Hoe de decentralisering beleidshumor produceert

Voor sociale professionals is humor vaak een belangrijke uitlaatklep die helpt om gevoelens van machteloosheid en frustratie een plek te geven. Beleidshumor is een directe reactie op het gevoerde beleid die zowel ondermijnend als bestendigend werkt.

Het is 5 december 2014. In een kantoor in een buurtcentrum leest een professional van een wijkteam, Patricia, een gedicht voor dat zij en haar collega’s van de gemeente hebben gekregen.

‘s Avonds in een warm land, hier ver vandaan.
Zat de Sint voor zich uit te staren bij het raam.

Hij was aan het overdenken wat hij jullie, kanjers van de wijkteams, zou gaan schenken.

Ondanks discussies over positionering in de eerste of tweede lijn.
Jullie gaan voor daden en da’s heel fijn.

Van kwetsbaarheid naar weerbaarheid, daar gaan de wijkteams voor.
Eigen kracht staat centraal, aan een stuk door.

Uiteindelijk is dat ook het enige dat tellen gaat.
In het behalen van het beste resultaat.

De Sint is trots op jullie, dus ga vooral zo door.
De bewoners zijn jullie hier heel dankbaar voor.’

 

Als Patricia klaar is volgt een korte conversatie met twee collega’s.

Tabitha: ‘Eh.. bewoners dankbaar? Ik weet niet of mevrouw Boussati het daar mee eens is.’

[Mevrouw Bouassati is slachtoffer van huiselijk geweld].

Patricia begint ongemakkelijk te grinniken, waarop Jason in lachen uitbarst en de drie professionals de slappe lach krijgen.

Tabitha veegt de tranen van haar wangen. ‘Ja sorry hoor, ‘het’ is overal’.

Als ik Tabitha later vraag wat zij bedoelt met ‘het is overal’, vertelt zij dat ze ‘van alle kanten’ de boodschap krijgt dat ze het eigen netwerk van mensen moet betrekken bij hun problemen. Zelfs haar nieuwe stagiaire begon haar daarin al na een week te onderwijzen. Maar, zo stelt Tabitha, ‘zullen we dat misschien eerst eens aan de mensen zelf vragen, voor we met zijn allen gaan bepalen wat goed voor ze is?’

Moe van onderzoekers

Moe wordt ze ook van onderzoekers die plotseling belangstelling tonen voor haar werk, maar telkens weer dezelfde vraag stellen: hoe het haar verging met het betrekken van het eigen netwerk van mensen en de gezinnen die zij ondersteunt? Je kan er uiteindelijk maar beter om lachen, vindt ze, zoals onlangs, naar aanleiding van de tekst op een poster van de gemeente die in de gang van hun kantoor hangt met daarop in koeienletters de tekst: ‘Loslaten is liefde’. Alsof ze voor haar lol mensen bij zich houdt in haar toch al overvolle caseload.

Haar collega had daarop voorgesteld om er een andere poster naast te plakken met de tekst: ‘liefde is vasthouden’. Zo’n grap, zo vertelt Patricia, ‘creëert ruimte tussen mijzelf als hulpverlener en dat verhaal van eigen kracht en eigen netwerk, alsof dat de essentie is van mijn bestaan’.

Beleidshumor die beleidsondermijnend werkt

In het sociaal werk is het belang van humor in relaties van professionals met mensen en gezinnen die zij ondersteunen wel bekend. Sociaal werkers zetten humor bijvoorbeeld in om een sfeer van nabijheid te creëren en zo vertrouwen te winnen. In mijn veldwerk dat ik voor mijn promotieonderzoek deed, ontdekte ik tot mijn verrassing dat humor ook een centrale rol speelt in hun dagelijkse omgang met beleid.

