#25 De vraagverlegenheid voorbij

Serie

Nabij is beter. Decentraal denken en doen

In samenwerking met KING (Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten) en de VNG halen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans verhalen en ervaringen op over de vraag of de decentralisaties op de werkvloeren van de samenleving daadwerkelijk de vernieuwing op gang brengen die ze hebben beloofd. Elke twee weken rapporteren zij daarover op socialevraagstukken.nl en nodigen zij mensen uit om mee te denken.
Het staat in alle beleidsnota’s: het sociaal netwerk moet worden ingeschakeld! Maar hulp vragen is niet makkelijk. Toch slagen een paar gemeenten erin deze vraagverlegenheid rigoureus te doorbreken.

Het is al weer zo’n zeven jaar geleden dat Lilian Linders met haar proefschrift  De betekenis van nabijheid het begrip vraagverlegenheid populair maakte. Daarna dook het woord op in tal van geschriften over het inschakelen van informele hulpbronnen, over wijkgericht werken en de participatiesamenleving. Onderling hulpbetoon, zo toonde Linders aan, gaat niet vanzelf, want mensen lopen niet graag met hun vragen en problemen te koop.  Ze zouden wel willen, maar ze aarzelen. Ze brengen het niet ter sprake, bang om te worden afgewezen of als zielig te boek te staan. Ze lijden aan vraagverlegenheid.

Overigens was Linders ook op het tegenovergestelde gestoten: aanbodverlegenheid.  Net zo min als mensen om hulp durven te vragen, stappen mensen ook niet zomaar op iemand af met het aanbod om te helpen. Dat is opdringerig, bemoeizuchtig.

Inmiddels hoor je de termen eigenlijk nog maar zelden. In het geweld van de hervormingen van het sociale domein is het denken over hoe je met de vraag- en aanbodverlegenheid omgaat duidelijk naar de achtergrond geraakt. Dat is jammer, want de analyse van Linders heeft niks aan actualiteit ingeboet. Sterker, professionals in sociale wijkteams hebben er dagelijks mee te maken. Een van de uitgangspunten waarmee ze in de wijk aan de slag zijn gegaan is dat zij mensen stimuleren om hun sociale netwerken in te schakelen om problemen te boven te komen. Dat is een principieel uitgangspunt. In feite zeggen wijkprofessionals: wij kunnen wel wat doen, maar wij kunnen dat niet alleen; wij zijn altijd een passant, met de hulp van anderen, van naasten, van mensen in je omgeving is de kans dat er echt iets duurzaam verandert veel groter dan dat wij dat in een een-op-een-betrekking kunnen realiseren. Kortom:  duurzame veranderingen in de situatie van mensen vraagt om het groter maken van de kring.

De weerstand van professionals

Dat is een uitgangspunt waar weinig mensen bezwaar tegen zullen maken. Toch komt er in de praktijk van wijkteams niet zo heel erg veel van terecht. Keer op keer blijkt dat professionals toch makkelijker in de stand van hulpverlener en probleemoplosser schieten dan in de rol van netwerkorganisator. Als er iets moet gebeuren, dan ga je geen netwerkanalyse maken, dan ga je handelen. Toch? Bovendien: mensen bij elkaar halen kost tijd en die is er vaak niet. Aan de keukentafels wordt weliswaar de vraag gesteld of er mensen zijn die van betekenis zijn, maar omdat mensen hun naasten niet lastig willen vallen met hun hulpvraag zeggen ze eerder dat ze niemand hebben. En omdat hulpverleners het moeilijk vinden om door te vragen als ze ook geen vervolgstappen kunnen zetten, loopt de kwestie vast in een vinkje op een formulier.

In feite zou je kunnen zeggen dat de vraagverlegenheid die Linders bij Eindhovense wijkbewoners in beeld kreeg, ook de te hulp schietende professionals in hun greep houdt. Zij voelen dezelfde weerstand als de bewoners. Is het niet een beetje raar om opa en oma te bellen met het verzoek of zij over de problemen van hun kleindochter willen komen praten? Dat voelt vreemd. Je gaat toch ook niet naar de buren met de vraag of zij mee willen denken over een oplossing in een problematische of zelfs onveilige thuissituatie van een gezin? Dat voelt impertinent. Dat doe je niet zomaar.

