In ons onderzoek in Rotterdam zien we hoezeer ouderen (70+) eraan hechten oud te worden in eigen buurt; 63 procent van hen geeft aan ‘koste wat kost’ thuis te willen blijven wonen; 26 procent zegt alleen te willen verhuizen naar een verzorgings- of verpleeghuis als er ‘echt geen andere optie is’ en slechts 11 procent is iets minder terughoudend. Het beleid van extramuralisering wordt dus ook gedragen door ouderen zelf.
Buurt doet ertoe voor ouderen
Hoewel het belang van de buurt regelmatig in twijfel wordt getrokken (zie bijvoorbeeld de bijdrage van Toby Witte op deze site) zie ik in mijn onderzoek dat de buurt er voor ouderen wezenlijk toe doet. Het is de plek waar zij de meeste tijd doorbrengen. Bovendien zijn zij door hun verminderde mobiliteit en steeds kleiner wordende sociale netwerk ook steeds meer aangewezen op hun buurt. Zowel fysieke als sociale buurtkenmerken zijn hierbij belangrijk. Voorzieningen en winkels op loopafstand, goed openbaar vervoer en geschikte huisvesting ondersteunen ouderen om te voorzien in hun primaire levensbehoeften. Eigen boodschappen kunnen doen, is iets waar ouderen heel veel waarde aan hechten.
Ook de ervaren veiligheid in de buurt en de sociale relaties tussen buurtbewoners hebben veel invloed op het welzijn van ouderen. Oudere buurtbewoners bieden elkaar verschillende vormen van praktische, emotionele en sociale steun. Behalve boodschappen doen of een lift geven naar de dokter, houden buurtbewoners een oogje in het zeil en signaleren zij problemen. Vaak waren ouderen die wij hebben geïnterviewd dan ook in staat alle namen te geven van hun naaste buren en kenden zij hun achtergrondsituaties.
Is de buurt alleenzaligmakend? Nee, het is ook een context waarin ouderen bang zijn voor overmatige sociale controle en voor het verlies van hun privacy en onafhankelijkheid. Hoewel veel ouderen het belang van burencontact benadrukken, geven zij tegelijkertijd de grenzen aan: ‘Ik drink geen koffie bij mijn buren hoor’, werd vaak op nadrukkelijke toon gezegd. Bovendien beperkt ‘de buurt’ zich voor ouderen vaak tot hun galerij of straat of de looproute naar de supermarkt.
Er is nog geen sprake van een integrale wijkaanpak
Met een integrale wijkaanpak proberen (lokale) overheden de informele netwerken in de wijk te versterken. Samen met collega’s heb ik zo’n wijkaanpak in Rotterdam geëvalueerd: ‘Even Buurten’, onderdeel van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Dit experiment beoogt de formele en informele netwerken rondom ouderen te ondersteunen opdat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Uit mijn onderzoek naar de processen en effecten van deze innovatieve aanpak blijkt dat er nog niet echt sprake is van een integrale wijkaanpak. De noodzakelijke randvoorwaarden op het niveau van beleid, organisaties en buurten ontbreken, waardoor professionals vaak gedwongen worden integrale zorg en ondersteuning te bieden ondanks in plaats van dankzij prikkels vanuit de bredere (beleids-) context waarbinnen zij opereren.
Het kost veel tijd en vertrouwen om bij de doelgroep binnen te komen - soms zelfs letterlijk omdat de politie ouderen waarschuwt geen vreemden binnen te laten - maar vaak omdat ouderen het heel lastig vinden om hun sociale behoeften kenbaar te maken. Ook zagen we dat ouderen niet zomaar instemden met de aangeboden informele ondersteuning. Een oudere van Even Buurten vertelde mij dat ze, toen ze haar ‘buurtondersteuner’ aan zag komen lopen, al meteen wist dat het ‘niks ging worden.’
Voor professionals is het heel belangrijk om vertrouwd te raken met de fysieke en sociale kenmerken van een buurt. Elke buurt is daarin anders. Vreewijk, een van de Rotterdamse wijken binnen Even Buurten, staat bekend om haar dorpsachtige cultuur; mensen laten de voordeur open en een tuinkeuringscommissie houdt toezicht op de tuintjes. Tegelijkertijd bleek dat ouderen hun vuile was niet zomaar buiten hingen en dat ze het moeilijk vonden hun behoeften aan te geven.
Ondernemende en vindingrijke professionals die in staat zijn op verschillende niveaus te communiceren blijken de spil binnen dit soort wijkgerichte aanpakken. Maar ook zij hebben behoefte aan ondersteuning; niet alleen op materieel gebied, maar ook in de cultuur van organisaties én de bredere samenleving.
Burenhulp en samenwerking ontstaan niet vanzelf op grote schaal
Structuren zoals Even Buurten zijn nodig om de beleidsambities voor burenhulp en samenwerking tussen het formele en informele netwerk te ondersteunen. Burenhulp en samenwerking ontstaan nu eenmaal niet vanzelf op grote schaal. ‘Meer zorgen voor elkaar’ betekent niet zozeer terugtrekkende formele instituties; het gaat over verschuivende rollen tussen en binnen formele en informele netwerken. Gemeenten en wijkpartners die ondersteuning zoeken bij het volgen van de huidige ontwikkelingen - zoals de inzet van sociale wijkteams - zijn dan ook van harte uitgenodigd om contact op te nemen.
De dynamiek en complexiteit van de zoektocht naar een integrale wijkaanpak vraagt om gedegen evaluatieonderzoek. Onderzoek waarbij kwantitatieve en kwalitatieve methoden worden gecombineerd om inzicht te krijgen in de effecten, kosten én onderliggende processen van wijkgerichte aanpakken. Bovendien vraagt die zoektocht om een ander publiek debat, één waarin gedramatiseerde simplificaties níet de overhand nemen. Te vaak nog stranden discussies in cynisme (‘alsof buurtbewoners om wíllen kijken naar elkaar’), angstbeelden (‘ik ga toch niet de billen van mijn buurman wassen’) of in gejubel (‘wijkgerichte aanpakken bieden dé oplossing voor de huidige problematiek’). De uitdaging waar we voor staan is groot en vraagt om zorgvuldige afweging van dat wat nodig is op verschillende niveaus. Zonder aandacht voor de randvoorwaarden blijven partners binnen zorg en welzijn (gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties, verzekeraars, maar ook vrijwilligers en buurtbewoners) gericht op hun eigen belang en bestaansrecht, en is er voldoende oog voor het gezamenlijke einddoel: goede zorg en ondersteuning voor een groeiende groep zorgafhankelijke ouderen.
Hanna van Dijk is socioloog en werkt als onderzoeker en docent bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar proefschrift ‘Neighbourhoods for ageing in place’, Rotterdam 2015.