Veel programma’s in de jeugdzorg zijn weggegooid geld

Werkt de Eigen Kracht-conferentie nu wel of niet? Moet het effect eerst wetenschappelijk worden aangetoond, zoals hier eerder werd betoogd? Ja, zegt Greetje Timmerman, want er wordt in de jeugdzorg al te veel geld verspild aan programma's waarvan het effect onduidelijk is.

Hetzelfde dat we nu zien bij de Eigen Kracht-conferentie hebben we eerder gezien bij het Triple P programma (een methode waarin ouders een positieve opvoedstijl aanleren): dat is ook uitgerold over Nederland zonder deugdelijk onderzoek naar de effectiviteit ervan. Een ander voorbeeld is het JOGG-programma, een interventie om overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren terug te dringen. Dat was heel succesvol in Frankrijk en wordt thans uitgerold over Nederland. JOGG kost ontzettend veel geld, maar het is geenszins aangetoond dat dit programma effectief is voor de mensen bij wie het probleem het grootst is, namelijk voor de mensen met een lage sociaaleconomische positie in de samenleving.

Uit evaluaties van interventies als het JOGG blijkt dat resultaten niet uitgesplitst worden naar sociaaleconomische status. Er zijn positieve effecten, maar onduidelijk is voor wie. En dat is wel belangrijk want (medisch) sociologen stellen telkens weer vast dat gezondheidsinterventies, bijvoorbeeld op scholen of in de wijk of via jeugdzorg niet effectief zijn voor de groepen waar het juist om gaat. Ik ben het dan ook met Stams en Van der Helm eens dat er eerst gedegen wetenschappelijk onderzoek moet zijn verricht alvorens weer heel veel geld te investeren in weer een nieuwe interventie waarvan je niet weet of en voor wie het werkt.

Politiek opportunisme leidt tot weggooien van geld

Daarmee kom ik automatisch terecht bij de neiging van de jeugdzorg, maar niet alleen daar, om steeds weer nieuwe programma’s te introduceren. Kort gezegd komt dat voort uit de politieke behoefte om toch vooral iets te doen aan een geconstateerd probleem. Een mooi voorbeeld van hoe dat werkt, deed zich vorig jaar zomer voor. Toen maakte de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in de krant bekend dat zij ruim 12 miljoen euro wilde uitgeven aan een schoolinterventie. Met dat geld konden alle kinderen van de achtste groep van de basisschool een bezoek aan de schoolarts brengen. kinderen konden op de weegschaal worden gezet en een gesprek met de schoolarts krijgen. Als de schoolarts bij een kind overgewicht zou vaststellen dan zou dat kind bijvoorbeeld kunnen worden doorverwezen naar de jeugdzorg. Goed idee zou je zeggen, ware het niet dat we uit onderzoek weten dat een dergelijke aanpak helemaal niet helpt, dat het weggegooid geld is.

Ander voorbeeld: in opdracht van de commissie Samson heb ik een deel van het onderzoek naar seksueel misbruik in de jeugdzorg gedaan. Over mijn bevindingen heb ik contact gehad met het ministerie van VWS. Dat heeft toegezegd een aantal beleidsaanbevelingen op te volgen. Echter, aan lange termijn aanbevelingen, zoals het streven naar cultuurverandering in de jeugdzorg, waagt men zich niet. Het argument: als beleidsmakers moeten we politieke verantwoording afleggen, dan kunnen we wel aankomen met oplossingen zoals een klachtencommissie, slachtofferhulp en een meldpunt, want die kunnen we relatief snel en concreet organiseren, maar hoe kunnen we aantonen dat we werken aan cultuurverandering en aan een beter pedagogisch klimaat in de jeugdzorg? Daar gaan jaren overheen en tegen die tijd is er misschien wel weer een andere beleidsprioriteit.

Doorgeschoten emancipatie-ideaal breekt ons op

En toch is die cultuurverandering in de jeugdzorg nodig. En die verandering begint ten eerste met de erkenning dat het benadrukken van eigen kracht, autonomie en zelfregie in opvoeding, onderwijs en zorg een doorgeschoten emancipatieideaal is geworden dat ons lelijk kan gaan opbreken. Een schooldirecteur die zijn leerlingen te zeer op hun eigen verantwoordelijkheid en kracht aanspreekt, laat daardoor de leerlingen in de steek die het alleen nog niet kunnen redden. En vervolgens rekent de samenleving de jongeren af op hun tekortkomingen.

