Tunnelvisie in jeugdhulpbeleid belet investeren rondom gezinnen

De huidige discussies rondom jeugdhulp worden gekleurd door een cyclus van reageren op beleidshervormingen, zonder aandacht te besteden aan alternatieven. Dit belet het investeren in de pedagogische basis rondom jeugdigen en gezinnen, beargumenteren Rogier Kattenberg, Dorien Graas en Saskia Wijsbroek.

Het publieke discours rond de jeugdhulp wordt gedomineerd door discussies op ‘problemen in het hier en nu’. Beleidsanalyses laten zien dat iedere hervorming in de jeugdhulp een reactie is op het falen van de voorgaande hervorming en een aanleiding voor nieuwe hervormingen (Stellaard, 2023). Kijken naar (beleids)keuzes van vóór de Jeugdwet en de consequenties hiervan om vervolgens een nieuwe route in te slaan, gebeurt nauwelijks.

De inzet is steeds sleutelen aan het bestaande stelsel

De nieuwe Hervormingsagenda (2023) laat dit ook zien: omdat er na de inwerkingstelling van de Jeugdwet werd geconstateerd dat te veel gezinnen een beroep doen op professionele jeugdhulp, is in de agenda bepaald dat er meer specialisten vanuit de ‘achterkant’ actief moeten zijn in de ‘voorkant’ van de ‘zorgketen’(De Winter, 2024). Het credo is: hoe eerder erbij, des te meer we kunnen voorkomen.

Er wordt gepleit voor meer ‘vroegsignalering van risicovol gedrag’ door bijvoorbeeld meer schoolpsychologen in het onderwijs in te zetten die ‘interventies ten aanzien van mentaal welzijn’ kunnen organiseren (NIP, 2024). Welk kind een potentieel risico is, kunnen we duiden met een breed instrumentarium aan screeningsinstrumenten (Wienen, 2022).

Belemmering van inzet van andere routes en denkwijzen

In de praktijk wordt echter steeds duidelijker dat de huidige denkwijze – van hervorming naar hervorming – de inzet van andere routes voor en denkwijzen over ondersteuning belet – bijvoorbeeld het investeren in de sociale context van jeugdigen en gezinnen. De inzet is steeds sleutelen aan het bestaande stelsel in plaats van samenwerken aan inhoudelijke initiatieven over de vraag waartoe we opvoeden (Wijsbroek, Kesselring & Graas, 2019).

Dat sociale omstandigheden medebepalend zijn voor het kansrijk en veilig opgroeien van jeugdigen is geen nieuwe kennis. Ontwikkeling, rijping en identiteitsvorming van jeugdigen vindt plaats in een voortdurende nteractie tussen de jeugdige en de omgeving (Bronfenbrenner & Ceci, 1994). Bij voldoende positieve pedagogisch betekenisvolle relaties en een stimulerende leefomgeving kunnen jeugdigen kansrijk en veilig opgroeien.

Vaak komen jeugdigen juist als gevolg van maatschappelijke misstanden terecht in de jeugdhulp

Het tegenovergestelde geldt als er sprake is van onveiligheid in relaties en de leefomgeving. In aanraking komen met geweld, financiële zorgen of misdaad heeft een immens (negatief) effect op de ontwikkelkansen en het welbevinden van jeugdigen (Putnam, 2016). Vaak komen jeugdigen juist als gevolg van maatschappelijke misstanden en sociale kwesties terecht in de jeugdhulp, veelal gelabeld in de vorm van gedragsproblemen of stoornissen (De Winter, 2024).

Investeren in sociale context logisch vertrekpunt

Als het uitgangspunt is dat de sociale context cruciaal is voor de ontwikkeling, rijping en identiteitsvorming van jeugdigen in hun gezinnen, dan is investeren in diezelfde context een logisch vertrekpunt in het nadenken over zorg voor jeugd. Hoe gaan we die maatschappij inrichten? De roep om een ‘samenlevingspedagogiek’ wordt steeds luider (De Winter, 2024).

