Probleemgezinnen zeggen volgens Van der Helm en Van Tol weliswaar dat ze mee willen doen aan Eigen Kracht-conferenties, maar in de praktijk doen ze dat vervolgens niet. Om de gezinnen daartoe toch over te halen is deskundige hulp nodig, geen conferenties. De moeizaam opgebouwde deskundigheid en professionaliteit moet weer centraal komen te staan. Bovendien zou het empirisch bewijs missen om de kaarten te zetten op de EK-c’s, aldus de beide auteurs.
Van der Helm en Van Tol hebben helemaal gelijk dat alle mensen die te maken krijgen met jeugdzorg geholpen moeten worden door professionals die beschikken over de beste kennis die beschikbaar is. Alleen: wat is de beste kennis? Juist vorige week verschenen er in de kranten, maar ook in wetenschappelijke toptijdschriften ontnuchterende berichten over de hardheid van het wetenschappelijk onderzoek. De Maastrichtse farmacoloog en hoogleraar gepersonaliseerde geneeskunde Harald Schmidt laat weten dat naar schatting 70 procent van de studies niet reproduceerbaar is. Enkele dagen daarvoor meldt de Volkskrant dat het meeste gepubliceerde psychologische onderzoek gebaseerd lijkt op drijfzand . De omvangrijke replicatiestudie van de Open Science Collaboration laat zien dat zo'n 60 tot 65 procent van de studies wezenlijk andere uitkomsten oplevert wanneer de experimenten waarop ze zijn gebaseerd herhaald worden met andere proefpersonen. Al met al stevige redenen om bescheiden om te springen met empirische claims. Maar de kern van mijn repliek aan de beide auteurs ligt ergens anders.
Professionals die geen applaus zoeken
Van het merendeel van de methodieken in de sociale hulpverlening is niet het programma maar zijn de zogenaamde ‘common factors’ doorslaggevend voor succes [1]. Dat zijn factoren die geen verband houden met de therapie, het programma of de interventie, maar factoren als de sekse of leeftijd van de hulpverlener, de mate waarin het klikt tussen hulpverlener en cliënt, de mate waarin deze aan kan sluiten bij hetgeen er nodig is. En juist dat laatste speelt een rol bij het verwerven van ofwel tegenwerking ofwel motivatie bij probleemgezinnen. Ze willen wel in de benen komen, maar niet voor iemand die vanuit een verondersteld wetenschappelijk gelijk aanwijzingen komt geven hoe het verder moet.
De toenmalige Jeugdzorgbestuurder Gerritsen pleitte in deze reeks voor een egoloze hulpverlener, een hulpverlener die bevestigt, stimuleert, activeert, iemand die aanmoedigt en geniet van de resultaten die de familie boekt. In een publicatie omschrijft hij egoloos hulpverlenen als ‘professionals die vanuit een basishouding van respect voor onmachtige ouders en kinderen, een oprecht geloof dat niemand kinderen bewust iets aan wil doen en dat ieder mens over positieve krachten bezit waar op kan worden voortgebouwd, goed zijn in “empathisch confronteren”, in goed luisteren, op afstand betrokken zijn, in het ontketenen van positieve energie, in tegelijkertijd engageren en positioneren, kortom in “egoloos hulpverlenen”’. Professionals die zich zo opstellen zoeken geen applaus voor hun interventies, leggen ook geen relatie tussen hun interventie en het behaalde resultaat, maar werken vanuit het besef dat complexe problemen alleen opgelost kunnen worden als er sprake is van eigenaarschap, dat de mensen zelf een plan maken dat hun eigen culturele stempel draagt. En daar biedt de EK-c mogelijkheden voor.
Voor ‘doctor knows best’ is geen plaats
Het merendeel van de probleemgezinnen waar Van der Helm en Van Tol aan refereren hebben complexe, meervoudige problemen, waarop een antwoord moet komen dat tegemoet komt aan die complexiteit. De denkkracht van een gevarieerde groep van familieleden, vrienden en buren, gevoed door de expertise van hulpverleners, kan een plan opleveren om hieraan tegemoet te komen.
Meer dan mensen die ruim beschikken over reflectieve kwaliteiten hebben mensen die daarover in veel mindere mate beschikken anderen nodig om zich staande te houden; anderen die meedenken, anderen die voor steun en soms ook sociale controle kunnen zorgen. Voor ‘doctor knows best’ is zowel wetenschappelijk als praktisch geen plaats. Er is alle reden voor een professionele omslag, een omslag waarin de heldenrol waarin professionals zichzelf zien als scharnierpunt naar verandering wordt ingewisseld voor een professional die kennis inbrengt en geniet van de resultaten die de groep daarmee bereikt.
Gert Schout promoveerde op een studie naar zorgvermijding. Bij het VUmc leidt hij een onderzoek naar de mogelijkheden om dwang in de psychiatrie terug te dringen.
Referentie:
1. Zie het themanummer dat over dit onderwerp is gemaakt in Mental Health Services Research, Vol. 7, No. 1, maart 2005. Zie ook: Schout, G., Jonge, M. de, Jongsma, F., Lohuis, G., Polstra, L. & Schilperoort, R. (2010). Naar een andere kennisagenda voor de GGZ. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid (MGv), 65 (9), 656-658
Foto: The Hamster Factor (Flickr Creative Commons)