Het goede leven van de burger wordt van de keukentafel geveegd

Als onderzoeker observeerde Vicky Hölsgens in ruim een jaar 87 keukentafelgesprekken. Na afloop interviewde ze de 24 generalisten en consulenten met wie ze meeliep over de rol van zingeving tijdens keukentafelgesprekken. Daar blijkt in de praktijk weinig van terecht te komen.

‘Het is me wat, ik kan haar niet naar een verpleeghuis doen’, zegt een man van 75 nog voordat het gesprek goed en wel is begonnen. We zitten aan zijn keukentafel. We komen voor de vervanging van de rolstoel van zijn vrouw die nog in bed ligt, wachtend op de thuiszorg. ‘Valt het u zwaar om voor haar te zorgen?’ vraagt de consulent met wie ik als onderzoeker die dag meeloop. De man geeft aan dat het niet te doen is; hij is zelf afgekeurd. De consulent gaat hier in eerste instantie niet op in.

Hij loopt zijn standaard vragenlijst van de gemeente door en laat het onderwerp rusten. Tot hij bij het onderwerp ‘zingeving’ komt: ‘En zingeving in het leven? U wilt mevrouw niet wegdoen, u wilt haar zo lang mogelijk thuis houden?’ De man begint te huilen. ‘Nu lukt het nog, maar goed’, snikt hij. Het is even stil. De consulent gaat verder met praktische vragen over vervoer. De man vertelt uit zichzelf dat zijn vrouw bang is om naar het verpleeghuis te gaan omdat ze slechte ervaringen heeft gehad toen haar demente ouders daar zaten. De consulent reageert hier niet op en gaat verder met de vragenlijst.

In de auto merk ik op dat ik de indruk kreeg dat de man de zorg niet meer aankan en ons dit probeerde duidelijk te maken. De consulent zegt dat hij het gesprek bewust niet die kant op heeft gestuurd. De man heeft al huishoudelijke hulp, verzorging aan huis en ze hadden dagbesteding. Meer kan hij de man niet bieden om de mantelzorg te ontlasten. Daar houdt het op, gezien de regels van de Wmo.

Belofte van existentiële nabijheid

Zingeving gaat over gebeurtenissen, relaties, doelen en onderliggende waarden die voor ons het belangrijkst zijn, die ons leven zin geven[i]. Ze bieden ons oriëntatie, een streven naar een ‘goed leven’[ii]. Deze elementen zitten ook vervat in de drie decentralisaties. Ze stellen aandacht voor de mens achter zijn probleem in het vooruitzicht, zoals verwoord in de Memorie van Toelichting bij de nieuwe Wmo ( p.2): ‘Het is van belang de ondersteuning te richten op de persoon en diens omgeving in plaats van uitsluitend op diens aandoening, beperking of indicatie. Het welbevinden van mensen dient centraal te staan.’ De VNG (p.8) gaat nog een stap verder en belooft existentiële nabijheid: ‘Centraal staat de vraag welke betekenis de burger aan zijn situatie en beperking geeft, hoe hij die ervaart’.

De keukentafelgesprekken worden in Eindhoven en Sittard Geleen zo ingericht dat er in principe ruimte is om te onderzoeken wat het goede leven inhoudt. In Eindhoven krijgen generalisten de opdracht om eerst kennis te maken met de burger – wie zit er eigenlijk tegenover me en wat vindt diegene belangrijk? – alvorens het probleem van de burger in kaart te brengen. In Sittard-Geleen is ‘zingeving’ als onderwerp opgenomen in de standaard vragenlijst die Wmo-consulenten hanteren tijdens het keukentafelgesprek.

