De gesubsidieerde jongerenwerker is achterhaald

Het gesubsidieerde jongerenwerk van welzijnsinstellingen is niet meer van deze tijd. Het nieuwe elan komt van jonge ondernemers die bekend zijn met de jongerencultuur. In tegenstelling tot het jongerenwerk weten zij de jongeren wel te bereiken en een toekomst te bieden.

De kloof tussen hoger en lager opgeleide jongeren neemt toe. En juist voor de lager opgeleide jongens en meisjes die van huis uit geen of weinig steun krijgen, een problematische schooltijd hebben en geen werk kunnen vinden, wordt de straatcultuur steeds belangrijker. De codes van de straat bepalen steeds meer hun alledaags gedrag, hun wantrouwen tegenover de gewone maatschappij groeit en leidt uiteindelijk tot een maatschappelijk isolement. Dat maakt deze jongeren ontvankelijk voor negatieve rolmodellen. Vooral de intellectueel en sociaal zwakkere jongens neigen tot criminaliteit of religieuze radicalisering. Meisjes op hun beurt laten hun leven bepalen door de jongens of blijven apathisch thuis.

Wat jongerenwerk niet lukt, kan een kickbokser wel

In de praktijk komen jongerenwerk en hulpverlening moeizaam met deze jongeren in contact. Leeftijdgenoten die uitblinken in bijvoorbeeld streetdance, kickboksen, film, mode of rap lukt dat wel. Zij zetten zich als ondernemer in om jongeren van de straat enthousiast te maken voor hun vak en hen er bij te betrekken. De laatsten merken dat het leuk is om te leren, krijgen er zelfvertrouwen door en willen graag aan anderen laten zien wat zij kunnen. Zij willen ook zo zijn. De jonge ondernemers hebben uiteenlopende opleidingen, hebben geknokt voor hun positie en komen allen uit families met migratiegeschiedenissen. Zij ontwikkelen een vertrouwensrelatie met de jongeren die zij trainen en zetten zich er voor in om problemen rond thuis, school, werk en gedrag aan te pakken, vaak door als intermediair tussen de jongeren en instanties op te treden. Wat opvalt, is dat het gesubsidieerde jongerenwerk dat zich afspeelt in jongerencentra, buurthuizen of op straat via ambulant werk, er geen oog voor heeft en het ondernemend jongerenwerk beschouwt als goedbedoeld amateurisme.

Het gesubsidieerde jongerenwerk - Nederland kent tegen de 3000 jongerenwerkers -, is kritisch over het eigen functioneren en vreest de komende bezuinigingen in de lokale gemeenten. Dominante kringen in het jongerenwerk stellen verbetering voor via wetenschappelijk onderzoek en methodiekontwikkeling. Leidraad daarbij is dat de jongerenwerkers jongeren van de straat bereiken, dezen activeren om zelf projecten op te zetten en ongewenst gedrag corrigeren. Dat is van de gekke, want hoewel er sinds de jaren ‘50 al is gewerkt aan professionalisering van het jongerenwerk, is dat nooit echt van de grond gekomen. Het is nog steeds de charismatische persoonlijkheid van de jongerenwerk/-ster die het ‘m doet. Rolmodel word je of niet. In ieder geval niet door een methodische scholing. Methodiek komt echt pas op de tweede plaats.

Rolmodellen maken het verschil tussen veelbelovende of uitzichtloze toekomst

Wij vinden dat de jonge ondernemers de kern van het nieuwe jongerenwerk zijn. Zij zijn het die zich maatschappelijk verantwoordelijk weten voor jongeren in buurt of wijk en hen weten te activeren. Jongerenwerkers van de toekomst zijn ondernemend, hebben een gedreven lifestyle en zijn losgekoppeld van de gesubsidieerde welzijnsorganisaties. Bovendien past dit ondernemend jongerenwerk in de huidige tendens om niet alle heil te verwachten van de professionals. Burgers in buurt en wijk kunnen zelf pedagogische invloed op jongeren uitoefenen. De jonge ondernemers zijn daar een voorbeeld van. Zij organiseren zich in netwerken en maken gebruik van deskundige vrijwilligers die hen ondersteunen bij aspecten van het ondernemen waar zij (nog) geen kaas van gegeten hebben.

Jonge ondernemers zijn degenen die voor jongeren van de straat het verschil kunnen maken tussen een veelbelovende of uitzichtloze toekomst, tussen wel of geen criminele carrière. Door hun enthousiasme en hun concrete activiteiten weten zij nu al voor hun projecten gelden van fondsen, sponsors en lokale overheden te verwerven. Uitbreiding van het ondernemend jongerenwerk is mogelijk als de koppeling subsidie-welzijnsinstelling en jongerenwerk wordt losgelaten. Ondernemers als rolmodel leveren meer kwaliteit voor minder geld.

