In de podcast Knitting Networks werd ik gevraagd naar mijn favoriete netwerk. Ik noemde er twee. Ten eerste het netwerk van wie door wie gepest wordt en wie door wie verdedigd. En ten tweede, maar helaas niet hoorbaar in de podcast, het Chains of Affection-netwerk,. Net als de Australische netwerkonderzoeker Garry Robins beschouw ik dit tweede netwerk als een prachtig voorbeeld van hoe jongeren onderling verbonden zijn.
Wanneer ik eerstejaarsstudenten uitleg dat de som van menselijk gedrag meer is dan de delen, gebruik ik Chains of Affection als voorbeeld. Dit netwerk toont aan dat de patronen van romantische relaties tussen jongeren van 15 tot 18 jaar worden gekenmerkt door lange ketens in plaats van korte cycli. Vanuit sociologisch oogpunt is die boomstructuur van wie met wie een relatie heeft fascinerend.
Het krijgen van verkering wordt op macroniveau gestuurd door een sociale norm
Onderzoek naar HIV-overdracht toont vergelijkbare lange ketens van seksuele relaties. Voor een GGD is een dergelijk netwerk problematisch, omdat het moeilijk is om besmettingen tegen te houden. De Amerikaanse socioloog Peter Bearman stelt dat deze netwerkstructuur voortkomt uit een sociale norm die het vormen van viercycli ontmoedigt. Jongeren daten niet met de ex van de huidige partner van hun ex. Het krijgen van verkering lijkt weliswaar een individuele keuze, maar wordt feitelijk op macroniveau gestuurd door een sociale norm.
Stuwend
Een van mijn studenten ontving in 2013 een onderzoekstalentbeurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor vergelijkbaar onderzoek in Nederland. Met gebruik van TRAILS-data onderzocht zij het krijgen van verkering. Haar belangrijkste bevindingen laten zien dat vroeg ontwikkelende jongens en meisjes in het algemeen eerder daten dan hun leeftijdsgenoten. Jongeren uit hogere sociale milieus beginnen later. En vriendschappen met en populariteit onder het andere geslacht vergroten de kans op verkering.
Populariteit en wederzijdse aantrekkingskracht zijn eveneens cruciaal
Latere netwerkstudies tonen dat heteroseksuele koppels meer kans op verkering hebben als ze in dezelfde klas zitten of naar dezelfde school gaan. Binnen die context kunnen gemeenschappelijke vrienden het daten bevorderen. Populariteit en wederzijdse aantrekkingskracht zijn eveneens cruciaal.
De onderzoeksuitkomsten benadrukken met andere woorden de rol van netwerken bij romantische relaties. Daten gebeurt binnen bredere sociale structuren, waar gelijkenissen en directe en indirecte banden een belangrijke rol spelen.
Jongeren daten niet met de ex van een vriend
Nederlandse onderzoek naar seksuele relaties onder tweeduizend jongeren in het schooljaar 2014-2015 op vier locaties van één middelbare school, genaamd PEAR, wijst uit dat seksuele relaties in Nederland dezelfde boomstructuur vertonen als in de Verenigde Staten, met een meer eenvoudige sociale norm: jongeren daten niet met de ex van een vriend.
Standaard
Ook blijkt dat jongeren met vrienden die seksueel actief zijn, zelf sneller seksueel debuteren. Dit effect is sterker bij meisjes, waarschijnlijk door strengere sociale controle en sancties rondom hun seksuele gedrag.
Seksueel actieve meisjes verliezen vaker vriendschappen en ondervinden vaker sociale afkeuring
Uit PEAR blijkt dat seksueel actieve meisjes vaker vriendschappen verliezen en sociale afkeuring ondervinden, terwijl bij jongens dit effect niet optreedt. Ondanks deze sociale sancties, worden zowel jongens als meisjes populairder naarmate ze seksueel actiever zijn. Dit toont aan dat er voor populariteit geen seksuele dubbele standaard bestaat. Die is er wel voor vriendschappen en afwijzing door leeftijdsgenoten.
Diversiteit
De contacthypothese stelt dat sociale relaties tussen verschillende groepen individuele vooroordelen kunnen verminderen. Hoewel dit vaak voor etnische groepen is onderzocht, is met PEAR gekeken naar hoe contact tussen jongeren met verschillende seksuele oriëntaties invloed heeft op homofobe attitudes. Heteroseksuele jongeren met lhbtiqa+ vrienden rapporteren minder homofobie. Bij heteroseksuele meisjes betreft 6,4 procent van de vriendschappen een seksuele minderheidsvriend, terwijl dit bij jongens slechts 3,5 procent is. De afname van homofobe attitudes wordt sterker beïnvloed door geslacht dan door de vriendschappen zelf. Dit ondersteunt de contacthypothese niet.
In een ander onderzoek is gekeken naar de invloed van vriendschappen tussen jongens en meisjes. Jongens met cross-gender vriendschappen blijken meer egalitaire genderopvattingen te ontwikkelen, terwijl meisjes dergelijke opvattingen al van zichzelf hebben. Dat onderzoek ondersteunt de contacthypothese wel.
Sociologisch onderzoek toont aan dat lhb-jongeren, vooral biseksuelen, al vanaf 11 jaar een verhoogd risico op depressie hebben. Slachtofferschap en ouderlijke afwijzing spelen hierbij een belangrijke rol. Ook in Nederland blijven lhb-jongeren kwetsbaar, met een verhoogd risico op langdurig slachtofferschap van pesten en verstoring van hun sociale en seksuele ontwikkeling.
Echter, genderdysforische kinderen worden niet vaker gepest
In een uniek netwerkonderzoek op de basisschool naar kinderen met genderdysforie is ontdekt dat deze kinderen betere relaties hebben met het andere geslacht dan met hun eigen geslacht. Genderdysforische meisjes hebben relatief betere vriendschappen en minder afwijzing van leeftijdsgenoten dan genderdysforische jongens. Echter, genderdysforische kinderen worden niet vaker gepest.
Sociaalnetwerkonderzoek, zoals PEAR, biedt waardevolle inzichten in de invloed van sociale normen op romantische relaties en de ontwikkeling van jongeren. Verdere studies kunnen helpen de uitdagingen van seksuele minderheden beter te begrijpen.
René Veenstra is hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoek richt zich op de theoretische en empirische uitwerking van sociale normen en netwerken in de ontwikkeling van pro- en antisociaal gedrag. Meer lezen: rene-veenstra.nl. Deze bijdrage sprak hij uit op 7 maart 2025 tijdens de 21ste Nacht van de Sociologie in Groningen.
Foto: RPB1001 (Flickr Creative Commons)