Dus gebeurt het meestal niet. Het inschakelen van het sociale netwerk of van nabije hulpbronnen in de directe omgeving blijft zo een papieren voornemen. Het krijgt geen plek in de routines van professionals, omdat ze er tegenop zien om het in de praktijk te brengen. En dus hebben ze er geen tijd voor, dus melden ze dat de mensen die zij in hun caseload hebben geen netwerk hebben, of een heel beperkt netwerk, of dat hun cliënten per se niet willen dat anderen met hun problemen worden lastig gevallen, en nog wat van deze argumenten.

Aparte gespreksleiders voor netwerkberaden

Toch kan het wel. Op een paar plaatsen in het land heeft men rigoureus stappen gezet om door de dubbele barrières van de vraagverlegenheid heen te breken. In Walcheren heeft Porthos, de organisatie die op dit Zeeuwse schiereiland de spil is van de nieuwe organisatie van het sociale domein, op 1 januari 2015 een team van zeven gespreksleiders aangesteld. Dat team organiseert netwerkberaden. Het mobiliseren van het sociale netwerk, zo was de gedachte, gaat niet vanzelf. Dat vraagt een extra inspanning door mensen die daar ook voor toegerust zijn.

Een gespreksleider in Walcheren heeft als enige taak (familie)netwerkberaden te organiseren, te leiden en met een gezamenlijk gedragen plan af te sluiten. Het verzoek daartoe komt van professionals uit de teams die gebiedsgericht werken, maar het kan ook van een school komen, een huisarts of de politie en, niet onbelangrijk, van burgers zelf. Helaas komt dat laatste nog weinig voor. Het kan gaan om problemen die voorkomen uit echtscheiding, puberende jongeren die richting criminaliteit afdrijven, huiselijk geweld, overlast, een dreigende huisuitzetting, schulden, noem maar op, maar het kan ook gaan om zorgmijdende volwassenen met beperkingen die dreigen af te glijden.  Elk beraad  leidt tot een serie afspraken over wie wat doet, inclusief de inzet van professionals. Het gaat vaak om hand- en spandiensten, maar ook om afspraken dat een vader naar een verslavingskliniek gaat om af te kicken en dat er dan thuis bij zijn gezin van alles geregeld wordt.

Bij zo’n netwerkberaad komen alle direct betrokkenen bij elkaar. Dat kunnen familieleden zijn, buren, broers en zussen, vrienden, maar ook nauw betrokken professionals als leerkrachten, huisartsen, bewindvoerders en natuurlijk de professionals uit de gebiedsgerichte teams. De inbrengende professionals doet het voorstel om een netwerkberaad te organiseren aan de mensen waar het om gaat, inventariseert wie er uitgenodigd moet worden en bezorgt die gegevens (meestal mailadressen en telefoonnummers) bij het team gespreksleiders, die er dan mee aan de slag gaan. Dat wil zeggen: ze benaderen de mensen, voeren waar nodig voorgesprekken, leggen de bedoeling uit, kiezen een datum en een plek. . Als het urgent is, waarbij de veiligheid van mensen in het geding is, kan een spoedberaad zonodig nog op dezelfde dag plaatsvinden.

Het team begon anderhalf jaar geleden een beetje onwennig. Het team moest zijn draai vinden, maar ook professionals uit andere organisaties en uit de wijkteams moesten er aan wennen. Voor wie is het geschikt, wanneer, wanneer niet? Maar werkende weg begon het te lopen. Het waren intensieve bijeenkomsten, er gebeurde van alles tijdens de netwerkberaden, maar steeds opnieuw werden er gezamenlijke afspraken gemaakt en was er een grote bereidheid van mensen om zich aan het plan te committeren.  Elke maand nam het aantal aanvragen toe. Uiteindelijk werden er in 2015 meer dan 350 beraden georganiseerd. En in 2016 zit de groei er nog stevig in. Zo heeft het netwerkberaad  een vaste plek gekregen in het handelingsrepertoire van professionals in het sociale domein. Het is gewoon geworden; de vraagverlegenheid lijkt hier te zijn overwonnen. Argumenten dat mensen geen netwerk hebben of echt niet willen duiken steeds minder op.