Atta de Tolk is rapper, jonge ondernemer en bestuurslid van het Netwerk Amsterdamse Helden, Jan Laurens Hazekamp was universitair hoofddocent sociale pedagogiek aan de VU en is nu adviseur.

 

De Tolk en Hazekamp zijn auteur van ‘Self Made; ondernemend jongerenwerk met toekomst’, de publicatie is uitgegeven door SWP oktober 2014.

 

Dit artikel is 3348 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (8)

  1. Is er zo’n groot verschil tussen ‘subsidie’ en ‘geld van fondsen, sponsors en lokale overheden’? Is geld van ‘stichting Doen’ heel ander geld dan geld dat netjes door de gemeenteraad wordt vrijgemaakt?
    Ik denk ook dat er van alles kan veranderen in het jongerenwerk, maar alsjeblieft geen zgn. ‘ondernemers’ die een groot deel van hun tijd bezig zijn met het schrijven van projectplannen voor ouwe lulle bij de fondsen. Een ondernemer is iemand die klanten laat betalen voor iets wat zij graag willen. Geef jongeren vouchers waarmee ze kunnen inkopen wat ze nodig hebben, en schaf de leer- en kwalificatieplicht af en laat jongeren daarmee trainingen inkopen. Misschien dat ze dan graag bij een rapper in de leer willen, maar eerlijk gezegd denk ik dat jongeren wel beter weten. Zolang ‘fondsen en sponsoren’ het geld voor de jeugdcultuur mogen fourneren blijven we doen alsof alle jongeren van rap en graffiti houden.

  2. Ik ben het er niet mee eens. Er zijn ook voorbeelden van gesubsidieerd jongerenwerk wat wel hele goede resultaten laat zien! Kijk naar de Tavenu in Waalwijk, De Poort in Den Bosch, Compass in Uden. Dat het afhangt van een bepaalde werkwijze én de charismatische jongerenwerker ben ik het wel mee eens. Maar of zo’n persoon van de straat komt of een opleiding ervoor heeft gevolgd, of dat de persoon is aangesloten bij een jongerenwerkorganisatie of zelfstandige is, zijn in mijn optiek echt niet de doorslaggevende factoren!

  3. Niet mee eens! Het lijkt me dat gesubsidieerde jongerenwerkers als intermediair kunnen optreden tussen succesvolle mensen (die inderdaad als positief rolmodel kunnen fungeren) en kansarme jongeren. Niet alleen jonge ondernemers zijn goede rolmodellen maar ook succesvolle werknemers, docenten, ambachtslieden, kunstenaars, schrijvers en studenten. Misschien zelfs jongerenwerkers. Ondernemerschap is niet het enige dat inspireren kan en is bovendien niet voor een ieder geschikt. Er wordt wel eens vergeten wat het positieve van subsidiëring kan zijn: dat het welzijn van de doelgroep voorop staat en niet een particulier commercieel belang.

  4. Wonderlijk en ongenuanceerd verhaal van een wetenschapper die 30 jaar geleden onderzoek deed naar methodiekontwikkeling ten behoeve van het jeugdwerk.
    Veel van de ondernemers waaraan wordt gerefereerd hebben als professioneel jongerenwerker ervaring opgedaan. Prima dat ze als zelfstandige doorgaan op basis van een wankele financieringsstructuur, maar ook het gesubsidieerde jongerenwerk is niet blijven hangen in doelloze inloopactiviteiten. Het verhaal is een uitgeklede versie van eerdere teksten van Jos van der Lans c.s., die het welzijnswerk onnodig beschadigd hebben.
    Ik ken genoeg jongerenwerkers die met muziek,sport en vechtsporten de ‘uit de bootvallers ‘een pedagogische verankering bieden’. Mijn advies: loop eens een dagje mee met de straathoekwerkers in Amsterdam West die een vangnet bieden aan jongeren die op straat moeten leven.
    En wat methodiek betreft: het alleen mikken op de persoon van de werker is een hachelijke zaak. Op die noemer heb ik veel aanstormend talent ten onder zien gaan. Het is eerder het ontbreken van goede opleidingen voor jongerenwerkers die mij zorgen baart. En dat er organisaties zijn die niet goed zijn toegerust voor professioneel jongerenwerk is een geheel ander discussie. Laat die maar ten ondergaan bij de komende aanbestedingen als er alternatieven zijn die het kwalitatief beter doen.
    Met alleen een paar lokale helden ga je het echt niet redden. In de huidige crisis die met name kansarme jongeren ongenadig hard treft, is professioneel (randgroep) jongerenwerk harder nodig dan ooit. En sociale firma´s in Nederland bieden weliswaar kansen aan mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt, maar zijn in aantal en omvang nog te gering om volledig als alternatief voor het bestaande jongerenwerk te kunnen functioneren. Kortom een wat hyperig verhaal voormalige hoofddocent sociale pedagogiek.