In feite gebeurt dit ook met de Eigen Kracht conferentie: je maakt gezinnen verantwoordelijk voor problemen waaraan ze zelf voor een deel niets hebben kunnen doen. Mensen kunnen problemen nu eenmaal niet altijd (zelf) voorkomen. Terecht wijst de Vlaamse socioloog Mark Elchardus erop dat we heel graag denken dat we autonoom zijn in ons handelen en dat we vrijelijk kunnen kiezen uit een enorm aantal keuzemogelijkheden. In vergelijking met een aantal decennia terug hebben we inderdaad een veel grotere vrijheid, maar in onze omgeving en ons eigen leven ervaren we dagelijks dat die vrijheid niet grenzeloos is. Daarom moeten we juist als het gaat om opvoeden de suggestie niet eens willen wekken dat kinderen hun eigen leven volledig kunnen regelen en sturen.

Ik ben heel erg voor de bevordering van autonomie, zelfstandigheid en eigen kracht. Maar politiek en samenleving moeten niet de illusie wekken dat burgers in het algemeen en kinderen in het bijzonder hun leven helemaal naar eigen hand kunnen zetten. Ze mogen dus ook niet volledig verantwoordelijk worden gehouden voor het geval dat niet lukt. Dat is moreel verwerpelijk.

In hoeverre maak je de omgeving verantwoordelijk voor iemands probleem?

Daarmee is dus niet gezegd dat het eigen sociale netwerk via een Eigen Kracht-conferentie niet betrokken zou kunnen worden bij de oplossing van de problemen van een gezin. Dat kan nuttig zijn, maar de vraag moet blijven in hoeverre je de omgeving verantwoordelijk kunt maken voor het oplossen van een probleem als ze er zelf deel van uitmaakt. En als het netwerk geen oplossing kan bieden, wat is dan de verantwoordelijkheid van de samenleving, de jeugdzorg of de gezinszorg? Het gaat hier natuurlijk niet over kleine opvoedkundige problemen, daar kan een netwerk gesteund door een adequate hulpverlening een hoop in betekenen, maar vooral om zaken die spelen in het netwerk, bijvoorbeeld mishandeling of misbruik, die er mede toe hebben geleid dat er überhaupt van een probleem sprake is.

De introductie van de mondige burger in de geestelijke gezondheidszorg, kritische psychiatrie maar ook in de jeugd en gezinszorg is heel bepalend geworden voor de hulpvraag. Oftewel, de hulpvrager kan en moet zelf zijn hulpvraag bepalen. Hij moet zeggen waar hij last van heeft, wat zijn probleem is en welke oplossing daarbij past. Punt is dat dit niet altijd kan. Het is prima om jongeren en gezinnen een belangrijke rol te geven in de definiëring van hun eventuele problemen, en van wat er aan de hand is. En natuurlijk moet de hulpverlener, arts, pedagoog daar goed naar luisteren en samen met de cliënt bespreken wat in een gegeven geval het goede is om te doen. We moeten zeker niet terug naar de patriarchale, paternalistische en bevoogdende houding van zorg en opvoeders van vroeger waarbij de dokter, leraar of hulpverlener zegt wat je moet doen. Maar ook het omgekeerde is fout: daarmee zou de verantwoordelijkheid te eenzijdig bij het gezin of de jongere worden gelegd en wordt de hulpverlener ontslagen van de plicht om gedegen kennis van de problematiek op te bouwen. Ook in die zin onderschrijf ik de opstelling van Stams en Van der Helm in de discussie over de Eigen Kracht conferentie.

Debat raakt los van de praktijk

Tegelijkertijd wijs ik erop dat het debat de neiging heeft zich los te zingen van de praktijk door de toespitsing op verschillen in wetenschapsopvatting. In wezen draait die om de discussie tussen evidence based versus practice based. Stams is duidelijk een voorstander van de evidence based aanpak; bewijs wetenschappelijk maar eens dat het werkt. Lou Schout en Gideon de Jong daarentegen zeggen dat dat helemaal niet kan met jeugdzorginterventies, het effect kun je nooit onweerlegbaar aantonen met de methodes van de positivistische wetenschap. Daarvoor moet je een randomized control experiment doen en dat kan in een unieke situatie ten enen male niet. Er is namelijk geen vergelijkbare unieke situatie waarmee een vergelijking kan worden gemaakt.