 

Hulpverlener is altijd een passant, een JIM niet

Ook in Zutphen is welzijnsorganisatie Perspectief er goed in geslaagd om de vraagverlegenheid en aanbodverlegenheid voorbij te komen. Geen gespreksleiders hier, maar een hameren op een netwerkplan. Door er permanent op te blijven hameren is het een routine geworden in het werk; en daardoor voor iedereen vanzelfsprekend geworden.

Overigens hoeft het inschakelen van hulpbronnen niet altijd op een netwerkberaad neer te komen. Er zijn veel meer creatieve methoden, die als kenmerk hebben dat professionals hun monopolie op de beste oplossingen laten varen. Zo zijn verschillende jeugdzorginstellingen inmiddels aan het werk met JIM’s, waar onlangs een leuk methodisch boekwerk over is verschenen. JIM staat voor: Jouw Ingebrachte Mentor. Dat is iemand die voor een jongere een vertrouwenspositie inneemt, die steun en toeverlaat is. Met een JIM kunnen jeugdzorgprofessionals dichtbij dan ooit komen bij de jongere.

De JIM kan een oudere broer of zuster zijn, een tante of opa, een buurman of een onderwijzer.  Iemand die afstand en nabijheid kan combineren en niet gebonden is aan de beperktheid van kantooruren en de druk van caseload.  De hulpverlening gaat ook niet alleen maar om en over de jongere, maar is er ook op gericht om de JIM te ondersteunen. De crux van de omslag in het werken met een JIM is dat een hulpverlener niet als eerste bedenkt wat moet er gebeuren, maar begint met de vraag: wie kan de vertrouwenspersoon worden. Die vertrouwenspersoon bepaalt vervolgens met de jongere voor een groot deel wat er moet gebeuren.

Eigenlijk is het heel simpel. Een meewerkend netwerk is effectiever dan een briljante hulpverlener. Alleen vinden we het moeilijk om het ook zo te organiseren. We vallen elkaar liever niet lastig. Daarom houden we onze problemen en hulpbereidheid voor ons zelf en proberen onze professionaliteit bij voortduring te bewijzen in bilaterale onderonsjes, afgesloten spreekkamers of minigesprekken aan keukentafels. De transformatie van het sociaal domein lukt pas echt als we de beperkingen daarvan inzien en de vraag- en aanbodverlegenheid van ons af weten te schudden.

Pieter Hilhorst is politicoloog en publicist, tot maart 2014 was hij wethouder in Amsterdam; Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. In januari verscheen Nabij is beter II. Over het inlossen van de beloften van de decentralisaties, te downloaden of te bestellen op: www.kinggemeenten.nl.

Over de JIM-aanpak verscheen heel recent:

Levi van Dam & Sylvia Verhulst, De JIM-aanpak. Het alternatief voor uithuisplaatsing van jongeren. Uitgeverij Boom. ISBN 9789089539458, € 19,95

Foto: abhijit chendvankar (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 3651 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Een JIM zal bij minderjarige leerplichtigen dan vaak een naar eigen keuze verplichte docent worden.Om de minderjarige voor ernstig nadeel te behoeden zal een vraag naar beter onderwijs door de minderjarige, of diens familieJIM, zeer waarschijnlijk niet gehonoreerd worden.Dat er met de samenwerking tussen hulpverlening en onderwijs iets niet rijmt bewijst het beleid in Friesland wel.Als je als provincie het goud en het zilver in de wacht sleept voor het preventieve beleid tegen Vroegtijdige School Verlating door de behaalde Lissabonstreefgetallen van x mogelijke potentiële VSV’ers binnen te halen, wat nog met een financiële premie beloond wordt ook, en je bent dan hekkensluiter in het behoeden voor laaggeletterdheid,dan zit er bij het onderwijs iets behoorlijk scheef.En een recht op VAVO bestaat er niet.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *