Het kabinet dat ‘Nederland terug gaat geven aan de Nederlanders’ is muisstil over integratie. Hoogleraar integratie- en migratiestudies Han Entzinger, al meer dan dertig kritisch volger van het integratiedebat, schreef direct na het aantreden van deze regering een opiniestuk waarin hij vaststelde dat het regeerakkoord de retoriek van mislukte integratie combineert met niet meer dan met symbolische maatregelen. Nu het kabinet ruim een jaar regeert, ziet Entzinger zijn observatie bevestigd. De facto is het landelijke integratiebeleid afgeschaft en daar heeft hij gemengde gevoelens over. De overwegingen van het kabinet – integratie is eigen verantwoordelijkheid – zijn niet de zijne, maar tegelijk is Entzinger niet rouwig over het verdwijnen van het integratiebeleid zoals we dat zijn gaan kennen: een fixatie op de aanpassing van specifieke etnische groepen. Hij acht de tijd rijp voor een mentale reuzenstap: afschaffing van het denken in etnische categorieën, oftewel het einde van het begrip ‘allochtoon’. Dat kan de weg vrijmaken voor goed integratiebeleid.
Wat zou dat goede integratiebeleid behelzen?
Entzinger: ‘Ik zet een stap terug, met de vraag: wat is integratie? Die vraag wordt te weinig gesteld. Net als de vraag overigens of de overheid integratie überhaupt kan bevorderen. Maar stel dat dat zo is, dan is de volgende vraag: wiens integratie? Dan heb je het over de termen ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’.
‘Eerst de vraag: Wat is integratie? De inhoud daarvan is in de tijd verschoven. Tot tien jaar geleden richtte integratie zich op participatie in werk, onderwijs en politiek en kennis van rechten en plichten. Sinds begin van deze eeuw is de focus verlegd naar culturele aanpassing, identificatie en het onderschrijven van de waarden en normen van de meerderheid.’
Als gevolg daarvan zijn maatregelen als de wet Samen, die evenredige arbeidsdeelname stimuleerde, en de gewichtenregeling in het onderwijs op basis van etniciteit, afgeschaft. Entzinger deelt de inhoudelijke kritiek op deze regelingen maar stelt vast dat er niets voor in de plaats kwam. ‘Dat is symptomatisch.’ Sowieso kwam er geen ander beleid, omdat er op culturele aanpassing weinig beleid kan worden gevoerd. Wat over is gebleven is een van karakter veranderd inburgeringsbeleid. Entzinger: ‘Anders dan in de jaren negentig is inburgering niet langer gericht op meedoen, maar op: “zo doen wij het in Nederland”. De toets is normatief in plaats van wetskennis overdragend.’ Het recente, tragikomische verhaal van de Iraaks-Nederlandse dichter Rodaan Al Galidi, die Nederlandse literatuurprijzen wint, maar zakte voor zijn inburgeringstoets, is daar een voorbeeld van.
Entzinger betreurt de switch naar culturele aanpassing; wat hem betreft is het antwoord op de vraag ‘wat is integratie’: participatie. Dan kan hij nu ook de beginvraag – ‘wat is goed integratiebeleid?’ – beantwoorden: ‘Dat is het bestrijden van achterstanden in participatie via goed algemeen beleid, dus onderwijsbeleid, huisvestingsbeleid, arbeidsbeleid, een wijkenbeleid et cetera.’ Entzinger stelt vast dat de achterstanden van migranten steeds kleiner worden, en dat het dus goed gaat met de integratie, maar ook dat er nog steeds problemen zijn. ‘Het Kabinet-Rutte toont geen enkel bewustzijn dat er mensen zijn die in moeilijkheden zouden kunnen komen, en als het toch gebeurt, zou dat aan die mensen zelf liggen.’
Integratiebeleid moet omgevormd worden tot algemeen achterstandenbeleid. Het gebruik van etnische categorieën als ‘allochtoon’, ‘Turk’ en ‘Marokkaan’ is niet meer nodig?
‘Veel gemeenten zijn daar al van afgestapt. Etniciteit is geen aanwijzing meer voor achterstand. Op lokaal niveau, zo heel dicht op de weerbarstige praktijk, ontdekt men dat de verklaring en de oplossing vaak elders liggen. Dat betekent niet het oog verliezen voor verschillen. De ene werkloze is de andere niet. Afstappen van specifiek integratiebeleid wil niet zeggen dat het beleid kleurenblind moet zijn. In het onderwijs bijvoorbeeld, behoeven kinderen voor wie Nederlands niet de moedertaal is in een aantal gevallen speciale maatregelen. En op de arbeidsmarkt is discriminatie een barrière die moet worden geslecht.’
Geen etnische categorieën, maar ook niet kleurenblind, dat klinkt krampachtig.
‘De focus op etniciteit en op ‘allochtonen’ suggereert dat cultuur de oorzaak van problemen is. De vraag moet steeds zijn: welk probleem wil je oplossen? Als het gaat om taalachterstand of werkloosheid dan heb je een andere categorisering nodig dan wanneer het om iets cultureels gaat als bijvoorbeeld zorg of bejaardenopvang. Je moet reëel zijn, in het laatste geval moet je misschien op achtergrond en taal organiseren. Zoals het ook verstandig is daar bij de thuiszorg op te letten, daar is een Turkstalige hulpverlener wel handig voor een Turkse cliënt. Je moet pragmatisch zijn, per domein verschil maken en per regio. In Heerenveen zullen ze niet zoveel behoefte hebben aan Turkse thuiszorger.’
Han Entzinger is hoogleraar migratie- en integratiestudies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vanaf de jaren ‘80 is hij auteur van een lange reeks van publicaties over migratie, integratie en de multiculturele samenleving. Hij was medeauteur van het WRR-rapport ‘Allochtonenbeleid’ uit 1989, dat een beslissende wending gaf aan het integratiebeleid met het advies om het beleid te verleggen van emancipatie in eigen kring naar participatie. In dit rapport werd ook het begrip ‘allochtoon’ naar voren geschoven als alternatief voor het spreken in termen van ‘minderheden’.
Jelle van der Meer is journalist en publicist. Marcel Ham is hoofdredacteur van TSS. Samen deden zij onderzoek naar etnische categorisering. Het verslag daarvan verschijnt in februari bij het NIDI, onder de titel: ‘De etnische bril. Categorisering in het integratiebeleid’. Dit eerste deel van een interview met Han Entzinger verschijnt deze week in een volledige versie in TSS, het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.