Wijkagenten en leraren zijn eenzaam bij aanpak radicalisering

Stel je voor: je bent wijkagent en je hebt gehoord dat een meisje – dat jij kent – misschien wil uitreizen naar oorlogsgebied. Je maakt je zorgen, doet onderzoek en je gaat in gesprek. Keer op keer bespreek je samen haar plannen, maar je dringt niet tot het meisje door. “Handelingsverlegen”, noemen we dat. Hoe ga je daar mee om?

Speciaal rapporteur extremisme Naïma Azough had het in haar onlangs verschenen rapport over “professionele eenzaamheid”. Maar hoe ziet dat er precies uit? En wat hebben professionals nodig om hun werk te kunnen doen?

Veel pedagogische professionals, zoals leerkrachten, jongerenwerkers, (wijk)agenten en hulpverleners, volgen trainingen om handelingsvaardiger te worden in hun aanpak van radicalisering. Ik sprak met dertien deelnemers van de training Omgaan met Extreme Idealen [OMEI], gegeven door de Expertise-unit Sociale Stabiliteit van het ministerie SZW. De deelnemers lopen in de praktijk, tot hun eigen ongenoegen, regelmatig vast. Zij ervaren dilemma’s bij het omgaan met extreme uitingen van jongeren.

Dilemma 1: Bijsturen versus ruimte geven

Veel professionals lijken een weg te zoeken tussen het ruimte geven aan en het bijsturen van jongeren. Een docent vertelde dat een leerling in korte tijd een aantal uiterlijke veranderingen onderging. De leerling verscheen in een djellaba op school en liet zijn baard staan. Ook zijn gedrag veranderde: hij wilde een aantal keren per dag bidden en hij weigerde mee te doen aan een minuut stilte ter herdenking van een terroristische aanslag. De docent vond dit wel verontrustend, maar wilde de jongen de ruimte geven om zijn geloof te belijden. Plotseling verscheen de jongen niet meer op school. Alle alarmbellen gingen af en de docent schakelde de inlichtingendienst in.

Later werd de jongen opgepakt en aangeklaagd wegens het ronselen van jongens voor ISIS. Met veel verdriet kijkt de docent terug op de signalen die zij, volgens haarzelf, heeft onderschat. In haar overtuiging dat jongeren ruimte moeten krijgen, had zij de ernst van de radicalisering over het hoofd gezien. ‘Ik heb me te bescheiden opgesteld denk ik. Ik heb me toen niet zo gerealiseerd wat er allemaal fout kon gaan, en dat het zo extreem kon zijn. Als ik erop terugkijk had ik heel graag met hem een gesprek willen hebben van: Leg me nou eens uit wat er speelt, wat is er nou met je aan de hand?’ Als deze docent in een vroeg stadium advies had gekregen van experts op het gebied van radicalisering, was zij wellicht wel in staat geweest een dergelijk gesprek te voeren met de leerling. De docent zou zich gesteund hebben gevoeld en wellicht had de jongen nog op tijd gederadicaliseerd kunnen worden.

Dilemma 2: Tegenwicht versus opgeven

Sommige professionals twijfelen aan de invloed die zij kunnen uitoefenen op de opvattingen van de jongeren, maar vinden tegelijkertijd dat zij ‘iets’ moeten doen. Een jongerenwerker had te maken met een groepje zestienjarige jongens dat op straat contact had met een veertigjarige man die eerder was opgepakt tijdens een demonstratie van een rechts-extremistische groep. Na een poosje kwamen de jongens ook bij de man thuis. De jongerenwerker vreesde dat de rechts-extremistische opvattingen van de man een slechte invloed zouden hebben op de jongens, daarom wilde hij het contact verbieden. De man en de jongens overtraden echter geen regels dus er kon geen officieel contactverbod komen. Het enige wat de jongerenwerker meende te kunnen doen was de jongeren waarschuwen voor de invloed van de man.

Volgens de jongerenwerker kregen veel van de jongens thuis van hun ouders ook rechts-extreme denkbeelden mee. Hij vroeg zich daarom af hoeveel invloed hij eigenlijk zou hebben op de opvattingen van de jongeren. Toch vond hij dat hij enig tegenwicht moest bieden. Daarom zei hij tegen de jongens dat het een slecht idee was om met een veertigjarige man om te gaan. Hij liet hen zelf nadenken over de vraag waarom dat niet verstandig zou zijn.  Dit gesprek leek echter weinig effect te hebben en de jongerenwerker voelde zich machteloos. De jongerenwerker had er baat bij kunnen hebben dit dilemma te bespreken met andere pedagogische professionals. Waarschijnlijk had hij dan inzicht in en erkenning voor zijn eigen gevoelens gekregen, of handelingssuggesties vanuit de praktijkervaring van collega’s.

Dilemma 3: Hard confronteren of goede band bewaken?

