De eerste geleerde les is dat zowel in China als in Nederland overheden specifiek beleid maken voor vrijwilligerswerk, zij het met grote inhoudelijke verschillen. Zo is het niet direct voor te stellen dat een Nederlandse overheid een onderscheid zou maken tussen legaal en illegaal vrijwilligerswerk zoals de vrijwilligerscentrales in Shanghai dat doen: ‘We only support legal volunteering. Legal volunteering is in line with the government. Illegal volunteering is not.’
Het kan aan de Engelse vertaling van het consultatiedocument voor de nationale richtlijn voor vrijwilligerswerkbeleid liggen, maar een deel van de artikelen in de concept-richtlijn gaat over vrijwilligers en vrijwilligerswerk, over hun rechten en - nogal veel - plichten. Veel andere artikelen gaan echter niet over vrijwilligerswerk, maar over de diensten die de vrijwilligers leveren. Die diensten moeten in lijn zijn met de visie van de communistische partij. En dat is de crux: vrijwilligers die door de overheid gewenste diensten leveren krijgen de voordelen van de richtlijn, de anderen worden genegeerd en dus niet ondersteund.
En dan realiseer je je dat dit onderscheid tussen vrijwilligers(werk) en de door vrijwilligers geleverde diensten ook in Nederland steeds zichtbaarder wordt. Sinds de decentralisaties in de zorg gaat veel vrijwilligerswerkbeleid niet meer over vrijwilligerswerk as such, maar over het ondersteunen en bevorderen van vrijwilligerswerk in de zorg en andere sectoren waar dat de (lokale) overheid (financieel) wel goed uitkomt! De vrijwilligers die niet doen wat de overheid goed gelegen komt, lopen waarschijnlijk veel minder risico dan in China, maar in de steek gelaten door de overheid worden ze net zo goed!
En zo is de burgerbeweging ineens een erkende echte speler
Dat brengt me op de tweede les. Samen met een Chinese collega, Changjuan Geng, heb ik onderzoek gedaan naar de overeenkomsten in de controle op de civil society door de Chinese en Nederlandse overheid. [1] Voor China beschrijven we de case van een milieubeweging in een niet nader genoemde stad, het blijft natuurlijk wel China, die begint als een autonome en vrije burgerbeweging. Mede gedwongen door een financieel probleem besluit de organisatie zich officieel te laten registeren, met als gevolg dat ze deel moeten nemen aan het ‘Dual Management System’ waarbij er lokale ambtenaren in een toezichthoudend bestuur moeten komen. Dat valt allemaal nog mee, de organisatie wordt iets minder grassroots, maar blijft kritisch.
Totdat er vervuiling door een fabriek plaatsvindt en de lokale politici, voor hun inkomen en status afhankelijk van economische groei, mogelijk last krijgen van de milieubeweging. Enfin, de medewerkers van de organisatie krijgen een verbod om zich met deze vervuiling bezig te houden en daarna een ‘offer you cannot refuse’, namelijk erkenning als de civil society organisatie van de regio. De Chinese overheid accepteert slechts één civil society organisatie per topic per regio en zo is de burgerbeweging ineens een erkende echte speler. Tegelijkertijd is buiten de organisatie vrijwilligerswerk voor het milieu doen nu ‘illegal volunteering’.
In Nederland kennen we ook dit verschijnsel van incorporatie en pacificatie van de civil society door de overheid. We laten dat zien aan de hand van de ontwikkeling van Vluchtelingenwerk Nederland (VVN). Allereerst is deze organisatie het resultaat van een in 1979 door de landelijke overheid afgedwongen fusie van verschillende vluchtelingenorganisaties. Het is voor de overheid simpelweg makkelijker om slechts met één organisatie een formele relatie te hebben. Vervolgens leest de geschiedenis van VVN als het meebewegen op de golven van de veranderende vluchtelingenstromen en voortdurend veranderende overheidsbeleid. Als er meer vluchtelingen zijn, zoals bij de start van de organisatie ten tijde van de Vietnamese bootvluchtelingen, neemt het aantal beroepskrachten toe om, weinig verrassend, weer af te nemen als de stroom vluchtelingen en dus de subsidie minder wordt. Evenzo verandert de opdracht die VVN krijgt in ruil voor de subsidie met de veranderende (objectieve) complexiteit van de vluchtelingen en de politieke framing van het debat. Vluchtelingenwerk wordt hierdoor steeds meer een uitvoerder van overheidsbeleid dan een criticaster.
