Alleenstaande bijstandsmoeders willen een tegenprestatie verrichten

Alleenstaande moeders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 5 jaar zijn doorgaans in hoge mate bereid tot het leveren van een tegenprestatie, maar dit leidt er niet automatisch toe dat zij dit ook doen.

Relatief veel vrouwen werken niet en doordat ze langdurige afhankelijk zijn van een uitkering bestaat het risico van een toenemende afstand tot de arbeidsmarkt. Om deze afstand te overbruggen heeft de overheid, als onderdeel van het emancipatiebeleid, met tweeëntwintig gemeenten afgesproken vrouwen zonder werk en/of zonder uitkering te stimuleren hun talenten te ontdekken en hen te ondersteunen in hun zoektocht naar werk of opleiding.

‘Thuis zitten is geen optie en iedereen kan wat’

Maar hoe zit het met vrouwen die wél een bijstandsuitkering ontvangen? ‘Thuis zitten is geen optie en iedereen kan wat’, stelt gemeente Rotterdam in het Plan van Aanpak Tegenprestatie 2015-2018. De wijze waarop gemeente Rotterdam het tegenprestatiebeleid uitvoert is op zijn minst als ‘proactief’ te typeren. De gemeente Rotterdam heeft zich namelijk ten doel gesteld om binnen de huidige collegeperiode (2015-2018) met circa 20.000 bijstandsgerechtigden, die in aanmerking komen om een tegenprestatie te leveren, afspraken te maken.

Het fenomeen ‘de tegenprestatie’ en de proactieve aanpak van Rotterdam maken de transformatie van de klassieke naoorlogse verzorgingsstaat duidelijk zichtbaar. In de verzorgingsstaat werd de bijstandsuitkering als recht gezien en lag de verantwoordelijkheid voor armenzorg voornamelijk bij de overheid. Terwijl in de huidige participatiesamenleving, de overheid van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers uitgaat. Nu wordt men naast rechten vooral geattendeerd op de plicht om voor zichzelf en de omgeving te zorgen. Het uitgangspunt van het huidige beleid is wederkerigheid en het vragen van een tegenprestatie voor de bijstandsuitkering is hier een uiting van.

Mogelijkheid tot langdurig ontheffen is paradoxaal

De overheid tracht de emancipatie van vrouwen dus te stimuleren door onder andere de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Maar het is, zonder de soms zware leefomstandigheden tekort te willen doen, paradoxaal als diezelfde overheid het mogelijk maakt voor alleenstaande moeders om voor een periode van maximaal 5 jaar ontheven te kunnen worden van de arbeidsverplichting, én daarmee ook van de verplichting een tegenprestatie te leveren.

De economische positie waar alleenstaande bijstandsafhankelijke moeders met jonge kinderen in zitten staat het gebruik van formele kinderopvangvoorzieningen vaak in de weg. Ze hebben doorgaans een zeer beperkt sociaal netwerk wat ook informele kinderopvang lastig maakt. Niettemin blijken alleenstaande moeders wel degelijk in hoge mate bereid om de zorg voor kinderen een aantal uur per week uit te besteden.

De wil om tegenprestatie te leveren staat bij bijstandsmoeders overeind

De combinatie van de zorg voor kinderen en het leveren van een tegenprestatie worden op voorhand doorgaans niet als belemmering beschouwd. De bevinding dat de moeders onvoldoende voldoening halen uit het vele thuis zijn en het enkel vervullen van de moederschapsrol, lijkt hieraan bij te dragen. De tegenprestatie werd door de alleenstaande moeders overwegend als positief gepercipieerd.

Zo lijken ook de moeders te geloven in het wederkerigheidsprincipe en verwachten ze dat de tegenprestatie hen in staat stelt competenties en vaardigheden te ontwikkelen waardoor zij verwachten dat de kans op een betaalde baan zal vergroten. De tegenprestatie blijkt ook geen gevoelens van schaamte op te roepen maar wordt gezien als middel om jezelf nuttig te maken in de maatschappij en een goed voorbeeld voor je kind te zijn.

Daartegenover staat dat het ontbreken van een direct financieel voordeel een negatief effect kan hebben op de motivatie om een tegenprestatie te leveren. Wanneer alleenstaande moeders gezondheidsproblemen ervaren, in het bijzonder psychische klachten, achten zij zichzelf niet in staat om een tegenprestatie te leveren. Opmerkelijk is dat ondanks deze problemen de wil om een tegenprestatie te leveren doorgaans overeind blijft.

