In 2011 gaat het nog steeds goed met Nederlandse burgers, zo staat te lezen in de nieuwe tweejaarlijkse Sociale staat van Nederland van het SCP. Ondanks de schommelingen in de economie is de kwaliteit van leven van de Nederlandse burgers – hun woonsituatie, gezondheid, sociale participatie, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en bezit van duurzame consumptiegoederen – de afgelopen tien jaar onafgebroken verbeterd. De huidige financiële crisis heeft daar nog weinig aan veranderd. Mensen met een laag inkomen, migranten en ouderen zijn er de afgelopen tien jaar op vooruit gegaan. Ze wonen beter, hadden meer te besteden en waren mobieler.
De gemiddelde Nederlander ging er sinds 2001 in inkomen zo’n 6 procent op vooruit. Per hoofd van de bevolking hebben we op Luxemburg na nu zelfs het hoogste inkomen van de Europese Unie. We somberen wel over waar het met land naartoe gaat - 60 tot 65 procent van de mensen vindt dat er het nodige mis is met de politiek en maatschappij - en er bestaat veel onvrede. Maar met ons eigen leven zijn we heel gelukkig, we geven het voor tevredenheid een 7,8, en zijn, ondanks de economische crisis, positief over de eigen financiële toekomst.
Sociale ongelijkheden zullen verscherpen
Tot zover het merendeels goede nieuws over een steeds welvarender, tevreden en gelukkig, maar wel wat klagend volk. Want donkere wolken pakken zich samen. We kunnen er met de recente crisis immers niet meer op rekenen dat de stijging van de kwaliteit van leven van de Nederlanders net zo zal doorgaan als de afgelopen tien jaar. Met name een aantal sociale ongelijkheden zullen verscherpen. Want ook de voorbije gelukkige jaren waren er een aantal kwetsbare groepen die minder in de welvaart en het welzijn deelden.
Zo blijkt opleidingsniveau een sterke voorspeller te zijn van verschillen in leefsituatie. Het is een kloof die hardnekkig is. Hoogopgeleiden leven gemiddeld zeven jaar langer dan lager opgeleiden, een verschil dat de laatste jaren niet kleiner is geworden. Laagopgeleiden hebben ook aanzienlijk meer lichamelijke beperkingen en een tweemaal grotere kans op een psychische stoornis dan hoger opgeleiden. Ook overgewicht – de helft van de Nederlanders heeft er last van, 10 procent in ernstige mate - zien we vaker onder lager dan hoger opgeleiden. Minder geld en aandacht voor preventie en voorlichting voor ongezonde leefstijlen zal met name deze groep treffen.
Mantelzorgers en vrijwilligers zijn andere groepen die het zwaarder kunnen gaan krijgen. Zij zullen de komende tijd getroffen worden door forse bezuinigingen in de kinderopvang en op het persoonsgebonden budget. Hierdoor dreigt de druk op ‘informele’ zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg toen te nemen. De combinatie van werk en mantelzorg kan moeilijker worden en dat kan verstrekkende gevolgen hebben voor de, in meerderheid vrouwelijke, mantelzorgers. En natuurlijk ook voor degenen die zij verzorgen.
Een laatste kwetsbare groep die het moeilijk zal krijgen zijn de bewoners van de arme wijken. De afschaffing van het krachtwijkenbeleid zal tot een flinke reductie van de investeringen leiden. Wat dit gaat betekenen voor de leefbaarheid in deze wijken en voor de kwaliteit van leven van de bewoners is ongewis. Hoewel veel wijken leefbaarder en veiliger zijn geworden, stagneren andere ontwikkelingen of neemt in sommige gevallen de achterstand zelfs toe. De Citoscores van leerlingen uit deze buurten blijven onveranderd en de inkomens van huishoudens gaan nauwelijks vooruit.
Bezuinigingen: korte-termijnoverwegingen
Tot nu toe heeft Nederland de crisis goed doorstaan, beter zelfs dan de meeste andere Europese landen. 2012 zal echter het jaar van de waarheid worden, als de gevolgen van de door het kabinet Rutte aangekondigde bezuinigingen merkbaar worden in de portemonnee.
Daarbij overheersen tot nu toe de zorgen over de financiële gevolgen. Die zorgen zijn terecht. Maar de niet in geld uit te drukken sociale gevolgen worden intussen wel onderbelicht. Veel van de plannen van het kabinet om te bezuinigen lijken ingegeven door financieel-economische korte termijn-overwegingen, de sociale consequenties op langere termijn lijken niet goed doordacht. Zo kunnen hogere eigen bijdragen in de zorg er toe leiden dat mensen met een laag inkomen broodnodige zorg gaan uitstellen. Daardoor zullen die kosten niet alleen later alsnog gemaakt moeten worden, maar ook hoger zijn. En ook minder subsidie voor de kinderopvang en besparing op preventie en voorlichting voor ongezonde leefstijlen leveren op korte termijn geld op, maar de maatschappelijke gevolgen zullen nog jaren later zichtbaar zijn.
Rob Bijl is adjunct-directeur van het SCP en een van de auteurs van het gisteren verschenen ‘De sociale staat van Nederland’.