Wmo-consulenten kunnen weinig met vragen over zingeving

In Sittard-Geleen staat anderhalf uur gepland voor een keukentafelgesprek. De Wmo-consulenten in Sittard-Geleen zijn voornamelijk verantwoordelijk voor het beoordelen en afgeven van Wmo-indicaties. Het keukentafelgesprek is gericht op het ophalen van informatie om uiteindelijk al dan niet een indicatie af te geven. Opvallend is dat de grondslagen voor indicaties voornamelijk gericht zijn op de fysieke of psychische toestand van de burger; er zijn strakke protocollen op basis waarvan iemand al dan niet een indicatie krijgt. Het oordeel van de Wmo-consulent wordt bovendien bij een aantal consulenten getoetst door een toetscommissie die erop toeziet dat de regels worden nageleefd.

Het onderwerp ‘zingeving’ komt er vanuit dit perspectief bekaaid vanaf. Als het al wordt uitgevraagd, wordt het enkel in een verslag genoteerd; het heeft weinig invloed op de uiteindelijke indicatie. Zoals een consulent zegt tijdens een interview:

‘Je kunt het [zingeving] meenemen, maar soms is de wet ook gewoon de wet, dan zijn de kaders vrij helder.’

De meeste Wmo-consulenten laten het onderwerp zingeving links liggen in het keukentafelgesprek. Niet dat ze het onderwerp niet belangrijk vinden en tussen de regels door komt het ook wel aan de orde, maar vanuit hun functie als Wmo-consulent kunnen ze er weinig mee, zoals ook zichtbaar in het voorbeeld waarmee dit artikel opent.

Door een groeiend takenpakket is er geen tijd voor zingeving

Hoewel generalisten in Eindhoven meer tijd kunnen besteden aan kennismaken, komen ook zij steeds meer in de knel met hun tijd. Bij een fulltime functie van een generalist in Eindhoven hoort een caseload van 96 burgers. Tijdnood leidt vaak tot het overslaan van het kennismakingsgesprek waarin het goede leven van de burger centraal staat. Zeker wanneer een ‘crisisgeval’ tussendoor komt – denk aan acute schuldenproblematiek, uithuisplaatsingen – dan is er even geen tijd voor wat de burger belangrijk vindt; dan schiet de generalist in oplossingsgericht handelen.

Verder zijn generalisten verantwoordelijk voor verschillende taken. Naast het begeleiden van burgers werden zij tijdens mijn onderzoek verantwoordelijk voor het beoordelen en afgeven van Wmo-indicaties en het uitvoeren van de Participatiewet. Ze ervaren een spanning bij het uitvoeren van de Participatiewet, zoals Huijben & Verplanke ook laten zien in de vorige bijdrage aan dit dossier. De generalisten hebben het gevoel dat ze niet kunnen stilstaan bij het goede leven van de burger, maar dat ze moeten vertellen wat de burger moet gaan doen. Een generalist verwoordt het treffend in een interview:

‘Je komt daar binnen met: “Hallo, u heeft een participatie-uitkering nodig, wat kan ik voor u betekenen?” Heel vriendelijk kom ik daar binnen. Maar uiteindelijk betekent het dat ik het met die mensen ga hebben over: “Je doet nu niks, wat kun je wel gaan doen?”’

Oproep aan gemeenten: geef professionals geen dubbele opdracht

De twee gemeenten vinden het goede leven van de burger op papier belangrijk en nemen het mee in de opzet van het keukentafelgesprek, maar in de praktijk worden professionals dus op pad gestuurd met een dubbele opdracht: zowel aandacht hebben voor het goede leven van de burger als hem of haar vertellen wat dat goede leven moet inhouden: participeren en zelfredzaam zijn. Er zit dus een paradox in het beleid; het goede leven van de burger lijkt er enkel toe te doen wanneer deze in lijn ligt met het goede leven dat impliciet vervat zit in het ideaal van de zelfredzame burger.

