Bruggen slaan op de arbeidsmarkt

Het nieuwe kabinet wil bruggen slaan, maar slaagt daar niet in bij een krimpende arbeidsmarkt. De werkloosheidsuitkeringen worden versoberd en het wordt goedkoper om werknemers te ontslaan. Ook voor ouderen en flexwerkers resteert er weinig aan perspectief.

De plannen van het VVD-PvdA kabinet voorzien in een versoepeling van het ontslagrecht en een drastische versobering van de WW. Deze voorstellen zijn een voorlopig sluitstuk (?) van een langlopende discussie over de rol van ontslagbescherming in het functioneren van de Nederlandse arbeidsmarkt. De tekst in het regeerakkoord vat het als volgt samen: 'De werking van de arbeidsmarkt zal voor alle werknemers verder moeten verbeteren. Kansen van vooral oudere werknemers op nieuw werk zijn te laag en flexwerkers verdienen betere bescherming. Een snelle doorstroming van baan naar baan, met een zo kort mogelijke terugval op een uitkering, is voor iedereen wenselijk. Door het ontslagrecht te hervormen en de Werkloosheidswet (WW) te moderniseren kan de route van werk naar werk sterk worden verkort.'

Kanttekeningen bij een analyse

Nederland behoort nog steeds tot de top van Europa als het gaat om de uitkomsten van de arbeidsmarkt. De werkloosheid in Nederland is laag en de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit zijn ongekend hoog. De conclusie dat de Nederlandse arbeidsmarkt niet goed werkt, kun je eigenlijk alleen trekken wanneer je deze vergelijkt met het theoretische ideaal van een perfect werkende arbeidsmarkt. Zo’n theoretisch perfecte arbeidsmarkt bestaat nergens, ook niet in de Verenigde Staten waar de werkloosheid hoger is en de kwaliteit van de banen minder.

Het tweede probleem dan: oudere werkzoekenden komen niet snel genoeg aan werk. Dat klopt. De vooruitzichten van oudere werkzoekenden op de arbeidsmarkt zijn buitengewoon slecht. Slechts 2 procent van de vacatures in 2011 werd vervuld door een 55-plusser. Een op de vijftig ouderen wisselt van jaar op jaar vrijwillig van baan tegenover een op de acht tot tien jongeren.

Het derde probleem: flexwerkers genieten onvoldoende bescherming. Daarmee wordt waarschijnlijk bedoeld dat flexwerkers onvoldoende inkomenszekerheid aan hun werk en daarmee samenhangend opgebouwde sociale zekerheidsrechten kunnen ontlenen. Dat klopt. De vraag is wel of dit voor alle flexwerkers problematisch is. Vooral hoog opgeleide flexwerkers stromen nog steeds door naar een vaste baan hoewel het langer duurt om zo’n baan te bemachtigen zeker nu. Voor degenen met een lagere opleiding die een vaste baan willen, is het erg lastig om een baan met meer zekerheid te krijgen. Ook neemt het aandeel flexwerkers dat langdurig afhankelijk is van een flexbaan toe. Dat komt deels door de crisis, maar ook door bewust beleid van steeds meer werkgevers die in toenemende mate geneigd zijn om het werk op basis van flexibele contracten uit te voeren.

Het probleem van de oudere werkzoekende en de flexwerker heeft niets te maken met de onaantrekkelijkheid van een baan, maar is een werkzekerheidsprobleem. Ouderen vinden niet makkelijk nieuw werk, de baan van flexwerknemers wordt niet meer vanzelfsprekend omgezet in een vaste baan en zzp’ers weten niet of ze ‘morgen’ nog werk hebben. De offers die het regeerakkoord vraagt, zijn alleen gerechtvaardigd wanneer ook een beleid wordt gevoerd om mensen van werk-naar-werk te helpen. Dit vraagt om risicodeling en wederkerig risicomanagement tussen werknemers, werkgevers en overheid in plaats van de risico’s eenzijdig af te wentelen op de werknemer waardoor de inkomens- en baanzekerheid voor alle werkenden, dus ook voor de ouderen in het gedrang komt.

Flexwerkers worden voor hun inherente gebrek aan baanzekerheid enigszins gecompenseerd door het voorgestelde transitiebudget. Dat transitiebudget houdt in dat werknemers waarvan het contract eindigt, een klein bedrag beschikbaar krijgen dat ze kunnen besteden om hun kansen op nieuw werk te vergroten. De middelen voor ‘werk-naar-werk’-begeleiding zijn echter beperkt. De uitkeringsinstantie, het UWV, wordt gekort in zijn budget en ziet zijn rol bij de bemiddeling naar ander werk verder afnemen. De werk-naar-werk-begeleiding zoals die vorm kreeg in de sociale plannen bij reorganisaties van grote bedrijven zal versoberen, omdat de ontslagvergoedingen, waarop die plannen waren gebaseerd, grosso modo worden gehalveerd.

Maar de belangrijkste kanttekening bij dit regeerakkoord is het ontbreken van specifieke maatregelen voor de echte problemen van flexwerkers en ouderen. Deze hebben voor een belangrijk deel te maken met ontoereikende scholing en kwalificaties en een gebrekkige doorstroming naar ‘goede’ banen. Er moet meer worden gedaan om het gebrek aan investeringen in scholing van flexwerkers te compenseren, er moet meer worden gedaan om bedrijven aan te sporen tot investering in loopbaanbegeleiding en duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers, mede om discriminatie in welke vorm dan ook tegen te gaan.

