Sociaal werkers zien en horen veel, soms zaken die het daglicht niet verdragen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (kinder)mishandeling, uitkeringsfraude, hennepteelt, drugsproductie, drugshandel, vastgoedfraude, zorgfraude, uitbuiting of mensenhandel. Deze activiteiten zijn vaak aan te duiden als criminele ondermijning.
Mensen in kwetsbare posities kunnen gemakkelijk de dupe worden van criminelen. Dit kan hun toekomst ingrijpend en langdurig beïnvloeden. De aanpak van dergelijke ondermijning is binnen gemeenten en in het veiligheidsdomein inmiddels een topprioriteit. Wat tot nu toe onderbelicht bleef, is de rol die sociaal werkers hierin kunnen spelen.
Onmisbare bijdrage
Uit recent onderzoek van de Thorbecke Academie en Pro Facto (2024), uitgevoerd in opdracht van Tintengroep – een sociaal werkorganisatie in Noord-Nederland, blijkt dat sociaal werkers een onmisbare bijdrage kunnen leveren aan zowel de preventieve als de signalerende kant van de aanpak van ondermijning (Struiksma et al., 2024). Dat potentieel is nu nog onder de radar: bij netwerkpartners, bij gemeenten en ook bij sociaal werkers zelf.
Sociaal werkers kunnen en moeten bijdragen aan de aanpak van ondermijning
De centrale conclusie van het onderzoek is dat sociaal werkers kunnen en moeten bijdragen aan de aanpak van ondermijning. Niet als verlengstuk van politie en justitie, maar door te doen waar ze goed in zijn: risicofactoren verminderen, beschermende factoren versterken en signalen herkennen.
Tegelijk blijken veel sociaal werkers zich hiervoor niet of onvoldoende toegerust voelen. Zij missen vaak kennis over ondermijning en weten niet hoe ze signalen moeten duiden of delen.
Frontlijnprofessionals zijn doorgaans niet toegerust op het signaleren van georganiseerde criminaliteit
Het is verklaarbaar dat sociaal werkers zich niet altijd zeker voelen in het herkennen van ondermijning. Volgens Divosa (2023) zijn frontlijnprofessionals doorgaans niet toegerust op het signaleren van georganiseerde criminaliteit. De signalen zijn subtiel en diffuus.
Preventie en signalering
Sociaal werkers dragen op dagelijkse basis bij aan het voorkomen van ondermijning. Ze zetten zich in voor jongeren zonder perspectief, gezinnen met schulden en buurten met een lage sociaaleconomische status. Juist in die situaties schuilen de risico’s die ondermijnende criminaliteit voeden.
Door ‘gewoon’ hun werk te doen, dragen sociaal werkers al bij aan de preventie van ondermijning
Door individuele begeleiding, groepsactiviteiten en gemeenschapsopbouw helpen sociaal werkers mensen uit de kwetsbaarheid en bouwen zij aan weerbare gemeenschappen. Dat maakt dat ze door ‘gewoon’ hun werk te doen al bijdragen aan de preventie van ondermijning.
Ook binnen de repressieve aanpak kunnen sociaal werkers een rol vervullen. Doordat zij achter voordeuren komen en dagelijks aanwezig zijn in buurten en scholen signaleren ze gedragsveranderingen, zorgwekkende situaties of plotselinge rijkdom. Die signalen kunnen, binnen de grenzen van de geheimhoudingsplicht, gedeeld worden met relevante partners.
Slechts een derde van de sociaal werkers van Tintengroep voelt zich in staat signalen te herkennen
Door als sociaal werkorganisatie signalen van ondermijning een plek te geven in het registratiesysteem, kunnen algemene gebiedsgerichte observaties gedeeld worden. Slechts een derde van de sociaal werkers van Tintengroep voelt zich in staat signalen te herkennen die mogelijk duiden op vormen van ondermijning (Struiksma et al., 2024).
De bereidheid is er. Vierennegentigprocent van de sociaal werkers is van mening dat zij alert moeten zijn op signalen van ondermijning. Ze zijn echter onzeker over hoe, wanneer en met wie ze deze signalen kunnen delen.