Gemeenten zouden de mens achter de aanvraag werkelijk centraal moeten stellen in het keukentafelgesprek en de professionals niet moeten opzadelen met een dubbele opdracht. Professionals zouden een stem moeten krijgen in het wegings- en beoordelingsproces waarin ze het belang van de burger kunnen vertegenwoordigen. Zodat ‘zingeving’ van invloed kan zijn op een indicatie of een participatietraject. Op die manier kan de professional uit de begincasus met de man in gesprek gaan over het morele dilemma dat hij ervaart: een keuze tussen trouw zijn aan de wens van zijn geliefde vrouw of zijn eigen gezondheid.

Vicky Hölsgens schrijft haar promotieonderzoek aan de Universiteit voor Humanistiek over aandacht voor zingeving in de huidige verzorgingsstaat: hoe professionals aan de keukentafel omgaan met levensvragen van burgers. Met professor Tonkens als promotor is ze betrokken bij het onderzoeksproject ‘De Belofte van Nabijheid’.

Referenties:

[i] Schuhmann, C. M. & Van der Geugten, W. (2017). Believable visions of the good: an exploration of the role of pastoral counselors in promoting resilience. Pastoral psychology (66). p.523-536.

[ii] Taylor, C. (1989). Sources of the self: the making of the modern identity. Cambridge: Harvard University Press.

Foto: Laurent Neyssensas (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 10483 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (10)

  1. Heel goed dat er aandacht is aan de keukentafel voor zingeving. In dit artikel worden de gesprekken aan die keukentafel gevoerd met medewerkers van de gemeente, hier heel bijzonder ‘generalisten’ genoemd als wat het een functie. Een generalist is iemand die over allerlei onderwerpen een basiskennis heeft. Dat zou dus ook kennis van ‘zingeving’ kunnen zijn.
    Maar… zijn het alleen de professionals van de gemeente die over levensvragen gaan? Ik weet wel zeker van niet. En… moeten het professionals zijn die over levensvragen gaan? Wat is de rol van anderen hierin? Ik hoop dat er in het onderzoek van Vicky ook ruimte is om te kijken of het onderwerp ‘zingeving’ sowieso iets is wat we van een overheidsmedewerker (Wmo-consulent) aan een keukentafel moeten verwachten. Of misschien wel dat het aan de orde wordt gesteld, maar dat diezelfde medewerkers daar niets mee hoeft te doen. Is het slecht of onwenselijk dat ze er vanuit hun functie niets mee kunnen of is het zelfs goed, omdat zingeving geen onderwerp van de overheid is?

  2. Is het een idee om vitale gepensioneerden uit dezelfde wijk in dit soort keukentafel gesprekken te introduceren? Zelf zou ik (72) hieromtrent graag eens een experiment aangaan.

  3. Mooi hoe hier de praktijk is onderzocht.

    Graag wil ik een suggestie, tip aan dit verhaal toevoegen: er zijn gemeenten waarin aanvragers voor een wmo voorziening de mogelijkheid aangeboden krijgen om ondersteuning te krijgen van een cliëntondersteuner. Dit lijkt me, indien goed uitgevoerd, een goed alternatief voor het probleme van de ‘dubbele opdracht’ die in dit artikel wordt beschreven. Meer informatie daarover leest u oa op deze websites http://www.ikdoeweermee.nl/clieumlntondersteuning-in-de-wmo-2015.html
    https://www.schulinck.nl/Opinie-wmo-onafhankelijke-clientondersteuning
    https://www.zorgwelzijn.nl/onafhankelijke-clientondersteuning-hard-nodig/

  4. @ Eveline Vlug: Regieassistent werd dat in het onlangs gelanceerde rapport over het belang van zelfregie door de RVS genoemd. Voor mij als geestelijk verzorger is de bovengeschetste situatie herkenbaar. Er wordt vaak wat simpel over zingeving gedacht en vooral naar de maakbare zingeving gekeken (snel mensen begeleiden naar zinvolle dagbesteding). Dat er ook een andere kant aan zingeving zit is voor deskundigen helder, maar voor generalisten niet altijd. En niet te verenigen met het doelgerichte en vaak praktische opdracht die er ook in het werk zit. Die dubbele opdracht is lastig. Ook clientondersteuners zijn vaak praktisch bezig en oplossend. Terwijl zingevingsondersteuning vaak neerkomt op het uithouden van het onoplosbare. Daar wordt in de meeste opleidingen in zorg en welzijn niet zoveel mee gedaan…Ergo: zingeving is een thematiek die mijns inziens echt ook professionele aansturing nodig heeft.

