De coronacrisis geeft aanleiding tot verhitte maatschappelijke debatten, waaronder die over de recent gestarte vaccinatiecampagne. Onderzoek van het Ipsos laat bijvoorbeeld zien dat waar het vaccineren tegen Covid-19 voor sommige Nederlanders niet snel genoeg kan gaan (of gaat), anderen twijfels hebben, en weer anderen principiële bezwaren hebben tegen vaccinaties.
Dergelijke ‘vaccinatiediscussies’ zijn echter niet nieuw: onderzoek laat zien dat twijfel of scepsis over kindervaccinaties al jaren groeit. Wat bij deze ontwikkeling opvalt, is dat het vooral hoger opgeleide ouders zijn die een sceptische houding hebben tegenover het vaccineren van hun kinderen. Vanuit sociologisch oogpunt lijkt dit vreemd: zij hebben immers vaker de kennis en informatie die in het algemeen leiden tot affiniteit met wetenschap en (medische) instituties. Daarnaast zijn hoger opgeleiden minder vaak gelovig, waardoor de beslissing om hun kinderen niet te vaccineren waarschijnlijk niet wordt ingegeven door religieuze overwegingen. Hoe kunnen we de vaccinatiescepsis onder hoger opgeleide ouders dan begrijpen?
Om antwoord te geven op deze vraag, hebben wij diepgravende interviews gehouden met 31 HBO- of WO-opgeleide Nederlandse ouders die twijfels hebben (gehad) over het vaccineren van hun kinderen. Uit deze interviews blijkt dat deze ouders zich allemaal zelf verantwoordelijkheid voelen voor de gezondheid van hun kinderen. Daarom willen ze zelf beslissen over het al dan niet toedienen van kindervaccinaties. Ze verschillen echter radicaal in hoe ze de uiteindelijk beslissingen over het vaccineren van hun kinderen maken.
Individueel zoeken naar kennis
Om in contact te komen met ouders die sceptisch zijn (of waren) over het vaccineren van hun kinderen, hebben wij (nog voor de coronacrisis) online en offline oproepen verspreid via verschillende kanalen: de Nederlandse Vereniging voor Kritisch Prikken (NVKP), basisscholen (zowel vrije scholen als regulier onderwijs), kinderopvangcentra, en flyers op locaties waar veel mensen langskomen, zoals supermarkten en stations. Deze verschillende wervingskanalen leverden interviews op met in totaal 31 ouders met een breed scala aan vaccinatiebeslissingen: van het weigeren van alle aanbevolen vaccinaties, tot het selecteren van bepaalde vaccinaties, of het volledig vaccineren van hun kinderen.
Alle geïnterviewde ouders benadrukken dat ze het onverstandig vinden om blind te varen op adviezen van instanties. Ook willen zij hun beslissingen niet alleen baseren op de standaard informatie van de overheid en gezondheidsinstanties. Kindervaccinaties zien zij als iets wat anderen ‘gewoon doen’ zonder na te denken, terwijl zij zelf juist veel waarde hechten aan ‘blijven nadenken’ bij het maken van dit soort beslissingen en de door instanties gedeelde informatie niet zomaar aan te nemen.
Deze visie op kennis en informatie over vaccinaties past goed bij wat sociologen ‘individualisering’ noemen: een afnemende rol van tradities en instituties in het sturen van de levens van individuen, en de grotere vrijheid die zij daardoor hebben om hun eigen leven vorm te geven. Deze grotere keuzevrijheid gaat echter ook gepaard met een gevoel van toegenomen individuele verantwoordelijkheid en (keuze)stress, ook in het domein van gezondheid en zorg: de hoger opgeleide ouders met wie we spraken voelen een grote verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun kinderen, omdat zij geloven dat die in sterke mate afhangt van hun keuzes. Het kunnen maken van een individuele en geïnformeerde keuze is voor hen dan ook cruciaal, omdat zij ‘verantwoordelijk [zijn] voor [hun] kind, niet het RIVM’.
Hoewel alle geïnterviewde ouders dit perspectief delen, verschillen zij radicaal in de manier waarop zij hun vaccinatiebeslissingen maken.
Intuïtie en natuurlijke ontwikkeling
Sommige van de geïnterviewde ouders geven aan dat ze op hun gevoel vertrouwen om te bepalen welke informatie over vaccinaties betrouwbaar is en om hun uiteindelijke beslissing te nemen. Veel van hen beschrijven bijvoorbeeld hoe zij besloten vaccinaties uit te stellen omdat het ‘niet goed voelde,’ en hoe zij informatie over vaccinaties beoordelen op basis van het gevoel dat zij erbij hebben. Deze gevoelens worden door hen gezien als indicaties van wat ‘natuurlijk’ en daarmee wenselijk is.
Voor veel ouders uit deze groep is vaccinatie een voorbeeld van een inbreuk op natuurlijke processen, en daarmee onnodig en potentieel gevaarlijk voor de natuurlijke ontwikkeling van hun kinderen. Dit leidt sommige ouders ertoe hun kinderen helemaal niet (meer) te vaccineren. Andere ouders maken op basis van hun gevoel en wens het natuurlijke zoveel mogelijk te beschermen onderscheid tussen verschillende vaccinaties, bijvoorbeeld door ervoor te kiezen vaccinaties tegen ‘kinderziektes’ zoals de mazelen niet te geven omdat deze ziektes belangrijk worden geacht voor de natuurlijke ontwikkeling van hun kinderen.