Sociaal werkers kunnen beginnen door signalering actief te verankeren in hun werk
Het herkennen van signalen van ondermijning vraagt om een professionele ontwikkeling van binnenuit. Sociaal werkers kunnen beginnen door signalering actief te verankeren in hun werk. Dat vraagt om trainingen, intervisie, ondersteuning en een door de leiding uitgedragen visie dat sociaal werkers een rol hebben in de preventieve aanpak van ondermijning. Maar ook om het bespreekbaar maken van signalen en gebruikmaking van handvatten zoals een routekaart voor signalen of gespreksleidraden. In Assen wordt sinds kort gebruikgemaakt van de routekaart voor signalen van jeugdcriminaliteit.
Strategische partners van gemeenten
Gemeenten kunnen sociaal werkers goed gebruiken als strategische partners in de aanpak van ondermijning. Dat vraagt om structurele samenwerking tussen het sociaal domein en het veiligheidsdomein, met duidelijke afspraken over informatie-uitwisseling en financiering. Er moet geïnvesteerd worden in gezamenlijke training, in de positie van het sociaal werk in gebiedsgerichte aanpakken en in het faciliteren van contacten met politie en justitie.
Uitgangspunt moet de kracht van sociaal werk zijn: betrokkenheid, nabijheid en kennis van de leefwereld
Voor sociaal werkorganisaties betekent dit: een heldere visie ontwikkelen op de rol van sociaal werk bij de aanpak van ondermijning; medewerkers scholen; richtlijnen opstellen en ethische dilemma’s bespreken. Uitgangspunt moet de kracht van het sociaal werk zijn: betrokkenheid, nabijheid en kennis van de leefwereld.
Concrete werkafspraken, een routekaart voor signalering en steun van leidinggevenden zijn essentieel. Sociaal werkers mogen zich niet alleen voelen. Bij het delen van signalen is het nodig dat hun veiligheid en professionele ruimte gewaarborgd worden.
Domeinoverstijgend samenwerken vereist
Criminele netwerken houden zich niet aan domeingrenzen. Daarom moet ook de aanpak ervan domeinoverstijgend zijn, met samenwerking tussen het veiligheidsdomein, het sociaal domein, onderwijs, zorg, woningcorporaties et cetera.
Het is belangrijk dat veiligheidspartners sociaal werkers erkennen en faciliteren in de preventieve aanpak
Het is belangrijk dat veiligheidspartners – gemeenten en politie – sociaal werkers erkennen en faciliteren als strategische partners in de preventieve aanpak. Op het gebied van jeugdcriminaliteit is de samenwerking tussen het sociaal en veiligheidsdomein inmiddels gebruikelijk.
De Sluitende aanpak Jeugd in gemeente Oldambt, waarin het sociaal werk en de gemeente samenwerken om meer zicht en grip te krijgen op de (problematische) jeugdgroepen in de gemeente, is hier een voorbeeld van. Voor andere doelgroepen dan jeugd is in het werkgebied van Tintengroep samenwerking met de gemeente en het sociaal werk op het thema ondermijning minder gebruikelijk.
En zoals eerder gezegd moeten sociaal werkorganisaties hun visie op ondermijning aanscherpen, hun professionals toerusten en zorgen voor structurele ondersteuning bij signalering. Ondermijning speelt zich namelijk af onder de radar. Precies daar waar sociaal werk het verschil maakt.
Marieke Diekema was als onderzoeker werkzaam bij Pro Facto. Niko Struiksma is directeur van Pro Facto. Avelien Haan-Kamminga is als bestuurskundige verbonden aan de Thorbecke Academie/ NHL Stenden. Liset Bijsterbosch is beleidsadviseur bij Tintengroep en Mirjam Flantua is daar strategisch communicatieadviseur.
Bronnen:
Struiksma, N., Haan-Kamminga, A., Boxum, C., Cazemier, J., Diekema, M., & Kerstens, J. (2024, oktober). Onder de radar: Over de belangrijke rol van de sociaal werker in de strijd tegen ondermijning. Pro Facto en Thorbecke Academie.