In de nieuwe jeugdwet van 2015 is de uitvoering van de jeugdhulp, dus ook de gespecialiseerde jeugdzorg naar de gemeente gegaan, evenwel met een flinke korting op het totale budget van circa 200 miljoen euro. De gedachte hierachter was dat gemeenten met hun wijkteams eerder problemen achter de voordeur zouden signaleren en met preventief ambulant optreden uithuisplaatsingen en dus gespecialiseerde jeugdzorg zou kunnen voorkomen.
Achter deze gedachte zat echter geen wetenschappelijk onderzoek maar waarschijnlijk de wens te bezuinigen, zo betoogden veel experts al in 2013. Andere experts meenden dat de instellingen inhalig waren en kinderen te lang in behandeling hielden. Dat was natuurlijk een boodschap die aansloeg bij voorstanders van bezuinigingen.
In 2015 nam het aantal uithuisplaatsingen en plaatsingen iets af maar in 2016 weer fors toe, met 15 procent in instellingen en zelfs 25 procent in gezinshuizen (Bron: CBS). Pleegzorg bleef gelijk, waarschijnlijk als gevolg van gebrek aan pleegouders.
Bovendien bleek dat de zorgzwaarte van de jongeren die in de gespecialiseerde jeugdhulp en in het speciaal onderwijs terecht kwamen aanzienlijk was toegenomen. De combinatie van minder geld en een stijgend aanbod zorgde bij gemeenten voor miljoenenverliezen. Gemeenten korten vervolgens op de tarieven en overal in Nederland weigeren instellingen nog tegen te lage tarieven kinderen te behandelen. Binnenlands Bestuur kopte begin november zelfs ‘chaos in de Jeugdzorg loopt uit de hand’.
Hoe kunnen we de groei van het aanbod verklaren?
Een belangrijke verklaring is misschien wel het gegeven dat het deel van de kinderen die niet meer thuis kunnen wonen zeer ernstige aandoeningen heeft. Die gaan meestal niet preventief of curatief over zoals bij ernstig autisme of LVB, en meestal is er een combinatie van meerdere aandoeningen tegelijkertijd die voor ernstige gedragsproblemen en verslaving zorgen.
Inmiddels weten we uit nieuw onderzoek dat persistent antisociaal gedrag vaak op een hersenbeschadiging berust, maar ook een sterke erfelijke component heeft. De aanpassingsproblemen die deze kinderen in de maatschappij hebben zijn dermate dat we daar ambulant nauwelijks vat op hebben. Ook het speciaal onderwijs is daar soms niet tegen opgewassen. Deze aandoeningen gaan niet over en kinderen moeten er mee leren leven en dat kost veel tijd, kennis en energie (geld).
Sommige kinderen zullen een leven lang begeleiding nodig hebben
Voor sommige kinderen geldt dat ze zo kwetsbaar zijn dat ze hun leven lang begeleiding nodig zullen hebben. Andere kinderen hebben veel nadelige jeugdervaringen meegemaakt en zijn in een levensfase tussen de 14 en de 25 jaar waarin ze naar verhouding veel risico nemen en agressief zijn. Hun sociaal-emotionele ontwikkeling en hun persoonlijkheidsontwikkeling lopen sterk achter. Dit noemen we een ‘disharmonisch ontwikkelingsprofiel’. Ook dat is niet iets wat je in de regel snel met tien sessies van een psycholoog of psychiater (die vaak binnen de jeugdhulp worden vergoed) kan oplossen.
De mogelijkheden om problemen thuis op te lossen zijn overschat
Daarbij komt nog dat de mogelijkheden om problemen thuis op te lossen waarschijnlijk overschat worden: veel ouders van kinderen met ernstige aandoeningen en problemen hebben die zelf ook, zijn soms onmachtig in de opvoeding die ze zelf soms nooit hebben gehad en geven die van generatie op generatie door met bijbehorende armoede, schulden, en verslavingen. Ook hun mogelijkheden tot herstel zijn vaak gering.
Deze kinderen zijn er altijd al geweest. Hun aantal zal vooralsnog niet minder worden, maar waarschijnlijk is paradoxaal genoeg de toename van de vraag naar jeugdhulp mede te verklaren doordat wijkteams hun werk goed doen en nu veel sneller ernstige problemen achter de voordeur signaleren. Er moet dus waarschijnlijk geld bij omdat gemeenten hun werk goed doen. Dat had niemand verwacht.
Omdat wij als samenleving een morele plicht hebben om deze kinderen niet in de kou te laten staan en agressiviteit en criminaliteit op straat de samenleving uiteindelijk meer kost is de huidige situatie voor verbetering vatbaar. Er is haast geboden.
Ook de medewerkers zijn het kind van de rekening
Maar er is nog een tweede ‘kind van de rekening’ en dat zijn de medewerkers (gezinshuisouders, pedagogisch medewerkers in instellingen en leerkrachten in het speciaal onderwijs) die zich geconfronteerd zien met een doelgroep die steeds moeilijker wordt en tegelijkertijd het met minder middelen moeten doen. Dan melden medewerkers zich ziek, raken burn-out en vertrekken.
De achterblijvers moeten dit moeilijke werk in toenemende mate doen met ingehuurde uitzendkrachten die de kinderen niet kennen, waardoor onveilige situaties ontstaan. In sommige gevallen wordt personeel vervangen door camera’s (Trouw, 29 september 2017), waardoor kwetsbare kinderen alleen worden gelaten.
Ook deze medewerkers die met veel compassie voor ons dit moeilijke werk blijven doen, dag in dag uit, met veel risico op agressie proberen op te voeden waar anderen gefaald hebben en als beloning alleen tijdelijke contracten krijgen, ook zij hebben recht op ons respect en compassie: ‘laat ze niet in de steek’.
Kinderen zorg ontzeggen doen we toch ook niet als ze kanker hebben?
Kinderen de zorg ontzeggen die ze nodig hebben is toch niet meer van deze tijd en gebeurt toch ook niet als ze bijvoorbeeld kanker hebben of een stofwisselingsziekte? Dan is Nederland te klein. Francien Lamers-Winkelman, emeritus-hoogleraar kindermishandeling, verzuchtte ooit: ‘Houdt Nederland nog wel van onze kinderen?’
Laten we weer gaan houden van kinderen in onze samenleving die het minder getroffen hebben en ze de zorg geven die ze nodig hebben. Dat ‘onsje minder’ (200 miljoen) was een vergissing: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Peer van der Helm is lector bij het Expertisecentrum Jeugd van de hogeschool Leiden en hoofd onderzoek bij Fier. Op 30 november 2017 houdt hij zijn lectorale rede over dit onderwerp.
Foto: Sarah Horrigan (Flickr Creative Commons)