Ziektes als polio, daarentegen, worden minder vaak zo beschouwd, wat in sommige gevallen leidt tot de keuze om kinderen wel te vaccineren tegen deze ziekte. Op deze manier wegen deze ouders ‘natuurlijke’ risico’s af tegen risico’s die zij zien als onnatuurlijk, waarbij zij onnatuurlijke risico’s zoveel mogelijk proberen te vermijden.
Kritische reflectie op wetenschap
Andere ouders baseren hun beslissingen op een afweging van risico’s, waarbij zij een kritische toepassing van wetenschappelijke methoden zien als de beste manier om een goede beslissing te nemen. Deze voorkeur voor wat ouders zien als ‘zo wetenschappelijk mogelijk’ gaat vaak gepaard met een afkeer van ‘onderbuikgevoelens’ en ‘ervaringsverhalen’. In plaats van kiezen voor een zo natuurlijk mogelijke weg, baseert de tweede groep ouders hun keuze op wat zij zien als de optie die het best wetenschappelijk onderbouwd is.
Hun affiniteit met wetenschappelijke methoden betekent echter niet dat zij wetenschappelijke instanties of experts blind vertrouwen: de kritische, bevragende houding die de basis van de moderne wetenschap vormt, staat ook voor deze ouders centraal. Zo beoordelen zij informatie over vaccinaties op de wetenschappelijke kwaliteit, en vragen ze zich bijvoorbeeld af of vaccinaties wel zijn blootgesteld aan ‘grootschalig wetenschappelijk onderzoek’, of aan ‘double-blind placebo onderzoek’ uitgevoerd door ‘onafhankelijke wetenschappers’.
Dit kritisch bevragen van het wetenschappelijk bewijs voor de werking en veiligheid van vaccinaties gaat bij een groot deel van de ouders met dit perspectief hand in hand met twijfels over het vaccineren van hun kinderen. Zo geeft een moeder aan dat ze zou willen dat ‘vaccinatie beter onderzocht was’, terwijl een andere ouder benadrukt dat het wetenschappelijk bewijs in haar ogen tekortschiet. Deze onzekerheid leidt in sommige gevallen tot het uitstellen van vaccinatie, of, zoals een moeder het verwoordt: ‘wat me uiteindelijk leidde tot het besluit niet meer te vaccineren, is dat [wetenschappers] het niet zeker weten. Ze weten niet wat de langetermijneffecten van vaccinatie zijn.’
In plaats van risico’s te zien als ‘natuurlijk’ of ‘onnatuurlijk’, worden beslissingen onder deze groep dus gebaseerd op een afweging van risico’s op basis van hun lezing van het wetenschappelijke bewijs. Zo geven verschillende ouders in deze groep aan dat zij besloten het HPV-vaccin niet te geven aan hun dochters omdat zij dit destijds ‘nieuwe’ vaccin als minder goed wetenschappelijk onderzocht en daarmee risicovoller inschatten dan andere vaccinaties. Aan de andere kant worden vaccinaties die al decennialang gegeven worden, zoals die tegen polio, gezien als beter onderzocht en daarom minder risicovol.
Implicaties
Bovenstaande voorbeelden illustreren hoe bijvoorbeeld de beslissing om het poliovaccin wel te geven maar andere vaccinaties niet voor verschillende ouders een radicaal andere reden kan hebben: waar de focus voor sommige ouders ligt op het beschermen van de natuurlijke ontwikkeling van hun kinderen, richtten anderen zich op het beoordelen (en bevragen) van het wetenschappelijk bewijs. Dat vaccinatiescepsis verschillende vormen aanneemt en uit contrasterende zienswijzen op gezondheid kan voortkomen, betekent ook dat informatie over vaccinaties niet op eenzelfde manier wordt geïnterpreteerd door verschillende groepen, en waarschijnlijk ook op verschillende manieren hun beslissing om wel of niet te vaccineren beïnvloedt.
Verder valt op dat de kritische, vragende houding die aan de basis van de wetenschap ligt ook kan leiden tot het bevragen van de wetenschap zelf. Een deel van de onderzochte ouders omarmt deze houding met het doel een zo wetenschappelijk mogelijke beslissing te nemen, wat uitmondt in het betwijfelen van de wetenschappelijke consensus over vaccins. Dit laat zien dat vaccinatiescepsis niet simpelweg een uiting is van een ‘anti-wetenschappelijke’ houding, en kan waarschijnlijk deels verklaren waarom het weigeren van vaccinaties vaak voorkomt onder hoger opgeleide ouders. Het laat ook zien dat vaccinatiescepsis niet slechts een randverschijnsel is, geworteld in een alternatief wereldbeeld, maar dat vormen ervan juist goed aansluiten bij de principes waarop moderne instituties zijn ingericht.
Ook in recente maatschappelijke discussie over Covid-19 en de gerelateerde maatregelen en vaccinaties zien we dat verschillende typen argumenten een rol lijken te spelen, van het argument dat het coronavirus een natuurlijke (seizoens-)ziekte is zoals de griep, tot twijfels over wetenschappelijk bewijs voor maatregelen of Covid-vaccins. Dit suggereert dat ook deze twijfels worden ingegeven door uiterst verschillende zienswijzen, en dus niet kunnen worden gezien als één uniforme weerstand tegen de overheid of wetenschap.
Josje ten Kate, Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn allen verbonden aan de Master Politics & Society van de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deze bijdrage is gebaseerd op: Ten Kate, J., De Koster, W. & Van der Waal, J. (2021). ‘Following your gut’ or ‘questioning the scientific evidence’: Understanding vaccine skepticism among more-educated Dutch parents. Journal of Health and Social Behavior. DOI: 10.1177/0022146520986118
Foto: Mufid Majnun via Unsplash