Ik denk dat er een synthese mogelijk is: de Eigen Kracht-conferentie kan heel goed worden geëvalueerd door af te spreken welke effecten van het model je volgt en evalueert. Zoals bijvoorbeeld ook evaluatieonderzoek van het JOGG-programma  heeft laten zien dat het niet aanslaat bij mensen met een lage sociaaleconomische positie. Mijn voorstel zou zijn om nu eerst gedegen evaluatieonderzoek te doen voordat de Eigen Kracht-conferentie verder wordt uitgerold, zoals in Amsterdam. Dat zou ik ook willen bepleiten voor alle andere interventies in de jeugdzorg om te voorkomen dat zich een praktijk ontwikkelt die los staat van de beschikbare wetenschappelijke kennis waarmee uiteindelijk niemand is gebaat.

Greetje Timmerman is hoogleraar Jeugd als Sociaal Verschijnsel bij de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Dit artikel is 1945 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Maar wie zegt dat Eigen Kracht alle problemen moet oplossen met hulp van het netwerk. Eigen Kraht biedt een kans om het probleem te delen met het netwerk. Het netwerk kan ondersteunen. Maar als er zware problematiek is kunnen ook gerichte hulpvragen gesteld worden aan bijv. jeugdzorg of jeugd-ggz. Ik heb zelf een lezing gehouden voor kinder- en jeugdpsychiaters (K7) en daarin o.m. duidelijk gemaakt dat we niet in hun plaats willen werken maar een aanvulling kunnen zijn. U noemt bijv. kindermishandeling. Een van de problemen die daarmee gepaard gaan is de stilte. Het gezin is alleen met de problematiek en zo wordt het ook in stand gehouden. Door het alleen al te delen met je netwerk wordt al veel gewonnen. En het netwerk kan beschermen. Dat werkt vaak beter dan het probleem van buitenaf aan te pakken. Anne-Miek Wijnbergen Eigen Kracht Coordinator

  2. @ Mevrouw Wijnbergen,

    Het is duidelijk dat u belang heeft bij Eigen Kracht, u verdient er immers aan. Maar kennelijk begrijpt u bovenstaand verhaal niet, namelijk dat er geen enkel bewezen effect is. U probeert te doen alsof dat wel zo is met een bizarre redenering over kindermishandeling, alsof dat zou stoppen door Eigen Kracht?!

    Hoe komt u daar nou toch bij? Op welk onderzoek baseert u zich? U wekt de indruk dat u niets begrijpt van oorzaken en gevolg van kindermishandeling, maar u brengt toch tamelijk stellig dat Eigen Kracht kindermishandeling zou bestrijden. Nu dat is helemaal nieuw, kan ik u verzekeren. Het past volstrekt niet bij de wetenschap over kindermishandeling en mishandelende ouders die er wel is.

    Kortom, u antwoordt op een academisch verhaal met een kletspraatje. Met lariekoek en bovendien heeft u een belang bij Eigen Kracht omdat u daar een baantje heeft.

    Met dit soort reacties doet u de zaak van jeugdzorgkinderen en -ouders beslist geen goed. U vertelt lobbyverhalen en heeft financiële belangen daarbij. Prima, maar wees daar dan eerlijk over en doet u niet net alsof u het medicijn tegen kindermishandeling heeft ontdekt terwijl u daar geld aan verdient.

    Er is namelijk geen enkel wetenschappelijk bewijs voor wat u vertelt, u kletst.

  3. Ik ben het met Greetje Timmerman (en nogmaals, Stams en Van der Helm, maar zie daarvoor onze eigen bijdrage op deze website) eens dat Eigen Kracht-conferenties niet zomaar moeten worden uitgerold zonder dat er gedegen onderzoek is gedaan naar de effectiviteit hiervan. De vraag is echter of gerandomiseerd onderzoek het enige heilige middel is om de effectiviteit van EK-c’s vast te stellen. In de Verenigde Staten hebben onderzoekers met terugwerkende kracht de effectiviteit van Family Group Decision Making (de Amerikaanse variant van EK-c’s) vastgesteld door propensity score matching analyses uit te voeren. Dit houdt in dat uit een bestand van duizenden, of zelfs tienduizenden, unieke cases het effect van een bepaalde interventie wordt afgewogen ten opzichte van het effect van andersoortige interventies (in zekere zin dus een effectgroep en controlegroep). Recent onderzoek van Wang et al. (2012) laat bijvoorbeeld positieve effecten zien voor de ongeveer 8000 kinderen uit gezinnen die een FGDM hebben gehad in vergelijking met de ongeveer 72.000 kinderen die een meer traditionele vorm van hulpverlening kregen. De FGDM-kinderen werden bijvoorbeeld eerder geplaatst in een omgeving die zij zelf en hun netwerk wensten. Ondertussen zijn er meer dan 7000 EK-c’s de afgelopen tien jaar in Nederland georganiseerd. Een propensity score matching analyse zou heel goed bij een flink aantal van deze EK-c’s met terugwerkende kracht kunnen vaststellen of ze effectiever waren dan (of minstens zo effectief als) meer traditionele vormen van hulpverlening.