  5. Het is triest dat dit soort vragen bewust niet behandeld worden eo/of omzeilt worden, terwijl de vrager hier een kans voor open doel heeft.
    Het is m.i. het grootste probleem wat er is als je als partner voor de keuze komt te staan, bejaarden tehuis en/of verzorgingstehuis, omdat de hulp onvoldoende gerealiseerd kan worden.
    Hier hoort een keukentafelgesprek juist in door te verwijzen naar andere deskundigheid.

  6. Dit geeft goed het dilemma weer van korte termijn oplossingen en zoeken naar duurzame verbeteringen, die meer tijd en geduld vragen en waarvan de maatschappelijke effecten pas op langere termijn inzichtelijk zijn. Bovengenoemd onderzoek heeft in Eindhoven zo’n 2 jaar geleden plaatsgevonden. De dilemma’s zijn goed en treffend omschreven. De feitelijke gegevens zijn inmiddels wel achterhaald, zoals de hoogte van de caseload. WIJeindhoven stapt over van de Zelfredzaamheidsmatrix als meetinstrument naar het ‘Wat Telt Instrument’ dat Zingeving als expliciet thema kent. Dit is meer gebaseerd op de visie van ‘positieve gezondheid’ en de presentiebenadering. Maar dat neemt niet weg dat iedere generalist dagelijks geconfronteerd wordt met moeilijke afwegingen, mede ingegeven door de politieke en beleidsmatige context.

  7. Gemeenten zijn verplicht om cliëntondersteuning aan te bieden. Een gesprek voeren over voorzieningen die nodig zijn, met een vertegenwoordiger van de gemeente die alle ins- en outs kent, is niet eenvoudig.
    Belangenorganisaties dringen er al lang op aan dat cliëntondersteuning goed geregeld wordt én bekend is. Helaas is dit bij veel gemeenten nog niet het geval.

  8. Mijn handen jeuken meteen om deze situatie op het toneel te brengen met ons Toetstheater en te kijken hoe de collega’s van deze consulent met deze situatie zouden omgaan. Ik snap de werkdruk, de neiging tot handelen en de verlegenheid wat betreft het zingevingsniveau. Toch is het schrijnend.
    Belangrijk onderzoek, Vicky Hölsgens. Succes met het vervolg.

  9. Hier zou dus de samenwerking met het hele sociale domein, van vrijwilligerswerk, kerken, welzijn, sport et cetera uitkomsten kunnen bieden. Als er gaten vallen in de samenredzaamheid (Verkooijen en Ansem, 2017, Werken in de halfde lijn) dan zou dat in dat integrale plan die gaten opgevuld kunnen worden met: mogelijkheden in het Eigen sociale netwerk, aangevuld door ‘vrijwilligers’ en daar waar het ‘moet’ de betaalde professional.
    Daarnaast vind ik dit ‘zeer belangrijke’ signalen vanuit de praktijk dat er iets in het facilitaire kader moet worden aangepast en verbeterd. We zijn er nog niet, en ik denk dat als we ‘ruimte’ gaan geven, dus durven te investeren in de doorontwikkeling van de sociale wijkteams en de verbindingen met het hele sociale vangnetwerk, we met zijn allen deze kanteling voor elkaar kunnen krijgen.

  10. Natuurlijk zijn hier professionals voor. Ooit er aan gedacht om geestelijk verzorgers in te zetten. Zij zijn specifiek opgeleid om te praten en mee te denken over zingeving.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.