In de publieke sector is er een heftig debat gaande over professionals, managers en beleidsmakers.Veel professionals hebben problemen met het overheidsbeleid dat ze moeten uitvoeren. Zo demonstreerden psychologen, psychiaters en psychotherapeuten bij de introductie van een nieuwe vorm van prestatiebekostiging (DiagnoseBehandelingCombinatie, DBC’s) in de geestelijke gezondheidszorg. Dit voorbeeld is niet uniek. Ook veel docenten van middelbare scholen hadden grote problemen met de Tweede Fase. Hiernaast protesteerden verzekeringsartsen tegen de (strenge) herkeuringen van arbeidsongeschikten.
De voorbeelden laten zien dat veel professionals zich niet kunnen identificeren met het beleid dat ze moeten uitvoeren: ze ervaren ‘beleidsvervreemding’. Dit heeft ernstige gevolgen voor zowel het beleid als voor de professionals zelf. Door het strengere keuringsbeleid in de WIA/WAO stopte een aantal artsen bijvoorbeeld met de uitvoering van hun beroep. Ook de beleidsuitvoering loopt gevaar: professionals voeren het door de politiek ontwikkelde beleid niet uit of saboteren het zelfs. Het doorvoeren van harde bezuinigingsoperaties – zo nodig gezien de nieuwe eisen vanuit de EU – wordt voor de overheid dan wel veel moeilijker.
Waarom vervreemden professionals eigenlijk van het beleid dat ze moeten uitvoeren?
Professionals zouden altijd tegen veranderingen zijn
Het eerste clichéantwoord van veel politici en managers op de vraag waarom professionals dwarsliggen, is dat professionals per definitie tegen nieuw beleid zijn. Zo schuwen docenten elke verandering uit Den Haag. Om toch wijzigingen door te kunnen voeren, moeten docenten elke tien jaar maar worden vervangen door ‘vers bloed’, door mensen die nog wel open staan voor vernieuwing. De persoonlijkheidskenmerken van de ‘oude rotten in het vak’ zouden dus verklaren waarom juist zij zich verzetten tegen nieuw beleid. De oude garde zou niet volgzaam zijn, maar juist opstandig.
Deze bewering snijdt echter geen hout. De bereidheid om met nieuw beleid te werken, blijkt maar voor 2 procent verklaard te worden door persoonlijkheidskenmerken. Terwijl de inhoud van het beleid het draagvlak voor 40 procent verklaart. En dat is goed nieuws voor de regering.
Professionals zouden hogere doelen nastreven
Een tweede standaardantwoord op het waarom van het verzet van professionals, is dat zij de waarde van ‘economische’ doelen niet waarderen. In plaats van efficiëntie en keuzemogelijkheden voor klanten, hebben professionals andere ‘hogere’ doelen. Zij willen ‘de beste zorg voor de patiënt’, ‘kwaliteitsonderwijs’ en ‘cultuur van de bovenste plank’.
Ook dit is een misvatting. Professionals onderkennen de waarde van economische doelen, zoals efficiëntie, wel. Ook zij beseffen dat bezuinigingen noodzakelijk zijn. Uit onderzoek naar de DBC-regelgeving blijkt bijvoorbeeld dat 75 procent van de zorgprofessionals het (zeer) eens is met de stelling ‘Ik vind het bevorderen van efficiëntie in de geestelijke gezondheidszorg een heel goed doel.’ Professionals keren zich niet principieel tegen economische doelstellingen. Ook daar zal de regering blij mee zijn.
Wat is er dan aan de hand? Het belangrijkste probleem volgens professionals is dat het opgelegde beleid niet leidt tot de daarin gestelde doelen. Zo stellen veel zorgprofessionals dat de invoering van DBC’s niet zorgt voor meer efficiëntie. Het beleid lost de kwaal niet op. Professionals hebben het gevoel zinloos beleid te moeten uitvoeren. Zinloos voor de eigen cliënten en zinloos voor de samenleving. Dat is de belangrijkste reden waarom professionals vervreemden van beleid.
Suggesties voor effectief beleid
Om te komen tot effectief beleid, moeten politici en managers ophouden professionals te betichten van conservatieve persoonlijkheidskenmerken of romantische idealen die geen rekening houden met kostenplaatjes. In plaats daarvan moeten ze zich richten op het ontwikkelen van zinvol beleid dat daadwerkelijk bezuinigingen bewerkstelligt.
Ze moeten ten eerste onderzoeken welke effecten bepaald beleid heeft op het gedrag van professionals. Zorgt het bijvoorbeeld voor perverse financiële prikkels, waardoor doelen als efficiëntie in gevaar komen? Dit wordt nu vaak pas achteraf geconstateerd, wat miljoenen euro’s verlies tot gevolg heeft gehad. Voorbeelden uit de zorg tonen dit: sommige radiologen en microbiologen verdienden meer dan € 500.000 per jaar door de invoering van DBC’s. Dat was niet de bedoeling. Dit zou van tevoren moeten worden geanalyseerd, zodat de regels van het beleid kunnen worden aangepast. Het uitvoeren van testen en pilots kan hier goed werken.
Ten tweede moeten politici en managers de professionals expliciet betrekken bij beleidsvorming. Professionals willen best meewerken aan beleid dat kostenbesparing als doel heeft. Het betrekken van professionals zorgt ervoor dat er betere keuzen worden gemaakt, omdat hun kennis gebruikt wordt. Daarnaast voelen professionals zich dan meer verbonden met het beleid, en spannen zij zich er meer voor in.
Tot slot moeten ook professionals de hand in eigen boezem steken. Ook zij zijn verantwoordelijk voor de totstandkoming van goed beleid. Professionele verenigingen doen vaak een beroep op professionals, maar daaraan wordt niet altijd gehoor gegeven. Professionals kunnen zitting nemen in klankbordgroepen van hun eigen professionele vereniging, deelnemen aan congressen over nieuw beleid, meewerken aan internetfora en participeren in landelijke werkgroepen. Als dit gebeurt, hoeven we straks hopelijk niet meer te praten over beleidsvervreemding, maar kunnen we het hebben over beleidsomarming.
Lars Tummers is universitair docent op de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij studeerde zowel economie (Universiteit van Tilburg, Università Bocconi Milaan) als bestuurs- en organisatiewetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam). Op 2 maart 2012 verdedigt hij zijn proefschrift ‘Policy Alienation – Analyzing the experiences of public professionals with new policies.'