Nooit meer ongewassen naar de bakker

Burgers die hun buurman in de gaten houden omdat die misschien eenzaam is of zorg nodig heeft. In toenemende mate worden burgers ingezet om mogelijke problemen vroegtijdig te signaleren. Op die manier ontstaat er een nieuwe norm in de publieke ruimte. De onderzoekers van De belofte van nabijheid zien echter reden voor zorg.

Caissières die oudere klanten hulp gaan bieden als ze denken dat het niet goed met hen gaat. Postbodes die niet alleen post bezorgen, maar ook melding maken van verwaarloosde tuintjes en afval naast de container[1]. Leden van het sociale wijkteam in Eindhoven die ook expliciet aan postbodes, caissières en sigarenboeren vragen om opvallende zaken te melden[2]. Het zijn voorbeelden van toenemende georganiseerde bemoeienis in de publieke ruimte.

Toename signalerende functie van burgers

We zien in ons onderzoek De Belofte van Nabijheid meer van dit soort initiatieven. Want niet alleen caissières en postbodes worden hiertoe gemaand, ook burgers onderling worden hiertoe aangespoord. De gemeente Rotterdam biedt burgers bijvoorbeeld trainingen aan om ‘zorgwekkende eenzaamheid’ te signaleren, waarin ze ook aanleren hoe je daar een gesprekje over aanknoopt. Aarzeling of de ander daar wel op zit te wachten is begrijpelijk maar onterecht, aldus de gemeente[3].

Gemeentes gaan zich ook steeds meer richten op het gedrag van burgers in de publieke ruimte. En sociale wijkteams vinden dat ze dat meer zouden moeten doen. Het sluit aan bij twee van de drie taken waarvan sociale wijkteams eind 2015 aangaven dat ze er nog onvoldoende aan toekomen: ‘Het stimuleren van nuldelijnszorg in de wijk en het werken met preventie en vroegsignalering’[4].

Dat vraagt een verandering in attitude

De georganiseerde bemoeienis gaat niet om andere wetgeving, rechten en plichten, maar om een verandering in attitude. In de publieke ruimte geldt namelijk doorgaans de norm dat je elkaars privacy respecteert en elkaar met rust laat[5].

De socioloog Goffman[6] liet bijvoorbeeld zien hoe mensen elkaar als vorm van respect via subtiele non-verbale signalen te kennen geven niet op de ander te zullen letten. Hij gebruikt daarvoor de term ‘civil inattention’. Als iemand bijvoorbeeld een telefoongesprek voert in het openbaar, zorgt civil inattention ervoor dat vreemden van elkaar begrijpen dat ze niet op de inhoud van het gesprek gaan letten, zelfs al kunnen ze goed horen wat er wordt gezegd. Dit gedrag geldt niet alleen voor vreemden, maar speelt ook in de omgang tussen buren en wijkgenoten[7].

Een nieuwe publieke ruimte

De nieuwe norm voor gedrag in de publieke ruimte is de tegenhanger daarvan. De anonieme publieke ruimte waar je toevallig in elkaars nabijheid verkeert, moet veranderen in een betrokken publieke ruimte waar mensen zich zorgzaam oplettend opstellen tegenover iedereen die ze tegenkomen en zich gaan bemoeien met mogelijk kwetsbare medeburgers.

Vanuit het oogpunt van beleid is het een ideale vorm van ‘informele zorg’: het wordt niet snel belastend zoals bijvoorbeeld mantelzorg, en iedereen kan het bieden. Als je je zorgen maakt om iemand in je straat, buurt of wijk of als je iemand tegenkomt in de stad, dan spreek je hem of haar aan om te vragen hoe het gaat. Als iemand zijn tuin verwaarloost maak je hier melding van bij professionals. Je zorgt er zo voor dat mensen in een vroeg stadium hulp krijgen die uit zichzelf misschien niet om aandacht, hulp en ondersteuning vragen.

Is het ook iets voor u?