Vrienden, buren en kennissen zijn steeds minder bij elkaars gezinsleven betrokken

Als maatschappij hebben we gezamenlijk een verantwoordelijkheid voor het veilig en kansrijk opgroeien van kinderen. In deze verantwoordelijkheid ligt de overtuiging besloten dat er een intrinsieke waarde is in de aanwezigheid van pedagogisch betekenisvolle relaties in het opvoeden en opgroeien van kinderen.

Al veel eerder gehoord

Dit geluid is niet ongehoord in Nederlands beleidsadvies. Verschillende adviesrapporten probeerden veel eerder al deze waarde te agenderen. Zo kwam de RMO in 2001 met het rapport Aansprekend opvoeden, waarin zij een ‘gat in de pedagogische infrastructuur’ constateert. Vrienden, buren en kennissen zijn steeds minder bij elkaars gezinsleven betrokken en veel traditionele steunstructuren, zoals de kerk en het buurthuis, verdwijnen uit het straatbeeld. Met de aanbeveling ‘verdichting van de opvoeding, sturing door dialoog en samenhang door identificatie’ werd uiteindelijk niets gedaan.

Waar jeugdhulpbeleid zich veel richt op ‘voorkomen’, gaat het discours van de pedagogische basis over ‘versterken’

Latere rapporten constateren hetzelfde en herhalen het advies: investeer in een sterke sociale inbedding en een gunstig opgroeiklimaat: letterlijk een pleidooi voor een ‘ander type beleid’ (RMO, 2012; SER, 2022; RVS, 2023).

Gewenste beleidslogica’s

Dit is beleid dat investeert in de pedagogische basis (Kesselring & Wijsbroek, 2022; Van den Berg, Donker, & Tuenter, 2023). Ondanks dat de pedagogische basis politieke en maatschappelijke impact heeft – en is opgenomen als beleidsdoel in de hervormingsagenda – heeft het nog niet tot de gewenste beleidslogica’s geleid.

Waar jeugdhulpbeleid zich nu nog veel richt op ‘voorkomen’, wat zich uit in een discours van individuele preventie en vroegsignalering (De Winter, 2011; Wienen, 2022), gaat het discours van de pedagogische basis over ‘versterken’, waarbij oplossingsrichtingen zich richten op de leefwereld van kinderen en kennis en vaardigheden die daarin van belang zijn (Wijsbroek, Kesselring & Graas, 2019).

Het gaat hier om de pedagogische betekenisvolle relaties en verbanden tussen kinderen

De pedagogische basis versterken kan concreet over verschillende zaken gaan, bijvoorbeeld het versterken van het pedagogisch klimaat in het onderwijs of het investeren in ouderbetrokkenheid en verbondenheid (Hoex et al., 2022).

Het gaat hier over de intrinsieke waarde van pedagogische betekenisvolle relaties en verbanden tussen kinderen, hun omgeving en (vanzelfsprekende) professionals én om de pedagogische basisinfrastructuur, dat wil zeggen het geheel aan organisaties en voorzieningen voor jeugdigen en ouders.

Hand-in-hand

Met denken en handelen vanuit een integrale benadering waarin het bevorderen van mogelijkheden en het beperken van risico’s in elkaars verlengde liggen (Graas et al., 2018; Wijsbroek & De Winter, 2017) kan een sociaalpedagogische context ontstaan waarin jeugdigen kansrijk en veilig opgroeien.

In zo’n integrale benadering is de focus gericht op: hand-in-hand in onderlinge samenhang

In zo’n integrale benadering is de focus niet eenzijdig gericht op (individuele) risico’s en veiligheid of het bevorderen van ontwikkelingsmogelijkheden en benutten van kansen voor jeugdigen en gezinnen, maar op hand-in-hand in onderlinge samenhang. Dat veronderstelt een sterke integrale pedagogische visie en het samenwerken aan een sterke pedagogische context. Zou het niet logisch zijn om hierin te investeren?

Rogier Kattenberg is onderzoeker bij het lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim. Dorien Graas is lector jeugd aan de Hogeschool Windesheim. Saskia Wijsbroek is lector Jeugd aan de Hogeschool Utrecht.

 

Foto: Tirol West (Flickr Creative Commons)