Classificatie naar vier typologieën

Een nadere analyse van hierboven genoemde factoren maakt dat alleenstaande bijstandsafhankelijke moeders met kinderen in de leeftijd tot 5 jaar naar vier typologieën kunnen worden geclassificeerd: 1) willers & kunners, 2) willers & niet-kunners, 3) niet-willers & kunners en 4) niet-willers & niet-kunners.

 

Classificatie alleenstaande moeders naar vier typologieën

Allereerst zijn er de ´willers´, de alleenstaande moeders waarbij de wil aanwezig is om een tegenprestatie te leveren. Ze staan open voor het gebruik van formele dan wel informele kinderopvang en willen zich naast de moederschapsrol ook in andere activiteiten te ontplooien. Daarnaast hebben ze positieve connotaties bij het leveren van een tegenprestatie en zien ze het als een manier om hun vaardigheden te ontwikkelen en misschien zelfs naar betaald werk door te stromen.

Daartegenover staan de ‘niet-willers. De enige factor die in dit onderzoek naar voren kwam voor het niet willen leveren van een tegenprestatie is dat er geen direct financieel voordeel voor de alleenstaande moeders aan verbonden is.

Ten derde zijn er alleenstaande moeders die als ‘kunners zijn te classificeren. Het ontbreken van gezondheidsproblemen dragen er aan bij dat alleenstaande moeders aangeven een tegenprestatie te kunnen leveren. Ook de perceptie dat de zorg voor de kinderen te combineren is met het leveren van een tegenprestatie en aanwezigheid van formele dan wel informele kinderopvang draagt bij aan het kunnen leveren van een tegenprestatie.

Tot slot zijn er de ‘niet-kunners. De eigen kwetsbare economische positie, het gebrek aan financiële ondersteuning en een beperkt sociaal netwerk zijn de voornaamste factoren die verklaren waarom een alleenstaande moeder geen tegenprestatie kan leveren.

Met kinderopvang is meer dan de helft bereid tot tegenprestatie

De classificatie naar vier typologieën toont aan dat in de huidige situatie 55 procent van de moeders die aan het onderzoek hebben meegewerkt tot de categorie ‘willers/niet-kunners behoort. Terwijl 40 procent van de moeders gerekend wordt tot de categorie ‘willers/ kunners’. Interessant is dat van deze groep moeders, ondanks dat ze vaak een ontheffing hebben, toch een deel een tegenprestatie levert, zonder dat dit bij de gemeente bekend is.

Een nadere analyse naar de oorzaken dat moeders geen tegenprestatie kunnen leveren, wijst uit dat wanneer belemmeringen als kinderopvang opgeheven zouden zijn, het percentage van bijstandsmoeders dat een tegenprestatie kan en wil leveren met een kwart toeneemt en groeit van 40 procent naar 65 procent.

Pilot met niet-traditionele kinderopvang

Om het aantal alleenstaande moeders dat een tegenprestatie levert te vergroten zou een pilot gestart kunnen worden die onder andere gericht is op het bieden van ondersteuning bij het reduceren, dan wel opheffen, van belemmeringen. Als onderdeel hiervan dienen eveneens de mogelijkheden tot niet-traditionele kinderopvang – al dan niet gekoppeld aan de tegenprestatie – te worden bevorderd, om meer moeders in staat te stellen om hun kind enkele uren per week elders onder te brengen.

Met een dergelijke pilot kan worden bezien of het stimuleren en waar nodig het bieden van ondersteuning, daadwerkelijk betekent dat een groter aantal alleenstaande moeders een tegenprestatie gaat leveren. Zo kan de bereidheid van de moeders worden benut om hen daadwerkelijk te laten participeren waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt in ieder geval niet verder wordt vergroot tijdens de bijstandsafhankelijke periode.

Dee Dee Smeets is beleidsadviseur bij de gemeente Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar scriptie, Alleenstaande moeders en de Tegenprestatie - ‘Thuis zitten is geen optie en iedereen kan wat’, maar wat als je een alleenstaande moeder bent?, waarvoor zij de zowel de Movisie Scriptieprijs 2017 als de Rotterdam scriptieprijs 2017 in ontvangst mocht nemen.

Foto: FaceMePLS (Flickr Creative Commons)