Maar denkt u het zich eens in. U gaat op uw vrije dag chagrijnig, ongeschoren, en in joggingbroek naar de bakker of de sportschool – en u merkt, mensen gaan op u letten. En komen met een uiterst zorgzame toon vragen hoe het nu eigenlijk met u gaat. En als u uw gras een tijdje niet gemaaid hebt, moet u niet schrikken als uw buurvrouw of postbode dit opmerkt en dit aan het wijkteam doorgeeft, zodat zij in de gaten kunnen houden of er iets speelt waar u misschien nog geen hulp voor heeft gezocht.

We vroegen ons af: hoe denken burgers over het aanspreken van mensen die ze niet of niet zo goed kennen, wanneer ze vermoeden dat hulp of zorg nodig is? En over het aangesproken worden? Is het wel zo’n lichte en onschuldige interventie als het in eerste instantie lijkt?

Een student-assistent van ons project De Belofte van Nabijheid heeft in Den Haag gesprekken gehouden met in totaal 25 respondenten[8]. Aan de hand van een uitwisseling van ervaringen uit het dagelijks leven van deelnemers wilden we weten wat hun opvattingen zijn. Merken ze weleens iets op bij medeburgers wat duidt op een mogelijke hulpvraag, zo ja, wat dan? En waar? Gaat het om de directe leefomgeving of om openbare plekken, zoals de trein? Weten ze al iets van die persoon (bijvoorbeeld waar hij of zij woont) of is dit voor het eerst dat ze elkaar tegenkomen? Wat voor afwegingen maken ze om al dan niet iets te doen met wat hen opvalt? En wat zouden ze ervan vinden als ze zelf werden aangesproken door mensen die ze niet of niet goed kennen?

Goed idee dat ongevraagd bemoeien...

Een deel van de mensen die we hebben gesproken vindt het al met al een goed idee, dat ‘meer met elkaar bemoeien'. Twee respondenten die zelf psychiatrische of verslavingsproblemen hebben gehad geven aan dat ze het een goed idee vinden als mensen hen zomaar aanspreken, tenminste als het gaat om oprechte interesse. Als mensen vragen en daardoor weten wat er aan de hand is, kan het volgens hen onder andere misverstanden en vooroordelen wegnemen.

Een aantal andere mensen vindt het belangrijk en zoekt ook manieren om dit (meer) te doen, omdat thema's als de toenemende vergrijzing en de bezuinigingen in de verzorgingsstaat hen zijn opgevallen. Ze vroegen zich af hoe het nu verder moet met de mensen die daar last van hebben. In de gesprekken leken deze zorgen zich met name rond oudere mensen te concentreren, omdat ze misschien niet vanzelfsprekend meer professionele zorg zouden krijgen. Anderen denken dat het sowieso een goed idee is, omdat er zo eerder hulp geboden kan worden aan mensen die het nodig hebben.

…of toch niet?

Maar we zien dat mensen ook aarzelingen en bezwaren hebben. Vrijwel alle respondenten die we spraken vinden dat je je niet ongevraagd met iemand anders kan bemoeien, want dat zou voorbijgaan aan de eigen wil van de ander. Ze zouden het daarom ook niet op prijs stellen als anderen dat bij hen zouden doen.

Je probeert bijvoorbeeld een luchtig gesprekje aan te knopen waarin je de ander uitnodigt om iets te vertellen over zijn of haar situatie, maar als de ander niet zelf daar meer over begint te vertellen gedurende het gesprekje, dan houdt het volgens de respondenten daarmee op. Dit zorgt voor dilemma's, want vaak vormt juist de twijfel of iemand nog in staat is om zelf goede beslissingen te nemen (zoals bijvoorbeeld bij dementie of een psychiatrisch ziektebeeld) de aanleiding tot zorgen.

We zijn selectief bij het aanspreken van vreemden

Ook maken mensen afwegingen waarin hun eigen belang een rol speelt. Is het wel veilig? Krijgen ze geen grote mond, worden mensen niet kwaad of agressief? Worden ze niet als een bemoeial beschouwd door de omgeving? Sommigen hadden hier negatieve ervaringen mee. Dit is in lijn met eerder onderzoek naar de afwegingen van mensen bij het aanspreken van buurtbewoners op onwenselijk of overlastgevend gedrag[9]. Als burgers denken dat er risico’s zijn (als mensen bijvoorbeeld dronken zijn of psychotisch) vinden ze het niet aan hen om contact te maken. Dan vinden ze dat professionals dat zouden moeten doen.

