niet direct voorhanden. Immers, een slechte gezondheid is niet iets wat je zomaar ‘wegtovert’ en gaat bovendien vaak samen met andere kenmerken die ongunstig zijn voor de arbeidsmarktperspectieven, zoals een hogere leeftijd of een lagere opleiding. Wellicht vormt juist deze combinatie van kenmerken een aangrijpingspunt voor het beleid. Te meer in een tijd dat men grip probeert te krijgen op de gevolgen van de vergrijzing. Nu is het onwaarschijnlijk dat de twee betrokken partijen, werkgevers en niet-werkenden, zomaar hun gedrag zullen veranderen. Daartoe zal het beleid tot op zekere hoogte tegemoet moeten komen aan de risico’s die beiden lopen. Voor werkgevers is het bijvoorbeeld pas aantrekkelijk mensen ‘met een vlekje’ aan te nemen als ze hen ook weer gemakkelijk kunnen wegsturen. En voor de niet-werkenden wordt het aantrekkelijker zich op de arbeidsmarkt te begeven als zij iets kunnen bijverdienen zonder dat dit direct leidt tot administratieve rompslomp of stopzetting van de uitkering.

 Indien instrumenten worden ingezet die met dergelijke overwegingen rekening houden, is te verwachten dat op termijn het zoekgedrag en de arbeidsparticipatie zullen toenemen. En voor huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens betekent dat een verhoging van de kans om aan die situatie te ontsnappen.

 Stella Hoff is onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zij publiceerde onlangs ‘ Uit de armoede werken. Omvang en oorzaken van uitstroom uit armoede’  (Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010).

Dit artikel is 2148 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Dit lijkt me dan met name op te gaan voor een grote groep Wajongers en de toekomstige Wsw-geindiceerden Begeleid Werken. In het regeerakkoord worden zij (evenals mensen die niet WML kunnen verdienen uit de bijstand) gedwongen te werken met een beloning onder WML – waarvoor werkgever gedispenseerd wordt. De aard van de handicaps, bijvoorbeeld een vertandelijke beperking of ontwikkelingsstoornis, maakt dat er nauwelijks vooruitzicht op verbetering is. Deze mensen zullen dus hun arbeidsleven lang van een WML of minder moeten rondkomen (wanneer men wel werkt naar vermogen, maar dit minder is dan fulltime).

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *