Zorgcoöperaties: tevreden klanten en zorgverleners, maar continuïteit onzeker

Zorgcoöperaties zijn een uitkomst voor mensen die zorg nodig hebben. Zorgverleners werken er ook graag voor, of ze dat nu vrijwillig doen of betaald. Vooral de betaalde krachten zouden wat meer uren willen. Dit blijkt uit onderzoek dat Tranzo en Movisie deden.

Bij drie zorgcoöperaties in Noord-Brabant werden gesprekken gevoerd met initiatiefnemers, zorgverleners en zorgontvangers. Ook bestudeerden we eerder onderzoek. Wat werkt bij zorgcoöperaties en wat kan beter? Twee van de drie onderzochte zorgcoöperaties verlenen zorg bij mensen thuis. De derde is op weg om dat te gaan doen.

Ontvangers van zorg zijn tevreden

Zorgontvangers zijn zeer tevreden over de diensten van de zorgcoöperaties. De werkwijze van de zorgverleners sluit goed aan bij hoe de ontvangers hun zorg willen inrichten. Als hen dat beter uitkomt kunnen ze bijvoorbeeld de tijd waarop de verzorgende komt veranderen. Wat ook hogelijk gewaardeerd wordt, is de continuïteit. De zorgontvangers krijgen niet steeds andere mensen over de vloer. De zorgverleners zijn bekend en nabij, kennen de weg in huis en zijn goed op de hoogte van wat er speelt. Een mantelzorger zegt: ‘Het zijn echt… ja, hoe moet ik het zeggen, het zijn zo.. nou vriendinnen is te veel gezegd, maar ja, een dik jaar zijn ze hier, een dik jaar, dat is zo’n goed contact ja.’

Als zorgontvangers de zorg van een zorgcoöperatie vergelijken met reguliere zorg, vinden zij dat de medewerkers van de zorgcoöperatie meer betrokken zijn. Bovendien weten zij wie zij kunnen bellen en zijn ze niet aangewezen op een grootschalige klantenservice. Een mantelzorger zegt: ‘Ja, contact met de persoon en ook de tijd hè, de rust en de tijd. En altijd bereikbaar zijn. Ik bedoel, als er iets is, dan kan ik één van de dames bellen. Maar als je bij een reguliere instelling zit, ja wie ga je dan bellen? Want je hebt niemand speciaal.. ja, dan ga je.. de leiding bellen daar, maar je kunt niet zeggen van ik zal die of die bellen, want het is iedere keer iemand anders. Als er nu iets is of ik weet niet wat ik moet, of hij wordt niet goed of… nou, ik kan altijd iemand bereiken.’

Zorgontvangers zijn zo tevreden dat ze het lastig vinden om zaken te noemen die beter zouden kunnen. Het enige dat ze kunnen noemen is het papierwerk dat gepaard gaat met het invullen van PGB aanvragen, waar twee van de drie coöperaties mee werken. Ook wordt als nadeel vermeld dat reguliere instellingen, zoals huisartsen en ziekenhuizen, niet snel doorverwijzen naar de zorgcoöperatie, maar standaard naar de gebruikelijke (thuis)zorgorganisaties.

Zorgverleners zijn vrijer, maar verdienen geen volwaardig inkomen

Voor zorgverleners sluit de manier van werken van een zorgcoöperatie goed aan bij de manier waarop ze met zorgontvangers om willen gaan. Vergeleken met werken in reguliere zorginstellingen vinden ze dat ze met minder regels rekening hoeven te houden. Daarnaast hebben ze minder cliënten en mogen ze zelf hun rooster indelen, waardoor ze meer tijd en aandacht kunnen besteden aan hun cliënten. Een zorgverlener verwoordt het zo: ‘Ik wilde zorg voor de mensen leveren die goed was, die niet onder druk stond en waar ik de tijd kreeg om zorg af te maken zonder tien keer onderbroken te worden.’

Zorgverleners vinden het ook prettig om in hun eigen omgeving te werken. Dat is vertrouwd en het scheelt reistijd. Het werk is goed te combineren met bijvoorbeeld de zorg voor een gezin. Flexibiliteit heeft echter ook een keerzijde. Vaak is een contract met een vast aantal uren niet mogelijk en zeker geen fulltime contract. Het werken voor (alleen) een zorgcoöperatie biedt daardoor geen volwaardig inkomen. Aan de andere kant benutten zorgcoöperaties wel het arbeidspotentieel door werkgelegenheid voor herintreders en gepensioneerden te bieden.

Een trekker is cruciaal

Bij het starten van een zorgcoöperatie is voldoende draagvlak belangrijk. Een trekker, zorgcoördinator of dorpsondersteuner is cruciaal. Tijdige en duidelijke communicatie en voldoende tempo in de uitvoering is van belang. Snel starten met activiteiten maakt de slagkracht van de zorgcoöperatie zichtbaar. Een succesvolle ervaring met een zorgcoöperatie leidt tot vraag naar meer en andere activiteiten van de coöperatie. Werkzame factoren die voor het eerst in dit onderzoek (Boumans & Swinkels, 2015) naar boven komen zijn een goede samenwerking met andere/reguliere zorginstellingen en het faciliteren van een initiatief door de gemeente en andere belangrijke partijen zoals zorgverzekeraars. Deze twee zijn tevens ook de belemmerende factoren indien de instellingen of gemeente niet goed (kunnen) samenwerken of faciliteren.

Omdat zorgcoöperaties nog niet zo lang bestaan, valt er nog weinig te zeggen over factoren die hun voortbestaan beïnvloeden. Initiatiefnemers maken zich zorgen over de continuïteit van de organisatie en daarmee samenhangend de betrokkenheid van de leden. Wat gebeurt er wanneer het enthousiasme van de initiatiefnemers begint uit te doven? Hun energie en inzet is van het grootste belang geweest bij de start en opbouw van de coöperatie. Het in gang houden vergt een andere benadering, een andere houding, andere mensen wellicht. En hoe houd je de leden, die tevens als vrijwilligers meedraaien, betrokken en actief? En ook: hoe kan wederkerigheid, de essentie van een coöperatie, vertaald worden in alle aspecten van de organisatie?

Wordt iedereen gezien?

De coöperatievorm is per definitie exclusief: wie geen lid is, doet niet mee. Niet alle zorgcoöperaties hanteren dit uitgangspunt echter even stringent. Ook niet alle organisaties die zich een coöperatie noemen, hebben de bijhorende juridische vorm. Hoe om te gaan met de formele coöperatievorm en wat zijn de voor- en nadelen ervan? Over deze aspecten van zorgcoöperaties is nog weinig bekend. Het exclusieve karakter van de coöperatievorm roept ook de vraag op of bepaalde groepen wel gezien worden en of het erg is als dat niet gebeurt. Deze vragen worden wellicht in een stad anders beantwoord dan in een dorp, vanwege de aanwezigheid van alternatieven voor de zorgcoöperatie in de stad.

Het functioneren van zorgcoöperaties valt of staat met een goede afstemming en samenwerking tussen formele en informele zorg. Dat geldt zowel binnen de coöperatie als tussen de coöperatie en aanbieders van formele zorg en ondersteuning. Hoe werken beroepskrachten, vrijwilligers en professionele organisaties zo goed mogelijk samen? Welke taken laten zich het best door vrijwilligers uitvoeren en voor welke taken zijn professionals het meest geschikt?

De rol van en samenwerking met gemeenten en (andere) financiers (zoals zorgverzekeraars) is het laatste thema dat we hier willen noemen. Aan de ene kant zijn er de zorgcoöperaties die voor hun functioneren en voortbestaan afhankelijk zijn van op zijn minst financiering. Aan de andere kant zijn er de gemeenten en andere partijen. Welke eisen stellen zij aan zorgcoöperaties, bijvoorbeeld als het gaat om de kwaliteit van zorg, verantwoording of om inclusie?

Cruciaal daarbij is dat voor het behoud van het huidige succes een goede samenwerking met gemeenten en andere gevestigde organisaties gewaarborgd wordt en de eigengereidheid en zelfstandigheid van het initiatieven overeind blijven.

Aletta Winsemius werkt als senior onderzoeker bij Movisie, kennis en advies van sociale vraagstukken. Rosanna Schoorl werkt bij dezelfde organisatie als junior onderzoeker.
Jogé Boumans en Winke Swinkels zijn als onderzoekers verbonden aan Faculty of Social and Behavioural Sciences, Tranzo, Tilburg University. Ien van de Goor en Katrien Luijkx werken bij de zelfde faculteit respectievelijk als bijzonder hoogleraar Effectiviteit van Individuele Preventie en als bijzonder hoogleraar Ouderenzorg.

Literatuur
Boumans, J. & Swinkels, W. (2015) ‘Gedeeld Eigenbelang’ Een verkennend onderzoek naar werkzame en belemmerende factoren van zorgcoöperaties. Tilburg: Trenzo.