Onlangs hielden de Rotterdamse hogeschooldocent Rob Arnoldus en organisatieadviseur Mark de Koning hier een pleidooi om ’een halt toe te roepen aan de introductie van positieve gezondheid in de beroepspraktijk’. Hun verhaal wekt het vermoeden dat beide heren geen of weinig ervaring hebben in de beroepspraktijk.
Een aantal beweringen in het stuk van Arnoldus en De Koning staat haaks op wat wij dagelijks meemaken in de begeleiding van onze patiënten (Huber, Jung, Van den Brekel, 2021). We lopen ze achtereenvolgens langs.
Verrijking en dé-medicalisering
Ten eerste zou het concept van positieve gezondheid volgens Arnoldus en De Koning geen recht doen aan het lijden van ernstig zieke patiënten. Onze ervaring en die van onze patiënten is dat het concept een enorme verrijking is, vooral bij de begeleiding van ernstig zieke patiënten, die soms ernstig in de steek worden gelaten bij een puur medisch-analytische benadering.
Ten tweede noemen de auteurs de bijdrage van positieve gezondheid aan dé-medicalisering ‘misplaatst’, omdat ‘het alles is gezondheid-denken’ juist in de richting van medicalisering zou wijzen. Ons is gebleken dat wanneer er vanuit positieve gezondheid gewerkt wordt, het aantal uitgeschreven recepten en verwijzingen daalt, en de tevredenheid voor de geleverde zorg toeneemt, zowel bij patiënten als zorgverleners (Jung 2018, Jung 2019).
Betekenisgeving versus plicht tot geluk
Ten derde vinden Arnoldus en De Koning het verwarrend dat zij het concept van positieve gezondheid niet kunnen onderscheiden van de in hun ogen veelal moeilijk te definiëren geestelijke gezondheid. Maar wat is hier nu eigenlijk het probleem? Toch zeker het feit dat het aantal ggz-bedden in Nederland tot één van de hoogste ter wereld behoort en het ggz-beleid hoognodig op de brug moet?
Werken vanuit positieve gezondheid kan hiertoe waardevolle handvatten bieden. Vooral bij patiënten met lichamelijke onbegrepen klachten biedt werken met positieve gezondheid nieuwe handelingsperspectieven. Daardoor zijn we beter in staat de patiënt als mens te blijven zien, met al zijn wensen en behoeften. Ook geeft het ons werk weer betekenis.
Dat is echt iets anders dan een ‘plicht tot geluk-concept’ of een ontkenning van ziekte, gebrek, lijden of pijn. Ook de attributie dat positieve gezondheid staat ‘voor de gedachte het gevecht met de ziekte aan te gaan’ komt niet overeen met hoe wij het werken met positieve gezondheid in de praktijk ervaren.
Suggestieve redenatie
Ten vierde vinden Arnoldus en De Koning dat positieve gezondheid bijdraagt aan niet ‘eerlijke zorg’, omdat het een ‘doe-het-zelf’-concept is, waardoor bepaalde groepen mensen zonder gezondheidsvaardigheden en gebrekkige toegang tot gezondheidszorg benadeeld worden. Hier maken beide heren zich schuldig aan een suggestieve oorzaak-gevolg-redenatie.
Werken vanuit positieve gezondheid biedt mensen niet minder maar meer kansen om in de dagelijkse praktijk zelf de regie te nemen en zich aan te passen (to adapt and self manage). Ook bij mensen met gebrekkige gezondheidsvaardigheden is dit met enige ondersteuning prima mogelijk, bijvoorbeeld met een eenvoudige versie van het spinnenweb voor laaggeletterden van het Instituut voor Positieve Gezondheid.
Ondersteuning bij het zoeken naar mogelijkheden om zelf de regie te nemen, is heel wat anders dan ‘zoek-het-zelf-maar-uit-management’. Zo begrijpen we het beeld niet dat een baby in het gedachtengoed van positieve gezondheid chronisch ziek is, omdat baby’s zich niet zouden kunnen aanpassen (hoezo kunnen baby’s zich niet aanpassen?).
Geen verdoezeling maar succesvol antwoord
Ten vijfde suggereren Arnoldus en de Koning dat positieve gezondheid eenzijdig op het individu is gericht. Dat zou ten koste gaan van woonomgeving, opleiding en inkomen. Waarschijnlijk kennen de heren het Louis Bolk Wijkmodel niet, waar vanuit een positief gezonde leefomgeving geprobeerd wordt een wijk gezonder te maken.
Positieve gezondheid is een kansrijk concept om gezondheidsverschillen in de gemeenschap te verkleinen. Het is niet voor niets dat de provincie Limburg voor positieve gezondheid kiest om de gezondheidsverschillen met de rest van Nederland te verkleinen.
De laatste, foutieve suggestie van Arnoldus en de Koning is dat positieve gezondheid een dekmantel is voor het legitimeren van een terugtrekkende overheid via een ‘neoliberaal getinte, roze-positieve gezondheidsbril.’
Positieve gezondheid is geen concept dat verblindt of verdoezelt, maar een succesvol antwoord op de bestaande, onhoudbare organisatie van zorg en welzijn.
Ter afsluiting van ons weerwoord op het betoog van Arnoldus en De Koning, willen we benadrukken dat positieve gezondheid niet de veroorzaker is van sociale ongelijkheid, doorgeslagen individualisering en het bedreigde recht op gezondheidszorg. De oorzaken daarvan liggen elders.
Hans Peter Jung, Karolien van den Brekel, Machteld Huber zijn alle drie huisarts. Huber is dat niet meer praktiserend.
Foto: Yayan Sopian via Unsplash