Het vinden van de juiste toon in een gesprek met een jongere vinden veel professionals lastig. Een politieagent had te maken met een meisje waarvan via social media was opgevangen dat ze zou willen uitreizen naar oorlogsgebied. De agent nodigde het meisje uit voor een gesprek en confronteerde haar met de signalen die waren opgevangen. Desgevraagd, ontkende het meisje alles: het zou niet haar account zijn geweest waarop berichten waren gezien. De agent was zeker van zijn zaak, maar wilde zijn goede band met het meisje niet verliezen door haar harder te confronteren.

Volgens hem was het belangrijk dat er vertrouwen was, anders zou het meisje niets meer vertellen. De gesprekken stagneerden. Het frustreerde hem dat zijn aanpak, die hij had geleerd en die goed was bedoeld, niet werkte. Toch kon hij dit accepteren: ‘Het is jammer dat het mij niet lukt om tot een dieper contact te komen, maar ik heb ook niet de illusie dat dat altijd kan.’ De agent heeft uiteindelijk de casus besproken met partners uit het jeugddomein en een hulpverleningsinstantie ingeschakeld om met het meisje in gesprek te gaan. Zijn dilemma ervaart hij als opgelost.

Worstelingen raken professionals ook persoonlijk

Wat deze casussen duidelijk maken is dat professionals worstelen in hun aanpak van extremisme. Uit het onderzoek blijkt dat professionals vooral behoefte hebben aan emotionele steun en een klankbord voor hun dilemma’s. Dit verschil wordt benadrukt in de verschillende beschreven dilemma’s, de wijkagent uit het laatste voorbeeld kon zijn twijfels en verantwoordelijkheid delen met anderen en voelde dat zijn dilemma was opgelost. Professionals hebben dus vooral de behoefte om de verantwoordelijkheid in lastige situaties te delen: de eerdergenoemde ‘professionele eenzaamheid’.

De gevolgen van deze eenzaamheid kunnen namelijk ingrijpend zijn want professionals worden niet alleen in hun werk, maar ook persoonlijk geraakt door de lastige situaties met radicaliserende jongeren. Wanneer professionals geen mogelijkheid zien om hun dilemma’s op te lossen, kan dit leiden tot moral distress1. Dit zijn stressgevoelens die verstrekkende negatieve gevolgen kunnen hebben zoals hoofdpijn, nachtmerries, gevoelens van waardeloosheid, en zelfs depressie2.

Ruimte voor het delen van dilemma’s

Organisaties zouden om deze reden de uitwisseling van dilemma’s moeten stimuleren, zodat er ruimte ontstaat voor onderling begrip onder de worstelende professionals. Het delen van dilemma’s biedt niet alleen ruimte voor begrip en emotionele steun voor de professional, maar bevordert bovendien ethisch handelen3, 4.

Daarnaast hebben professionals behoefte aan meer kennis en betere gespreksvaardigheden. Zij waarderen de ruimte die zij in de training Omgaan met Extreme Idealen hebben gehad, om gesprekken te oefenen en van elkaar te leren. Deze oefenruimte zou echter ook buiten de trainingssetting gecreëerd moeten worden. Organisaties kunnen denken aan een vorm van intervisie waarin professionals lastige casussen met elkaar bespreken. Hierbij is het belangrijk dat het tonen van kwetsbaarheid wordt aangemoedigd. Wellicht helpt het als leidinggevenden ook hun kwetsbaarheid en twijfels laten zien.

Er komt een ondersteuningslijn voor professionals

Niet alle dilemma’s kunnen echter met elkaar worden opgelost. Soms is het nodig om advies in te winnen bij experts. Daarom lanceert de Expertise-Unit Sociale Stabiliteit (ESS) binnenkort een kennisplatform voor het jeugddomein. De komende tijd zal de ESS vragen en behoeften ophalen van professionals om daar met de inhoud van het kennisplatform op aan te sluiten. Voor professionals met vragen en dilemma’s rondom (voorkomen van en omgaan met) polarisatie en extremisme komt er een telefonische ondersteuningslijn en daarmee een luisterend oor.

Emma de Goeje studeerde met dit onderzoek af als pedagogisch wetenschapper aan de Universiteit Utrecht.

Jessa Wegman is pedagoog/ opvoedingsfilosoof en werkt als adviseur voor de Expertise- unit Sociale Stabiliteit (ESS).

Foto: Kevin Dooley (Flickr Creative Commons)

  

  1. Jameton, A. (1984). Nursing practice: The ethical issues. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
  2. Kälvemark, S., Höglund, A. T., Hansson, M. G., Westerholm, P., & Arnetz, B. (2004). Living with conflicts-ethical dilemmas and moral distress in the health care system. Social Science & Medicine, 58, 1075-1084.
  3. Ehrich, L. C., Kimber, M., Millwater, J., & Cranston, N. (2011). Ethical dilemmas: A model to understand teacher practice. Teachers and Teaching, 17, 173–185.
  4. Klaassen, C. A. (2002). Teacher pedagogical competence and sensibility. Teaching and Teacher Education, 18, 151-158.