Werk maken van werkzekerheid

De arbeidsmarkt vraagt om nieuw en verfrissend beleid om de werkzekerheid van flexwerkers en ouderen te vergroten. De noodzaak van een flexibele Nederlandse arbeidsmarkt met behoud van werkzekerheid vraagt om een vernieuwende agenda met als speerpunt duurzame inzetbaarheid door intensivering van scholing voor flexwerkers (jongeren) en ouderen en een nieuw systeem van werk-naar-werk begeleiding. Inspiratie kan gevonden worden in het idee van (regionale) arbeidspools en/of sectorale transitiefondsen, zoals deze in Zweden bestaan, die de overgang van werk naar werk faciliteren onder andere door het organiseren van aanvullende scholing. In beide gevallen kan het ontslag- en werkloosheidsrisico worden gespreid tussen overheid, werkgevers en werknemers door gezamenlijke bijdragen aan scholing en begeleiding naar werk

De werkzekerheidsagenda vormt de lakmoesproef voor het kabinet Rutte II op de arbeidsmarkt, maar is nog grotendeels oningevuld. Het kabinet zal dus met meer over de brug moeten komen om Nederland haar toppositie in Europa te laten behouden.

Ronald Dekker, Ruud Muffels en Ton Wilthagen zijn  arbeidsmarktonderzoeker bij ReflecT (Universiteit van Tilburg). Zij publiceren op 9 november met andere auteurs het ESB Dossier ‘Werkzekerheid: Het organiseren van inkomenszekerheid in een flexibele arbeidsmarkt’.

Dit artikel is 2036 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (7)

  1. “De werking van de arbeidsmarkt zal voor alle werknemers verder moeten verbeteren”
    Met de genoemde maatregelen denk ik meer dat er in Nederland meer werkelozen zullen zijn aangezien de versoepeling van ontslag voor werkgevers goed uitkomt. Het lijkt wel alsof deze nieuwe plannen niet in het voordeel van de werkzoekende is, maar meer voor de werkgevers.

    Ik ben benieuwd in hoeverre de partijen hiermee akkoord gaan.

  2. Op zich goed stuk. Een aantal aanvullingen uit de praktijk: 1) veel bedrijven vervangen op grote schaal medewerkers van boven de 45. 2) veel van die werknemers hebben te veel opleiding, te veel ervaring en worden gediscrimineerd op basis van leeftijd. 3) het wordt in Nederland (nog) niet geaccepteerd dat mensen vrijwillig minder goed betaald werk willen accepteren. Zeker niet bij hoge opleiding en veel ervaring. 4) Door de grote bezuinigingen bij het UWV is er niet op nauwelijks ruimte/tijd voor hulp bij het vinden van werk. 5) veel oudere medewerkers ten onrechte slecht imago. Mogelijke deeloplossing: zie Frankrijk met “contrat generation” (leermeester-gezel in bedrijven).

  3. Goede analyse van de problemen tot het punt van scholing en werken aan duurzame inzetbaarheid. Dat zal deels meespelen, maar feit is dat ook breed inzetbare mensen, flex, zzp en ouderen, geen werk krijgen dat enigszins aansluit op hun kwaliteiten. Dat werk is er niet. De oplossingsrichtingen moeten we dus vinden in overheidsinvesteringen, minder leeftijdsdiscriminatie (kosten ouderen verlagen) en eerlijker delen van werk.

  4. Zorgwekkende maar uitstekende analyse van de arbeidsmarktparagraaf in het regeerakkoord. Zie voor gelijkaardige analyse De 360 graden werknemer van Blommaert, Mutsaers en Siebers (2012, EPO)

  5. “De werkloosheid in Nederland is laag en de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit zijn ongekend hoog.”….1 op de 7 werknemers heeft in Nederland geen werk. Dat kun je geen lage werkloosheid noemen…

    Wat betreft de arbeidsparticipatie kan men zeggen dat er veel part-time gewerkt wordt vooral door vrouwen. Maar dat is niet uit luxe…de hypotheek dient afbetaald te worden omdat hij het inkomen van de kostwinner niet hoog genoeg is….

    De arbeidsproduktiviteit is inderdaad hoog hetgeen betekent dat steeds minder werknemers steeds meer arbeid moet verrichten. De reorganisatie en ontslaggolf is volledig in lijn hiermee. De nieuwe kabinetplannen om de WW te verkorten en uit te kleden en het opheffen van de ontslagbescherming zullen dit proces van ‘verhoogde’ arbeidsproduktiviteit alleen maar versterken.

    Van die vermeende ’toppositie’ van de Ned. arbeidsmarkt valt dus nogal wat af te dingen.

  6. Wat ik mis in deze analyse, is de oorzaak van de lage werkloosheid onder jongeren. Deze wordt veroorzaakt omdat jongeren tot 27 jaar die nog recht hebben op studiefinanciering, verplicht worden langer naar school te gaan. Indien zij dit weigeren, kunnen zij geen aanspraak maken op een WWB-uitkering.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.