RECENSIE Hoe de kiezers van Trump te begrijpen

cover2 hochschild

Wie zijn de aanhangers van populistisch rechts en wat beweegt hen? Voor een goed antwoord is een socioloog als Arlie Hochschild nodig, iemand die zich met hart en ziel in haar onderzoek stort. Iemand die wil weten wie de populisten zijn, en hoe ze denken en voelen.

In haar prachtige nieuwe boek, Strangers In Their Own Land. Anger and Mourning on the American Right (2016) doet Hochschild verslag van haar onderzoek naar de Tea Party, een extreem rechtse grassroots beweging binnen de Republikeinse Partij. Zij onderzoekt deze beweging in Louisiana, maar varianten van die populistische cultuur zijn ook en in toenemende mate elders te vinden, in de Verenigde Staten, in Europa. Al die bewegingen hebben veel met elkaar gemeen, al zijn er ook lokaal gewortelde verschillen. Hochschild laat dat zien voor het Zuiden van de Verenigde Staten.

Strangers In Their Own Land begint met een paradox. Louisiana is een van de armste staten van de Verenigde Staten. De olie is daar het nieuwe katoen en petrochemische bedrijven hebben daar verschrikkelijke schade aangericht, aan het milieu en de gezondheid van mensen en dieren. Ook de mensen die aan Hochschild hun levensgeschiedenis hebben verteld zijn daardoor ernstig getekend. Je zou denken dat zij bij uitstek gebaat zouden zijn bij overheidsbemoeienis - bij goede gezondheidszorg en onderwijs en bij regulering van de industrie.

Maar dat is niet hoe zij erover denken. Zij stellen al hun vertrouwen in de industrie en de vrije markt. Ze steunen federaal beleid dat de olie-industrie lokt in ruil voor belastingvoordeel. Ook als het geld dat naar de grote bedrijven gaat aan de publieke middelen wordt onttrokken; ook als die overheidssteun slechts een klein aantal banen blijkt op te leveren. Ze blijven trouw aan de grote multinationals, die het aantal Amerikaanse banen doen krimpen – door automatisering, import van goedkope arbeid en export van bedrijvigheid naar lagelonenlanden. Dit is de paradox die Arlie Hochschild intrigeert: juist mensen die de meeste last van vervuiling hebben maken zich de minste zorgen. Onwetendheid is het niet, domheid evenmin. Als het misleiding is, hoe gaat dat dan in zijn werk, bij slimme, onderzoekende mensen?

Zo negatief als Hochschilds gesprekspartners tegenover de federale overheid staan, zo positief staan ze tegenover de kerk. Die tilt hen op en geeft hun een morele gemeenschap waarin zij zich thuis voelen en waaraan zij graag financieel bijdragen. Voor hun oriëntatie in de wereld zijn ze op het rechtse radio- en televisienetwerk Fox News aangewezen. Een van hen vertelt dat ze de presentatoren van Fox als familie bekijkt. Als de betrouwbare vader, die altijd iets verstandigs heeft te zeggen, als de moeilijke oom, die te snel boos wordt, en als het slimme zusje. Ze ziet ze als goede bekenden die haar gids in de wereld zijn, die niet op haar neerkijken, en die haar niet vertellen hoe ze zich moet voelen.

Hochschild gaat te werk op dezelfde antropologische manier als ze dat heeft gedaan bij andere boeken zoals The Second Shift (1989) of The Time Bind (1997) (zie voor haar werkwijze Appendix A). Ze begint met iemand die ze via via kent en ze laat zich van de ene interessante gesprekspartner naar de volgende voeren, van politieke bijeenkomst naar kerkdienst; van het ene raadsel naar het volgende aanknopingspunt. De kern van haar onderzoeksgroep bestaat uit 40 mensen, allemaal wit, tussen de 40 en 85 jaar, de helft man, de helft vrouw, komend uit de middenklasse, de lagere middenklasse en de arbeidersklasse.

Ze probeert de werkelijkheid met de ogen van dit gezelschap te bekijken. Ze kan goed luisteren, ook tussen de regels door, maar eenvoudig is dat niet. Ze staat ver van deze mensen af, en om ze te bereiken moet ze eerst heenklimmen over wat zij de 'empathie-muur' noemt. Zo'n muur maakt onverschillig of zelfs vijandig, en vormt een obstakel om mensen die anders denken of anders zijn opgegroeid op een dieper niveau te begrijpen.

Hochschild komt tot de conclusie dat de Tea Party eerder wordt gekenmerkt door een manier van kijken en voelen dan door politieke denkbeelden en strevens. Zij is vooral geïnteresseerd in wat zij voelen, wat ze willen voelen, wat ze denken dat ze wel of niet moeten voelen, welke gevoelsregels ze hanteren. Om dat te achterhalen construeert ze het 'diepe verhaal' dat onder en achter de levens van haar nieuwe vrienden ligt. Ze definieert dat als een 'voelt-alsof-verhaal', dat in de taal van symbolen vertelt hoe dingen voelen. Feiten en oordelen zijn eruit verwijderd. Het is het subjectieve prisma van waaruit mensen de wereld bekijken.

