Stop aardgasbaten in duurzaamheid, is Groningen meteen van de aardbevingen af

Omdat de gaswinning in Noord-Groningen tot aardbevingen leidt, heeft de regering besloten het tempo van de gaswinning terug te schroeven. Het debat over de economische effecten van deze temporisering blijft echter beperkt tot de gevolgen voor de schatkist.

 

Vijfenvijftig jaar geleden werd bij Slochteren in de provincie Groningen een enorm gasveld gevonden. Gingen de eerste schattingen uit van een voorraad van 300 miljard kubieke meter gas, later is dat getal vastgesteld op 2800 miljard kubieke meter. De winning van deze enorme gasvoorraad is de kurk geworden waarop de Nederlandse economie is gaan drijven. Met de opbrengsten van deze gemakkelijk winbare en snel verkoopbare grondstof zijn in de loop der jaren vooral de tekorten op lopende rekening gedekt en tal van sociale voorzieningen gefinancierd. De mogelijk snelle uitputting van de gasvoorraad werd niet als een probleem gezien; Nederland zou in de nabije toekomst ten slotte overgaan op kernenergie.

Niet op oude voet doorgaan

Nederland heeft haar gasvoorraad nooit als investeringskapitaal beschouwd. Het is nu te laat om het voorbeeld van Noorwegen, die haar olie- en gasbaten wel heeft belegd, alsnog te volgen. De bodem van de put is letterlijk in zicht gekomen, nu twee derde van de winbare aardgasvoorraad op is. Dus we kunnen net zo goed op de oude voet doorgaan? Nee, we moeten het gas en de aardgasbaten verstandiger gaan gebruiken door het uitsluitend in te zetten voor een soepele transitie naar duurzame energie. Verstandig gebruik betekent bijvoorbeeld dat het gas voortaan vooral wordt ingezet om woningen, kantoren en kleine bedrijven te verwarmen. Het fijnmazige aardgasnet en de verwarmingsapparaten bij deze kleinverbruikers zijn specifiek afgestemd op de calorische waarde van het Groninger gas. De grootverbruikers bij uitstek -de elektriciteitscentrales- draaien minstens zo goed op ander, elders geproduceerd of  geïmporteerd gas. Daarvoor hoeft de gasbel van Slochteren dus niet aangesproken te worden. Naast het gebruik in de kleinverbruikerssector, zou het Groninger gas voortaan alleen nog moeten worden gebruikt om de schommelingen in de elektriciteitsproductie bij grootscheeps gebruik van zonnestroom en windenergie op te vangen als back-up voorziening. Het aandeel van deze hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsvoorziening kan fors worden opgevoerd als deze back-up voorziening voor een lange tijd gegarandeerd is.

Zou dit beleid gerealiseerd worden, dan kan het tempo waarin het gas wordt opgepompt fors omlaag. En dat is nodig ook. Want in het huidige tempo, ongeveer  40 miljard kubieke meter per jaar- is het gas binnen 25 jaar op. Als je dan bedenkt dat Nederland minstens 50 jaar nodig heeft om volledig over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen, waarbij ze het Groningse aardgas goed kan gebruiken, dan is het evident dat de jaarlijkse gasproductie snel omlaag moet. Het bijkomende voordeel van een aanzienlijke productievermindering is dat de aardbevingen in Noord-Groningen mogelijk zowel in frequentie en zwaarte afnemen.

Duurzaamheid als morele verplichting

Om de overgang naar duurzame energie soepel te laten verlopen, zou de overheid de opbrengsten van de gaswinning in de komende decennia alleen daarvoor moeten aanwenden. Ze moet de aardgasbaten ergo voornamelijk investeren in energiebesparing in de bestaande gebouwen, energie-neutrale nieuwbouw en in de plaatsing van zonnepanelen en windturbines. Voorts zou ze moeten investeren in de techniek om CO2 ondergronds op te slaan en in het ontwikkelen van alternatieven voor fossiele brandstoffen. De opbrengsten van het resterende deel van de gasvoorraad in Groningen zouden daarvoor ingezet moeten worden. Noorwegen heeft vanaf het begin haar verdiensten uit de olie- en gaswinning belegd in een fonds dat voor een bedrag van €520 miljard overal ter wereld deelnemingen heeft uitstaan en daarmee een continue inkomstenstroom voor toekomstige jaren vastgelegd. Dat is voor Nederland niet (langer) haalbaar. Wel kan ons land, en dat is ze misschien wel moreel verplicht aan de toekomstige generaties, de aardgasbaten in een fonds stoppen dat besteed zal worden om de duurzaamheid van onze energieopwekking en economie te stimuleren.  Daarvoor is het niet te laat.

Henk Moll (1952) is hoogleraar Natuurlijke hulpbronnen in relatie tot duurzame productie en consumptie’ aan het Centrum voor Energie en Milieukunde (IVEM) van de Rijksuniversiteit Groningen. Moll verricht veel praktisch milieuonderzoek - zowel lokaal als internationaal en in samenwerking met andere vakgebieden, zoals psychologie en bestuurskunde.