Straf ongezond gedrag niet af

We eten steeds minder groente, aldus het RIVM. Maar ongezond levende mensen straffen met hogere zorgpremies zal niet werken. Sluit liever aan bij wat mensen zelf willen. Dat hoeft niet alleen gezondekeuzeverleiding te zijn. Het aansturen op gezond gedrag is een kwestie van maatwerk.

Het is weer zover. Uit onderzoek van het CBS, dat vorige week naar buiten kwam, blijkt dat meer dan de helft van de Nederlanders vindt dat rokers een hogere zorgpremie moeten betalen. In 2010 pleitte de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) hier ook al voor. Door meer beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers zouden de kosten van het zorgstelsel in toom kunnen worden gehouden.

In plaats van bovenaf te bepalen wat goed voor iemand is en in welke richting iemands gedrag gestuurd moet worden, pleiten wij ervoor om te kijken naar wat mensen nodig hebben om hun leven goed en gezond vorm te kunnen geven. Dat betekent nadrukkelijk niet met het bestraffende vingertje wijzen naar mensen die het niet lukt om gezond te leven. Veel effectiever is een ‘participatieve benadering’, waarbij je uitgaat van het perspectief van mensen over hun eigen gezondheid en die rekening houdt met hun sociaaleconomische en culturele achtergronden.

Dat betekent niet dat je prikkels of zelfs wetgeving moet uitsluiten. Beide kunnen in sommige gevallen namelijk óók het maken van verantwoorde keuzes goed ondersteunen. Een mooi voorbeeld vormt het terugdringen van de dagelijkse zoutconsumptie. Het is bekend dat mensen te veel zout binnenkrijgen, en het kabinet wil daar wat aan doen. Met hulp van de industrie wil zij de zoutconsumptie terugdringen. Die moet stappen ondernemen om de hoeveelheid zout in de producten terug te brengen en consumenten verleiden deze minder zoutrijke producten te eten. Bijvoorbeeld met behulp van het ‘ik kies bewust’-logo.

Dat deze aanpak kan werken blijkt uit eerdere initiatieven in andere landen. De dagelijkse zoutconsumptie in het Verenigd Koninkrijk is teruggebracht met 0,9 gram per persoon door afspraken tussen voedselproducenten, al hielp de dreiging van wetgeving daar bij. Hoe mooi ook, in Finland en Japan is met behulp van wetgeving de zoutconsumptie met maar liefst 5 gram per persoon per dag afgenomen. Soms kunnen wetten mensen dus beter ondersteunen in het maken van keuzes. Dat zagen we ook bij het rookverbod op de werkplek.

Het kabinet kiest voor verleiding
Het kabinet is intussen vooral gecharmeerd van gezondekeuzeverleiding, het zogenaamde nudging. Sinds de lancering van het boek ‘Nudge’ van Thaler en Sunstein in 2009 is nudging ‘hot’. Nudging is gebaseerd op de constatering dat mensen in de praktijk vaak onbewuste keuzes maken, en probeert daarbij aan te sluiten. Bijvoorbeeld door fruit en groente in de kantine vooraan te zetten en de kroketten achteraan. Nudging kan een belangrijke bijdrage leveren aan het gezonder inrichten van de leefomgeving en mensen ondersteunen in het maken van gezonde keuzes. Maar deze prikkel is niet zaligmakend en zal niet in alle situaties werken. Zo zal het gezonde alternatief het vaak van het ongezonde verliezen wanneer dat laatste veel goedkoper zal blijken te zijn.

Naast nudging moeten we dan ook financiële prikkels niet uitsluiten, mits ze tenminste niet zijn gericht op het straffen van ongezond gedrag maar op het ondersteunen van mensen in het maken van gezonde keuzes. Goed voorbeeld vormt de sportschool waarbij je nu eens niet voor een jaar lang vooruit betaalt en vervolgens geen prikkel meer hebt om te gaan sporten, maar eentje waarbij je juist betaalt als je niet gaat sporten. Dergelijke initiatieven sluiten aan bij de belevingswereld van mensen. De meeste mensen willen wel sporten, maar vinden het toch lastig om dit elke week weer voor elkaar te krijgen. Een financiële prikkel kan dan net dat zetje extra geven.

De beste mix van interventies verschilt per situatie en hangt zeer sterk af van degene wie je voor je hebt. Het vereist dus een participatieve benadering.

Mirjam Plantinga en Marian Verkerk zijn respectievelijk als postdoc onderzoeker en hoogleraar Zorgethiek werkzaam bij het Expertisecentrum Ethiek in de Zorg van het Universitair Medisch Centrum Groningen.