  5. Atta de Tolk, was dat niet die voormalig zogenaamde “veelbelovende” rapper die zichzelf Super Subsidie Man noemde? Grappig dat hij als SCW’er met mislukte jeugdwerk projecten in Dordrecht achter zijn naam een corrigerende rol binnen het Jongerenwerk Nederland wil vervullen. Succesvolle rappers en Boksers als rolmodel? wat is dan de boodschap, fysiek geweld en het prediken van crimineel randgedrag loont? Momenteel hebben we in Nederland toch echt alleen Typhoon die middels rap/hiphop een echte vredelievende boodschap verkondigd. Dus de boodschap die hier verkondigd wordt is aansluiten op de doelgroep een band opbouwen en het spiegelen van gedrag werkt niet maar uithalen met vuisten en woorden wel…? een rare ongeloofwaardige logica. Spijtig dat dit soort commerciële cowboys het maatschappelijk werk in Nederland besmeuren en daar nog de ruimte voor krijgen ook.

  6. Vind het juist een hele goede kijk op de situatie. Ik ben werkgever van jongeren die in probleemsituaties zitten of er juist uit zijn of er uit trachten te komen. Samenwerken met gesubsidieerde organisaties bevalt ons niet. De kloof tussen de daadwerkelijke maatschappij, waar iemand (dus ook die jongere) zijn/haar centjes moet gaan verdienen (belangrijk doel toch?), en de wereld van de jongerenwerkers is enorm. Simpelweg omdat de jongerenwerkers zelf niet in die maatschappij leven. Rolmodellen zijn ook niet perse bekende sporters of rappers, zij zijn veel vaker die voorman op je werk die uit dezelfde situatie komt. Er is behoefte aan daadwerkelijke oplossingen voor jonge mensen die hun eigen weg niet kunnen vinden in de maatschappij.
    Momenteel krijg ik veel van deze jongerenwerkers (die altijd op gesubsidieerde banen zaten) aan mijn bureau omdat ze hun baan kwijt raken met de opmerking dat ze met hun opleiding en achtergrond niet aan het werk komen. Ik denk niet dat dat de doelgroep is die onze jongeren het beste kan helpen.
    Daarbij denk ik dat gesubsidieerde jongerenorganisaties aanzienlijk duurder zijn dan sportscholen of werkgevers met affiniteit met deze doelgroep.
    Laatste wat ik er over kwijt wil, is dat na 17 uur er geen jongerenwerker meer bereikbaar is en de jongeren alsnog alleen zijn met hun probleem dat zich toevallig niet binnen kantoortijd manifesteert en dan is de sportschool of de werkgever nog wel bereikbaar. Problemen stoppen niet om 17 uur beste jongerenwerkers!

  7. @ Maarten,

    Beste Maarten, het zou best kunnen dat het jongerenwerk in jouw gemeente niet goed functioneert en dat de openingstijden dan ook niet aansluiten op de behoefte van de jongeren, dit is echter een probleem die een tweeledige schuldeigendom heeft. 1 de uitvoerende organisatie en 2 de gemeente als toezichthouder, aangezien zij de subsidiërende partij zijn.

    De Gemeente waar binnen ik zelf als jongerenwerker werkzaam bent is wel betrokken en de organisatie waar ik voor werk is dat ook. Wij zijn van maandag tot en met donderdag van 10.00 tot 21.00 uur geopend, vrijdag van 10.00 tot 02.00, zaterdag van 16.00 tot 02.00 en op zondag van 17.00 tot 22.00 een uitzonderlijke situatie voor 2,3 fte, denk je niet?

    verder ontwikkelen wij zelf projecten in samenwerking met verschillende partijen om jeugdwerkloosheid aan te pakken. Een 100% score zullen we helaas nooit behalen maar de focus en de inzet is daar wel op gericht.

    verder wilde ik je graag complimenteren met het feit dat je het als ondernemer aandurft om met deze enorm kansrijke maar soms moeilijke doelgroep aan de slag bent gegaan.

  8. Ik vind het een polariserend artikel. En daarmee niet in eerste instantie het welzijn van jongeren op de eerste plaats zet. Met alleen goede rolmodellen kom je er niet. Met alleen onderzoek en methodiek overigens ook niet. Dat er iets moet veranderen bij welzijnsorganisaties is duidelijk. Lokaal ondernemerschap lijkt een goed alternatief. Maar daar ontbreek het vaak aan kennis en ervaring. Met deze attitude zoek je de samenwerking ook niet op. Jammer, want in mijn mening hebben zij elkaar nodig. Rolmodellen + methodiek + kennis en ervaring lijkt mij win-win.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.