Het is een verhaal over hoop, vrees, schaamte, wrok. Het speelt zich af in een rij wachtenden, die traag en geduldig naar boven klimmen, met aan de andere kant van de heuvel de American Dream. Haar gesprekspartners staan middenin de rij, samen met oudere mensen, witte mensen, christenen, vooral mannen, sommigen met een college graad, anderen niet. Achter hen staan mensen met een kleur, armen, zonder scholing. Het beangstigende is dat het soms lijkt alsof de rij de verkeerde kant opgaat, hoewel zij zo hard hun best doen. Ze beginnen de moed te verliezen, vooral omdat ze het idee hebben dat anderen meer kansen krijgen - vrouwen, immigranten, vluchtelingen, overheidsambtenaren met goedbetaalde banen. Die mogelijkheden hadden ze ook graag gehad. Ze vinden het extra oneerlijk, omdat zij degenen zijn die met hun belastinggeld al die voortrekkerij zelf betalen.

Maar hun verhaal gaat niet alleen over geld, maar ook over hun eer. Ze zijn altijd trots geweest op hun opvattingen over een monogaam en heteroseksueel huwelijk, ideeën die tegenwoordig worden afgedaan als ouderwets, seksistisch en homofoob. Ze willen gerespecteerd worden, maar in films en televisieseries worden ze afgebeeld als sukkels en losers, als achterlijk en onwetend. Alleen Fox News beschermt ze tegen die laatdunkendheid van progressieve zijde. Ook hun eigenwaarde heeft te lijden, omdat hun loon minder wordt en hun banen minder zekerheid bieden. Ze willen erkenning voor het feit dat ze erg hun best hebben gedaan, ook al hebben ze daarmee niet bereikt waarnaar ze streefden.

Hun American dream gaat ook over trots op Amerika, een land met 'God on its side' en met een normaal gezinsleven. Barack Obama is de verpersoonlijking van het Amerika waarin ze zichzelf niet herkennen: hoe heeft hij het zo ver kunnen brengen, helpt hij die voordringers niet, is hij wel loyaal aan Amerika? Binnen de Tea Party zoeken ze manieren om hun vervreemding tegen te gaan. Ze vinden er anderen die zich ook 'strangers in their own land' voelen en met wie ze hun 'diepe verhaal' kunnen delen.

Ze zijn in een klassenstrijd gewikkeld, maar niet die tussen ondernemers en arbeiders die met elkaar strijden over arbeidsloon en arbeidsomstandigheden; evenmin voeren ze de strijd van Occupy Wall Street, die zich afspeelt tussen de rijkste 1% en de rest van de Amerikaanse bevolking en die vooral gaat over belastingen. Hun strijdperk is te vinden in het lokale uitkeringskantoor. Daar speelt zich een verborgen klassenstrijd af tussen de 'makers' en de 'takers' – en bij de laatste categorie denken ze zowel aan de mensen met een uitkering als aan overheidsambtenaren.

Hochschilds eigen 'diepe verhaal' is ver verwijderd van die van haar gesprekspartners, maar dat verhindert haar niet om zich in hen in te leven. Het boek is een oefening in empathie, en Hochschild is daar bijzonder goed in. Ze vindt haar gesprekspartners warm en open, niet kil en egoïstisch en diverser dan ze verwachtte. Ze denken verschillend over armoede of Obama, ze hebben verschillende angsten. Sommigen gaan drie keer per week naar de kerk, anderen helemaal niet.

Hochschild raakt steeds meer op ze gesteld, en dat laatste is vast wederzijds geweest. Zij is een vriendelijke, oudere vrouw die er alles aan doet om haar gesprekspartners te begrijpen. Die vriendschappelijkheid brengt haar echter niet op andere politieke gedachten, en zij zal anders stemmen dan haar nieuwe vrienden. Ze begrijpt wat hen beweegt, maar ze verschuift niet in hun politieke richting. Wel verzet ze zich tegen de minachting die hen – en andere populisten – ten deel valt.

Ze beschrijft de vaak tragische levens van de hoofdrolspelers in haar onderzoek, en die levensechte portretten maken het iets gemakkelijker om hun politieke keuzen beter te begrijpen. Er blijven raadsels over, maar toch ligt daarin de kracht van haar boek.

Ze wil niet alleen begrijpen, ze wil ook verbinden, en dat vind ik een stuk lastiger. Veel ideeën aan de andere kant van de empathie-muur worden niet minder beangstigend door begrip. Het zijn politieke opvattingen en maatregelen met vergaande negatieve consequenties, voor de opwarming van de aarde, voor het onderwijs aan volgende generaties, voor de verscherping van scheidslijnen tussen verschillende bevolkingsgroepen, voor vijandigheid tegenover nieuwkomers.

En, zoals de verkiezingsstrijd tussen Hilary Clinton en Donald Trump illustreert, ook omgangsvormen zijn in het geding, met als inzet de toekomst van de democratie. Hochschild is zich daar wel van bewust, maar zij probeert politieke verschillen door empathie te overbruggen. Zij is op zoek naar gemeenschappelijkheid: links en rechts hebben volgens haar meer met elkaar gemeen dan zij denken.

Rineke van Daalen is socioloog aan de Universiteit van Amsterdam.