Onder telkens nieuwe motto’s als ‘affectief burgerschap’, ‘burgerkracht’, eigen kracht, zelfredzaamheid, ‘minder overheid, meer zelf doen’ en de Wmo woedt op Sociale Vraagstukken een fel debat over die ene vraag: hoe kunnen in de nabije toekomst mensen minder afhankelijk worden van de (te) dure sociale voorzieningen, en dus van de verzorgingsstaat. Voor de oplossing daarvan wordt vooral gekeken naar wat mensen zelf kunnen bijdragen. Pijnlijk is wat in de bijdragen pro en contra vaak ontbreekt, namelijk het perspectief van degenen van wie verwacht wordt dat zij een deel van het werk gaan doen: de vrijwilligers.
Het onderzoek naar het organiseren met en management van vrijwilligers is tamelijk recent. Eind jaren tachtig verschijnen de eerste Amerikaanse handboeken en academische studies. In Nederland begint dit zo ongeveer eind jaren negentig. Aanvankelijk wordt vrijwilligerswerk vooral gezien als een vorm van onbetaalde arbeid die eigenlijk gewoon als betaalde arbeid met een ander arbeidscontract kan worden behandeld. Ergens vanaf het begin van deze eeuw wordt duidelijker dat vrijwilligerswerk op een paar punten fundamenteel verschilt van betaald werk. Het onbetaalde en in essentie vrijwillige karakter van de keuze om vrijwilligerswerk te gaan en blijven doen, heeft als consequentie dat vrijwilligers een andere relatie hebben tot hun ‘georganiseerde verband’ en de doelstelling of de nabijheid van de doelgroep. ‘Vrijwilliger zijn’ is geen functieomschrijving, maar vrijwilligerswerk gaat gepaard met een specifieke beloningsstructuur waar organisaties anders mee moeten omgaan.
Organisaties gaan aan de slag met vrijwilligersmanagement
Bewustzijn van de individuele waarde van vrijwilligerswerk stamt eveneens uit de jaren negentig. Op de golven van de individualisering ontstaat het besef dat je vrijwilligerswerk niet alleen doet om een ander te helpen, maar ook voor jezelf. Omdat je je wilt ontwikkelen, omdat je er leuke mensen ontmoet, omdat je wilt compenseren voor vervelend betaald werk, omdat je je nuttig wilt voelen of omdat je uiting wil geven aan je normen en waarden. De ontdekking van de individuele waarde van vrijwilligerswerk is een grote verandering in het denken over vrijwilligerswerk. Het draagt bij tot het ontstaan van vrijwilligersmanagement. Organisaties gaan aan de slag met het ontwikkelen van vrijwilligersbeleid. Dat kan altijd nog beter maar fundamenteel zit dit vaak goed omdat de vrijwilliger zelf aan het roer staat.
De individuele waarde van vrijwilligerswerk sluit goed aan bij het arbeidsmarktperspectief. Vrijwilligerswerk biedt individuen de mogelijkheid om nieuwe vaardigheden te leren, zich zelf te ontwikkelen maar ook om discipline op te bouwen en werkervaring op te doen. In het onderwijs (maatschappelijke stage), (arbeids) re-integratie en maatschappelijke participatie is vrijwilligerswerk een veelvuldig ingezet instrument om persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid te combineren.
Morrelen aan de keuze van de vrijwilliger
Bij verplicht vrijwilligerswerk voor langdurig werkloze mensen ontstaat er een spanning rond de mate van vrijwilligheid. Het initiatief ligt meestal niet bij de vrijwilliger, maar bij een derde partij, zoals een school, bedrijf of een uitkeringsinstantie als de sociale dienst. Die partij heeft een eigen doel, dat wellicht niet aansluit bij de ideeën van de vrijwilliger, en daarmee een reden om te verplichten. Voorbeelden zijn de maatschappelijke stage, waarbij het ontdekken van maatschappelijke betrokkenheid voorop staat of service learning (HBO en universiteit) waarbij concrete leerdoelen benoemd zijn. Ook het bedrijfsleven ziet het belang van deze individuele waarde van vrijwilligerswerk in werknemersvrijwilligerswerk voor de persoonlijke ontwikkeling van medewerkers of juist als team building. Of vrijwilligerswerk in het kader van arbeidsre-integratie, waarbij deelnemers door het vrijwilligerswerk (weer) kunnen wennen aan het werkritme en zich relevante arbeidsvaardigheden eigen maken.
In al deze voorbeelden wordt gemorreld aan de eigen keuze van de vrijwilliger. Dat mag, omdat de verplichting ook weer profijt geeft aan de vrijwilliger zelf. Bij werknemersvrijwilligerswerk als persoonlijke ontwikkeling bijvoorbeeld is vrije keuze weliswaar belangrijk, maar wanneer het bedoeld is voor teambuilding is verplichting geen probleem. Hetzelfde argument van eigen profijt geldt voor de maatschappelijke stage, waarbij ook nog eens studiepunten gehaald kunnen worden. Bij arbeidsre-integratie geldt: als die plaats vindt in het kader van cao-afspraken en uitmondt in betaald werk, heeft de vrijwilliger er zelf voldoende baat bij.
Niet zonder meer voor iedereen verplichten
Hoe verhoudt het huidige ‘verplichte vrijwilligerswerk’ voor langdurig werklozen zich hier nu toe? Drie opmerkingen. Ten eerste, vrijwilligerswerk kan inderdaad bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling op weg naar betaald werk mits dat werk bijdraagt aan nieuwe vaardigheden en kennis leert, relevante (werk)ervaring op laat doen zoals bij een snuffelstage in onbekende werkterreinen en het creëren van nieuwe netwerken. Soms kan het gaan om het op tijd opstaan, afspraken nakomen (disciplinering) en het weer gebruiken van een agenda.
Ten tweede, iets terugdoen aan de samenleving, in ruil voor de uitkering is een politieke keuze. Wel staat dat op gespannen voet met het vrijwillige karakter van vrijwilligerswerk, omdat er geen logische context van verplichting is zoals bij onderwijs (maatschappelijke stage, service-learning) of betaald werk (werknemersvrijwilligerswerk of arbeidsre-integratie).
Ten derde, wanneer alle langdurig werklozen verplicht worden tot vrijwilligerswerk, dan is vrijwilligerswerk geen uiting meer van een bijzondere, eigen motivatie, en kunnen mensen die langdurig werkloos zijn zich niet meer van elkaar onderscheiden.
Kortom: als vrijwilligerswerk aan alle langdurig werklozen verplicht wordt, is dat een aantasting van de individuele waarde van vrijwilligerswerk. Mensen die al persoonlijk de prijs van de economische crisis betalen, raken ook nog eens een belangrijke bron van sociaal kapitaal kwijt. Van vrijwilligerswerk is er geen sprake meer. En het werkt ook nog eens onvoldoende…
Lucas Meijs is hoogleraar ‘Strategische Filantropie & Vrijwilligerswerk’ en Lonneke Roza is junior onderzoeker ‘werknemers-vrijwilligerswerk’, beiden verbonden aan het Erasmus Centre for Strategic Philanthropy (ECSP) en de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Judith Metz is lector Youth Spot, Jongerenwerk in de Grote Stad van de Hogeschool van Amsterdam.
Voor meer informatie zie www.ecsp.nl en http://www.hva.nl/kenniscentrum-dmr/programma/youth-spot/.
Dit artikel over de individuele waarde van vrijwilligerswerk is een eerste bijdrage van een vierluik over de waarden van vrijwilligerswerk.