    Daarnaast is de vraag hier gerechtvaardigd: moet er worden ingezet op een RCT waarin gerandomiseerd gezinnen een EK-c wel of niet krijgen toegewezen (het probleem bestaat hier dat gezinnen het juist helemaal niet met hun eigen netwerk willen oplossen) om een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing te voorkomen, of moet het gezin maar meteen worden geconfronteerd met een dergelijke dwangmaatregel (hetgeen doorgaans het geval is) wanneer deze in de controlegroep wordt geplaatst? Wat weeg je tegen elkaar af? Er kunnen tevens vraagtekens worden gesteld bij de grootte van de steekproef die wordt getrokken in een dergelijke RCT: om in een weerbarstige omgeving als de sociale werkelijkheid harde uitspraken te doen, is het toch minimaal vereist om de effecten van een paar honderd gezinnen tegen elkaar af te wegen om tot zinvolle/evidente uitspraken te komen (een van de kanttekeningen die geplaatst kan worden bij het alom bekende Zweedse gerandomiseerde onderzoek naar FGC is de toch vrij kleine steekproef waarmee is gewerkt). De sociale werkelijkheid van gezinnen is niet een laboratorium waarin alle condities kunnen worden gecontroleerd, zoals bij medicijnonderzoek waarin als een proefpersoon niet op het juiste moment een pil krijgt toegediend (of – nog meer basaal – bloed of urine wordt afgenomen) direct uit de steekproef moet worden gehaald omdat anders het onderzoek een te grote bias/vertekening krijgt (de C in RCT’s staat in medicijnonderzoek niet voor niets voor Clinical, niet voor Controlled).

    En als reactie op onze zogeheten ‘expert kindermishandeling’ die zelf de moed mist om naam en toenaam te vermelden, maar wel vanuit onderbuik-gevoelens moet reageren op een vrouw die het wél aandurft haar naam en achtergrond als Eigen Kracht-coördinator te vermelden. Als u zich enigszins had verdiept in de materie dan had u kunnen weten dat EK-coördinatoren onafhankelijke medeburgers zijn die vanuit een ideaal van actief burgerschap andere mensen willen helpen plannen te formuleren. Dus allesbehalve mensen die aan deze conferenties zouden verdienen. Als ‘expert’ kindermishandeling had u toch ook moeten weten dat sociaal wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat zodra er sterke netwerken om kinderen worden gemobiliseerd (per definitie een primair doel van EK-c’s), deze een minder grote kans lopen misbruikt te worden. Het zou u tevens sieren als u voortaan uw naam en functie zou vermelden, want de schijn van belangenverstrengeling zou weleens goed voor uzelf op kunnen gaan. Bij voorbaat dank.

    Gideon de Jong
    (Onafhankelijk) onderzoeker ‘Eigen Kracht in de OGGz’

  4. Beste expert kindermish., ik verwonder mij over uw reactie aan Anne-miek Wijnbergen, u verwijt haar te kletsen. Zelf vraag ik mij af of u wel kunt lezen?

    Mevrouw Wijnbergen beweerd in haar reactie helemaal niet dat Eigen Kracht kindermishandeling doet stoppen. Haar reactie over de betere werking slaat op het feit dat niet de hulpverlener het proces stuurt en uit handen neemt, maar dat samen met de cliënt en zijn netwerk wordt gekeken of men aan verbetering van de situatie kan werken. Anders gezegd Eigen Kracht zoekt naar manieren om mensen zeggenschap terug te geven met behulp van het eigen netwerk, daarbij gefaciliteerd en bijgestaan door hulpverleners. Het gaat daarmee bij Eigen Kracht in belangrijke mate ook om zingeving.

    Zelf heb ik de indruk dat de naam ‘Eigen Kracht’ deze wijze van werken onderhand meer kwaad dan goed doet.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.