Het komt er op neer dat zowel in China als in Nederland de overheid via politieke besprekingen en financiële instrumenten de civil society assimileert in de eigen planning, met name door de dienstverlenende functies te bevorderen ten koste van de politieke en democratische.
Chinese ambtenaren werden heel vrolijk van de Verklaring Omtrent het Gedrag
De derde les vind ik echt spannend. Er zijn in China plannen om een ‘social credit’ system - een idee om op basis van bijvoorbeeld social mediagebruik te bepalen of iemand wel een betrouwbare burger is - te koppelen aan het recht om vrijwilligerswerk te mogen doen. Dus een te lage score maakt je te onbetrouwbaar voor vrijwilligerswerk. Toen ik vervolgens vertelde dat er in Nederland soms stemmen opgaan om de Verklaring Omtrent het Gedrag voor alle vrijwilligers te verplichten, maakte dat een paar Chinese ambtenaren heel vrolijk. Nederland wil het ook, zie je wel zo slecht is China niet!!
Vrijwilligerswerk is keihard verplicht in ruil voor beloning
De vierde geleerde les gaat over het van overheidswege belonen van het doen van vrijwilligerswerk en als tegenpool het bestraffen van het nalaten. In de gemeente Hangzhou sprak ik met de vrijwilligerscoördinator die onder andere verantwoordelijk was voor de werving van enkele duizenden vrijwilligers voor de G20 afgelopen september. Hij was ook bezig met het vervolmaken van een app waarop vrijwilligers zich kunnen aanmelden als ze beginnen en stoppen zodat hun uren geregistreerd worden. Dit soort systemen kennen we ook in Nederland, maar in alle eerlijkheid er is niet echt een harde reden voor mensen om hieraan deel te nemen. Ze kunnen wat leuke cadeautjes krijgen.
Dat is in China wel even anders. Om in Hangzhou te mogen wonen moet je voldoende waarde toevoegen aan de stad. Dat kan of moet, dat subtiele verschil was ‘lost in translation’, door het doen van voldoende uren vrijwilligerswerk. En als je wilt studeren aan de universiteit in Hangzhou, dan is vrijwilligerswerk keihard verplicht. Natuurlijk doen we dit in Nederland niet. Tenminste, tenzij je een uitkering hebt, dan noemen we het tegenprestatie.
Vrijwilligersgroepen worden door overheid opgepakt
Een heel ander verhaal zijn de zogenaamde ‘subtitle volunteer groups’. Omdat de Chinese overheid maar een paar westerse films per jaar in de bioscopen toelaat, om marktbescherming en politieke redenen, zijn er levendige vrijwilligersgroepen die illegaal films ondertitelen. De Chinese overheid pakt om de zoveel tijd een ‘subtitle volunteer group’ op, zeker als ze gevoelige films vertalen, want het is natuurlijk wel ‘illegal volunteering’. Nu zijn dergelijke groepen ook actief in Nederland, maar als ze al opgepakt worden zal het zijn omdat bedrijven als Disney en Sony het initiatief nemen en het een economisch delict is. Dat is toch echt wel anders dan wanneer de overheid het initiatief neemt!
Pas op!
Kortom, hoewel Nederland en China totaal verschillend zijn qua vertegenwoordigende democratie, zijn er wel opvallende overeenkomsten in hoe burgers erop vertrouwen dat de overheid het beste met ze voor heeft, zolang ze maar ‘normaal’ doen. Dat vertaalt zich in beide landen in een overheid die zich stevig bemoeit met de private sfeer van vrijwilligers en in vrijwilligers en hun organisaties die dat volstrekt normaal vinden! En daar zit de waarschuwing: het Chinese ingrijpen heeft veel hardere kanten dan de bemoeienis van onze overheid, maar pas op: er kan zo een politieke partij zijn die vrijwilligerswerk voor bepaalde organisaties illegaal verklaard!
Lucas Meijs is bijzonder hoogleraar ‘Strategic Philanthropy’ aan het ECSP en de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit.
Noot:
1.Changjuan, G., Meijs, l. (2016). The Democratic Implications of NPOs and the Control Strategy of the State: A Comparative Analysis of China and the Netherlands; Habraken, R., Meijs, L., Schulpen, L., Temmink, C. (2013). Dutch civil society at the crossroads.