Als ze al vreemden aanspreken of willen helpen, geven respondenten uit zichzelf te kennen ze dat vooral doen bij mensen die op henzelf lijken, bijvoorbeeld qua culturele en etnische achtergrond, omdat ze anders niet goed kunnen inschatten hoe ze een gesprek met de ander moeten aanknopen en hoe hun gedrag door de ander zal worden opgevat.

Een reden tot zorg

Is het zo’n gek idee, dat meer ongevraagd bemoeien met vreemden? We zien immers dat de mensen die wij spraken bezorgd zijn dat niet iedereen de hulp krijgt die je mag verwachten en op grond daarvan misschien eerder een signalerende rol willen vervullen en in actie durven komen. Daarnaast kan het juist voor burgers die in de buurt wat kwetsbaarder zijn, zoals mensen met een achtergrond in de psychiatrie, misschien wel leiden tot meer begrip.

Toch stemmen de bevindingen ook een beetje treurig, want de toenemende bemoeienis laat zien dat de gevolgen van de bezuinigingen meer zichtbaar worden. Er zijn mensen die aandacht of zorg nodig hebben en dit niet meer vanzelfsprekend krijgen. En juist de mensen die wat meer bemoeienis op prijs zouden stellen, zijn ook de mensen die het minst hoeven te verwachten.

Mensen die wij spraken geven in hun overwegingen namelijk aan dat ze vooral degenen zullen helpen die op hen lijken en dat ze zich minder snel zullen bemoeien met mensen die een beetje anders zijn. Misschien leidt het wel tot meer betrokkenheid, maar zeker niet zomaar met iedereen. Dat maakt de kwetsbaarheid van dit beleid zichtbaar.

Georganiseerde bemoeienis schaad anonimiteit publieke ruimte

Een andere vraag die we ons stellen naar aanleiding van dit onderzoek is in hoeverre het anonieme van de publieke ruimte geweld aan wordt gedaan. Het eigene hiervan is ook veel geloofd en geprezen[10]. Daar wordt er eindelijk eens even niets van je verwacht. Je kan in je joggingbroek naar de bakker zonder dat mensen daar op letten. Je hoeft je niet met mensen te bemoeien en zij niet met jou.

Dat maakt het juist de plek waar je op een prettige en veilige manier met mensen die voor jou anders zijn in contact kan komen, bijvoorbeeld met mensen met een psychiatrische beperking of mensen met een andere culturele achtergrond. Je groet elkaar, maakt een luchtig praatje en de opbrengsten zijn groot. Het zorgt voor wat onderling plezier, het gevoel erbij te horen, het draagt bij aan (h)erkenning[11]. Bemoeien gaat verder dan dat en kan dat luchtige contact geweld aandoen en in gevaar brengen.

Meer georganiseerde onderlinge nabijheid leidt niet automatisch tot meer wederzijds begrip en erkenning. Sterker nog, begrip en erkenning zijn misschien meer gebaat met wat afstand, zodat je rustig aan elkaar kunt wennen zonder verdere verwachtingen. Voor meer georganiseerde bemoeienis in de publieke ruimte dreigen we een hoge prijs te moeten betalen: de ruimte wordt minder privé.

Laurine Blonk is student-assistent en Femmianne Bredewold is onderzoekster bij ‘De belofte van nabijheid’.

In het project ‘De belofte van nabijheid’ doen zij samen met Jan Willem Duyvendak, Evelien Tonkens, Thomas Kampen en Loes Verplanke onderzoek naar de decentralisatie van de arbeidsreïntegratie, de jeugdzorg en de langdurige zorg. Beurtelings doen zij hiervan de komende tijd op deze site verslag in de serie 'De belofte van nabijheid'.

Foto: Tammy Lo(Flickr Creative Commons)

[1]      NRC 16 december 2015 ‘Cassieres en postbodes gaan helpen in de buurt: https://www.nrc.nl/nieuws/2015/12/16/caissiere-en-postbode-gaan-helpen-in-de-buurt-1570828-a636856 Geraadpleegd op 10 juli 2017.

[2]     Dit stelt Eveline Wouters, strategisch adviseur sociaal domein bij de gemeente Eindhoven in een interview. Dit interview is terug te vinden op: https://www.gemeentenvandetoekomst.nl/themas/sociaal-domein/artikel/professionals-enwijkteams-leren-van-elkaar-in-schuldhulpverlening/ Geraadpleegd op 10 juli 2017

[3]     Beleidsstuk van gemeente Rotterdam. Voor mekaar. Actieprogramma gericht op het bestrijden van eenzaamheid. p. 10. December 2014. Geraadpleegd op 11 juli 2017, link: https://www.rotterdam.nl/wonenleven/voor-mekaar/actieprogramma_eenzaamheid_voor_mekaar.pdf

[4]     Van Arum & Schoorl 2016, p. 37

[5]     Blokland, 2005

[6]     1971

[7]     Blokland, 2005

[8]     De gesprekken werden gevoerd in mini-focusgroepen. In totaal zijn er acht focusgroepen gehouden. Zeven daarvan waren algemene groepen in een buurthuis waar iedere inwoner van Den Haag aan deel kon nemen en de achtste was een tweegesprek met een professional en een ervaringsdeskundige van een steun- en informatiepunt GGZ.

[9]     Kleinhans & Bolt, 2013

[10]   Jacobs 1961, Blokland 2005, Duyvendak & Wekker 2015

[11]    Fincher & Iveson 2010, Ootes 2012, Wiesel & Bigby 2014, Bredewold, 2014

Bronnen

Blokland, T. (2005). Goeie buren houden zich op d’r eigen. Buurt, gemeenschap en sociale relaties in de stad. Den Haag: Gradus Hendriks Stichting

Bredewold, F. (2014). Lof der oppervlakkigheid: contact tussen burgers met een verstandelijke of psychiatrische beperking en buurtbewoners. Amsterdam: Van Gennep

Duyvendak, J. en Wekker, F. (2015). Thuis in de openbare ruimte? Over vreemden, vrienden en het belang van amicaliteit. Den Haag: Platform31.

Fincher, R. and Iveson, K. (2008) Planning and diversity in the city. Redistribution, recognition and encounter. New York: Palgrave Macmillian.

Goffman, E. (1971). Relations in public: Microstudies of the public order. New York: Basic Books

Jacobs, J. (1961). The death and life of great American cities. New York: Radnom House LLC.

Kleinhans, R., G. Bolt (2013). More than just fear: On the intricate interplay between perceived neighborhood disorder, collective efficacy, and action. Journal of Urban Affairs. Vol. 36(3), pp. 420-446

Ootes, S. (2012). Being in place. Citizenship in long-term mental healthcare. Ede: GVO drukkers en vormgevers b.v.

Van Arum, S. & R. Schoorl (2016). Sociale (wijk)teams in beeld. Stand van zaken na de decentralisaties. Movisie

Wiesel & Bigby (2014). Being recognised and becoming known: encounters between people with and without intellectual disability in the public realm. Environment & planning. Vol. 46(7), pp. 1754-1769

Dit artikel is 5142 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Het valt me op dat het thema ‘meer aandacht voor elkaar’ vaak benaderd wordt vanuit de zorg voor de ‘kwetsbare’, hulpbehoevende, eenzame medemens. Een beroep doen op mensen om met perceptie naar je medemens te kijken is m.i. een verkeerd uitgangspunt. Het wekt medelijden, zielig vinden en ongelijkheid op. Waar het hier om gaat is dat mensen elkaar ontmoeten op een gelijkwaardig niveau en dat beiden de ontmoeting waardevol vinden. In Zutphen organiseert het burgerinitiatief Stadsonderneming Zutphen jaarlijks de Week van de Ontmoeting (www.weekvandeontmoeting.nl). In die week kunnen bewoners zelf hun ontmoetingen organiseren door een kaartje te sturen aan een onbekende stadsgenoot (Flessenpost) of door de buurt uit te nodigen voor een kom soep (Soep in de buurt). En er worden diverse activiteiten georganiseerd waaraan men kan deelnemen. Zo werken aan de basis, dat is ontmoetingen tussen stadsgenoten. De Week van de Ontmoeting is een kader waarbinnen ontmoeten centraal staat. Het is bedacht als tegenhanger van de Week tegen de Eenzaamheid. Want ten strijde trekken tegen eenzaamheid is niet ons ding. Erop uitgaan om mensen te ontmoeten spreekt veel meer aan en brengt meer mensen in beweging.