Ontzettend veel humor die ik optekende was niet iets wat spontaan ontstond en ongericht plaatsvond, maar een directe respons op beleid. Beleidshumor noem ik dat. Het stelt professionals in staat om afstand te nemen van machteloze en pijnlijke gevoelens over beleid, daarover solidariteit naar elkaar toe te tonen, en maakt desidentificatie mogelijk met nieuwe beelden van professionaliteit die hen opgedrongen worden, zoals in het voorbeeld van het Sinterklaas-gedicht (‘bewoners zijn jullie daar dankbaar voor’).

Beleidshumor is bovendien ambigu en paradoxaal. Het is humor die tegelijk beleidsondermijnend en bestendigend werkt. Ik illustreer dat aan de hand van observaties die ik eind 2016 tijdens een teamdag deed. In een buurthuis kwamen drie wijkteams van het gemeentelijke programma bij elkaar om samen met ambtenaren te reflecteren over de toekomst.

‘Een zelfredzaam team worden’

Vandaag zouden de teams ‘een professionaliseringsslag’ maken om dat proces ‘bottom-up vorm te geven’. Daartoe was een instrument ontwikkeld: een ‘zelfredzaamheidmatrix voor teams’. Ambtenaar Mikel, die de dag inleidde, sprak over de ontwikkeling van ‘zelfsturende teams’ naar ‘zelfredzame teams’.  Het idee was om een ‘nulmeting’ te doen. Zo kunnen we over een half jaar kijken, wat we bereikt hebben en ‘waarop we trots kunnen zijn. Net zoals jullie bij de mensen en gezinnen doen’.

Toen Mikel uitgesproken was, wiebelden verschillende professionals ongemakkelijk op hun stoel. Een professional stak zijn hand op om aan te geven dat hij zich iets anders had voorgesteld van deze teamdag. Hij wilde het graag hebben over het gebrek aan mandaat dat hem in zijn dagelijks werk frustreerde. Een andere professional gaf aan dat zij het graag wilde hebben over het idee ‘achter’ de zelfredzame teams. Zij was bang dat haar teamleider, ook in dienst van de gemeente, op nog meer afstand zou komen te staan.

Mikel gaf aan de zorgen goed te begrijpen, en stelde voor om de matrix te gebruiken om deze signalen om te zetten in uitdagingen. Hij sloot zijn introductie af met een verwijzing naar ‘De schijf van vijf’. ‘Jullie weten wel, het document over de ‘professionalisering’ van ‘de generalist’. Weer volgde een ongemakkelijk geschuif met stoelen. Een professional riep dat hij maar een schijf kende, en ‘dat is een bamischijf’, waarop iedereen in lachen uitbarstte.

Protesteren heeft geen zin

Kort daarna gingen de professionals uiteen om met de matrix aan de slag te gaan. De ochtend verliep in een melige sfeer, waarin professionals in groepjes de matrixen invulden, en er vooral veel grappen en grollen gemaakt werden over de zeventien categorieën die ingevuld werden en de term ‘zelfredzame teams’. Onlangs was het team nog maanden bezig geweest om een printer voor elkaar te krijgen.

Toen ik verschillende professionals na afloop over hun ervaringen tijdens de teamdag sprak, vertelden zij dat je zo’n bijeenkomst maar het best ‘gezellig’ kan maken. Of je wilt of niet, protesteren heeft geen zin, ook de ‘zelfsturende teams’ zijn er gekomen, vertelde een professional, net als bij haar moederorganisatie. Iedereen doet zijn best, ook de ambtenaren.

‘Generalist gevraagd met als specialisatie: afscheid nemen’

De beleidshumor routiniseerde zich gedurende de drie en half jaar dat ik de professionals volgde. Een belangrijke oorzaak daarvan was een opeenstapeling van negatieve ervaringen met pogingen om beleid aan te passen. Zo maakten professionals zich boos over een collega die plotseling uit het wijkteam terug moest naar zijn moederorganisatie, zonder dat hij en het team dat zelf wilden. Het team had in drie jaar tijd drie verhuizingen achter de rug, vier verschillende teamleiders meegemaakt en de nodige personele wisselingen achter de rug.