  2. Het valt me op dat het strafrecht steeds meer wordt uitgehold door bestuursrecht en zelfs ‘attitudes’, zoals het in dit artikel wordt genoemd.
    Is het verboden om in m’n slaappak de post te halen? Nee. Ben ik eenzaam/psychotisch/verslaafd als ik dat doe? Nee. Wat is dan het probleem?
    Er wordt een norm opgelegd, waar veel, zoniet de meeste, mensen niet aan voldoen. De norm van de brave middenklasse burger die niet zeurt, belasting betaalt en barbecued tussen gammaschuttingen. Een ieder die niet aan dat beeld voldoet is verdacht. Ook als is er strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en zelfs vanuit punt van gezondheid of sociaal welbevinden niets aan de hand.

    Ik vind nee-derland een uiterst griezelig land geworden. En natuurlijk overdrijf ik enorm, natuuuurlijk ben ik een zwartkijker, maar toch ben ik van mening dat de ontwikkelingen in Duitsland van de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw onder een breed publiek moeten worden bekend gemaakt. Daar gebeurde immers hetzelfde: daklozen werden opgesloten als criminelen en asocialen, evenvoudig omdat ze baanloos en dus dakloos waren. Stap voor stap werd de sociale speelruimte verengd, tot een en ander geruisloos in wetten kon worden gegoten. Doodeng!

    En ondertussen krijgen mensen die daadwerkelijk zorg en aandacht nodig hebben die niet: die is immers wegbezuinigd.

  3. In mijn ogen is dit een artikel waarin nogal geframed wordt. Dat is bepaald niet wetenschappelijk.

    Feiten die te checken zijn, althans zouden behoren te zijn, worden afgewisseld met opinies en opvattingen of indrukken. Net als politici die niet weten wat zij beleidsmatig met de gefragmenteerde en versnipperde samenleving aan kunnen, vegen de schrijvers allerhande situaties al associërend bij elkaar, zonder dat vaststaat dat die associaties gemaakt mogen worden. Mogelijk bestaat die associatie, maar er is geen zekerheid, het is het idee dat die associatie wel eens zinvol zou kunnen zijn, maar dat wordt niet verwoord. In een artikel dat wetenschappelijk oogt, is dat een hoofdzonde.

    Enkele verwijzingen uit de tekst zijn niet te checken. Domweg omdat er slechts naar een publicatie en niet naar de directe vindplaats is verwezen.

    In het artikel zijn feed back mechanismen opgenomen. De relevantie van het genoemde mechanisme zou op basis van kritisch denken, bij menigeen door de mand vallen. Vb:

    ´Als iemand zijn tuin verwaarloost maak je hier melding van bij professionals. Je zorgt er zo voor dat mensen in een vroeg stadium hulp krijgen die uit zichzelf misschien niet om aandacht, hulp en ondersteuning vragen.´
    Als iemand de tuin verwaarloost, dan bel je aan. Je geeft de feed back rechtstreeks en niet via een omweg. En je stuurt iemand al helemaal geen professional op het dak bij zoiets als een verwaarloosde tuin. Dat is een attitude die je juist niet wenst.

    De kern van sociale wetenschap is dat er op basis van de bevindingen nooit of te nimmer voorspellingen zijn te doen over toekomstig gedrag. Die bevindingen zijn altijd afhankelijk van de omstandigheden van dat moment en van algemeen heersende opvattingen van dat moment. Zodra die veranderen is een onderzoek niet meer valide. Dat geldt met name voor de publicatie van Blokland.

    Hier knelt het gebrek in de sociale wetenschap aan een onderliggende theoretisch modellen. Modellen waarin de mechanismen die worden beschreven worden geduid in termen van processen. Interne processen die al dan niet openstaan voor interne of externe tegenspraak bij voorbeeld. Het omgaan met tegenspraak, met feed back, bepaalt in hoge mate welke plaats een persoon, een organisatie, een groep of een godsdienstige of politieke beweging innemen op een (virtuele) schaal om op de mate van democratisch denken en handelen te scoren.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.