Het nieuws dat een professional opnieuw het team zou verlaten was voor hen de druppel die de emmer deed overlopen. In een email aan de gemeente zetten de professionals hun frustratie en zorgen uiteen. Ze maakten zich onder meer zorgen of zij zo wel de veiligheid van kinderen konden waarborgen met al die wisselingen. De gemeente zag het probleem ook wel, maar was daarin ook afhankelijk van de medewerking van de moederorganisaties. Het protest leverde uiteindelijk niets op. De collega moest het team toch verlaten. Toen het nieuws bekend werd, heerste er in eerste instantie verslagenheid. Toch werd er die middag veel gelachen. De eerste grap volgde namelijk al snel en ging over kwalificaties voor de functie van toekomstige medewerkers. Een professional stelde voor de tekst als volgt te formuleren: ‘Generalist gevraagd met als specialisatie: afscheid nemen’.

Loyaal verzet

De professionals voelden zich vaak speelbal van ongrijpbare politieke krachten. Bij aanvang van de nieuwe werkwijze ervoeren zij veel politieke steun, maar twee jaar later moest het team niet alleen strijden voor een fatsoenlijke locatie en een printer, maar was ook het voortbestaan van de nieuwe werkwijze onzeker geworden. Dat leidde tot veel onderlinge grappen, zoals het idee om een cursus aan te vragen ‘leren omgaan met ADHD beleid’.

 Beleidshumor maakt loyaal verzet mogelijk: verzet dat zich tegelijk afzet en loyaal toont aan beleid. Beleidshumor is loyaal, omdat het professionals helpt zich aan te passen aan de omstandigheden waarin zij verkeren. Sociologen die zich met humor bezig houden, wijzen ons op de ventielfunctie van humor: de fysieke effecten van lachen als respons op spanningen die mensen in sociale situaties ervaren (Kuijpers, 2008). Beleidshumor kunnen we vanuit dat perspectief begrijpen als een vorm van ongeorganiseerde en informele zelfhulp.

De socioloog James Scott wijst naar humor als een manier van mensen om zich, vanuit een precaire en afhankelijke positie, staande te houden in een onzekere wereld, waarin hun aanwezigheid en overtuigingen betwist, bedreigd of genegeerd worden. Beleidshumor is een vorm van wat Scott ‘infra politics’ noemt: informeel, georganiseerd en geroutiniseerd alledaags verzet dat niet altijd als politiek verzet (h)erkend wordt, maar onmiskenbaar oppositioneel en subversief is.

Door beleidshumor nemen professionals actief afstand van beleid en van pijnlijke gevoelens daarover. Het is een respons van professionals op een nieuwe conditie van permanente onzekerheid waarin zij worstelen met hun precaire en afhankelijke positie in een veranderende verzorgingsstaat. Beleidshumor is een van de manieren om daarmee om te gaan. Hoe belangrijk dat voor hen is, kan niet duidelijker gemaakt worden, dan met de tekst op het tegeltje dat in het laatste kantoor van de professionals hing: ‘Gewoon blijven lachen’.

Marc Hoijtink schrijft een proefschrift over professionaliteit en alledaags verzet van sociaal werkers in een veranderende verzorgingsstaat.  Hij werkt als onderzoeker bij het lectoraat stedelijk sociaal werken aan de Hogeschool van Amsterdam en geeft daar les in etnografisch onderzoek en sociaal beleid.

 

Referenties:

Kuipers, Giselinde. 2008. The sociology of humor. In Victor Raskin (ed.) The Primer of Humor Research, pp. 365-402. Berlin/New York: Mouton de Gruyter.

Sott, James. 1985. Weapons of the Weak: Everyday Forms of Peasant Resistance. New Haven: Yale University Press.

 

Foto: Brendan & Brendan (Flickr Creative Commons)