Buurthuis De Nieuwe Jutter: geen blauwdruk, wel een succesverhaal

Klaas Mulder reageerde kritisch op het ‘succesverhaal De Nieuwe Jutter’ op deze website. Volgens hem is de zelforganisatie in dit buurthuis dankzij veel meer professionele inzet tot stand gekomen dan gesuggereerd. Hans Boutellier en Astrid Huygen checkten de feiten nog eens en houden vast aan hun verhaal.

Het verhaal over De Nieuwe Jutter is gebaseerd op onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de werkzaamheid van dit buurthuis, dat op een nieuwe leest werd geschoeid: minder professioneel welzijnswerk en meer van de buurt, begeleid door een pastor van Urban Mission. Goedkoper en beter, lijkt kort gezegd de boodschap. Dat willen we allemaal wel, zo reageren veel gemeenten. Ho, ho, zegt Klaas Mulder dan: er is veel meer professionele betrokkenheid bij De nieuwe Jutter dan het onderzoek suggereert. ‘U weet heel goed dat die bijdrage allesbehalve nihil is geweest. Er was een excellente opbouwwerker (van Portes), een pastoraal werker, betrokkenheid van de gemeente, actieve inzet van corporaties, een substantiële financiële bijdrage van de overheid, huurbijdrage garanties van andere partijen. En mogelijk is de gemeente zeer clement geweest in het ruimte maken voor ‘onbetaald’ werk met behoud van uitkering.’ Dit soort nieuwe benaderingen werken alleen als er veel energie en middelen in worden geïnvesteerd. Point taken, Klaas, dank je wel.

Maar nu eerst de feiten - we hebben ze nog eens nagevraagd

  1. De betrokkenheid van organisaties die ondersteunend aanwezig zijn rondom De Nieuwe Jutter is daadwerkelijk klein. De betaalde ondersteuning van een sociale professional bestaat uit zes uur per week door de buurtpastor. Van betrokkenheid van een opbouwwerker is geen sprake. De buurtpastor hebben we een van de succesfactoren      genoemd. Zijn op het oog informele, maar wel degelijk heel methodische manier van werken, kenmerkt zich vooral door aanwezig zijn, praktische kennis van zaken en liefdevolle trouw. Vertrouwen hebben én bieden; stabiele en langdurige betrokkenheid; het niet oordelen; het niet oplossen; het ondersteunen van het uithouden met elkaar, dat is wat hij doet. Het lukt hem om het eigenaarschap bij de mensen te laten, ruimte te scheppen, maar ook om als noodknop aanwezig te zijn. Zo luiden onze bevindingen, en we zien geen reden om die bij te stellen.
  2. De corporatie is eigenaar van het pand, stichting De Nieuwe Jutter betaalt huur. De gemeente voorziet het buurthuis van een subsidie. Dit bedrag komt bij benadering overeen met wat de stichting kwijt is aan huur. Daarnaast is de corporatie betrokken via een bestuurslid en draagt zij zorg voor het onderhoud van de buitenkant van het pand. De twee andere corporaties dragen een beperkt bedrag bij naar rato van het aantal woningen in de wijk.
  3. Per saldo is het buurthuis, sinds het in zelfbeheer draait, voor de gemeente de helft goedkoper dan toen de welzijnsorganisatie hier nog zat. De grootste kostenposten zijn nu: schoonmaak, gas, water en licht. De organisatie- en activiteitenkosten zijn beperkt. Inkomsten zijn nu afkomstig van baromzet, verhuur aan organisaties en van woningcorporaties.
  4. Van door Klaas Mulder gesuggereerd ‘onbetaald werk met behoud van bijstandsuitkering’ is geen sprake. Er zijn wel enkele vrijwilligers die in de ziektewet zitten of een AOW-uitkering hebben.

Ook in omgevingen met kwetsbare bewoners is zelfbeheer mogelijk

Ook al zouden we het misschien anders willen: Klaas Mulder slaat de plank mis. De Nieuwe Jutter zien we – met hier en daar met een haak en een oog – als een succesverhaal. Ook in omgevingen waar bewoners kwetsbaar zijn is zelfbeheer mogelijk. Op de verbreding van kennis over dit type initiatieven zetten we momenteel expliciet in. In het vervolg op dit onderzoek volgt het Verwey-Jonker Instituut de komende maanden drie andere buurthuizen in zelfbeheer. Daarbij zijn we vooral geïnteresseerd in de condities die zelfbeheer mogelijk maken. Daarmee hopen we ook meer kennis te ontwikkelen rond het probleem van de selectieve werking van zelforganisatie dat Justus Uitermark op dit forum aan de orde stelde.

Dat bewoners alles zomaar zelf kunnen, is echter niet ons standpunt. Zelforganisatie gaat wat ons betreft over de sociale organisatie op maat. Het is een vorm van sociaal ondernemen waarbij telkens moet worden gekeken wat in welke situatie nodig is. Wij denken dat het kan werken als betrokkenen het gevoel hebben dat zij vertrouwen genieten, er mogen zijn en zich verbonden weten met een plek die er voor hen toe doet. Waar zij mensen ontmoeten en activiteiten kunnen ondernemen die passen bij wat zij willen en kunnen. Voorbeelden te over: koken voor het wekelijkse eetcafé, meedoen aan de kaartavond, een netwerk voor zzp’ers ontwikkelen, het geven of volgen van yoga- of dansles. Er is plek voor de activiteiten van de Marokkaanse organisatie en er is plek voor een buurtbewoner die iets te vieren heeft. Zelfs afscheidsdiensten voor overleden buurtgenoten zijn er gehouden.

Mensen zijn meer gebaat bij uitnodiging dan bij stimulering

Zo een plek ontstaat als er ruimte is voor organische ontwikkeling. Dat kan in verschillende vormen van betrokkenheid van allerlei partijen: de overheid, maatschappelijke organisaties (kinderopvang, begeleid wonen, inloophuis, woningcorporatie) en bewonersgroepen. Mensen blijken meer gebaat bij uitnodiging dan bij stimulering. Zelforganisatie veronderstelt intrinsieke motivatie. Dat is precies de rol van de pastoraal ondersteuner in De Nieuwe Jutter. Mensen uitnodigen hun ‘ding te komen doen’, is net wat anders dan buurtbewoners aanspreken op het feit dat zij nodig zijn om het buurthuis overeind te houden.

Wij zijn het met Klaas Mulder eens dat er een risico bestaat dat op basis van deze bevindingen mensen het maar zelf moeten oplossen. Het succes van de Nieuwe Jutter is mede te danken aan de zorgvuldige overgang van gesubsidieerd buurthuis naar een ‘sociale wijkonderneming’. Dit is mogelijk gemaakt door lichte ondersteuning van bewoners die hier zeggenschap hebben en daardoor de verantwoordelijkheid kunnen dragen. Dat is de moeite van het signaleren waard.

Een blauwdruk voor zelfbeheer is er niet

Daarbij benadrukken we nog eens de conclusie van het onderzoek: ‘Een blauwdruk voor succesvol zelfbeheer is niet te geven. Wel zijn we aspecten op het spoor gekomen die er toe doen, die bijdragen aan succes. Door een context te creëren en niet op concrete doelstellingen te sturen, ontstaat er ruimte om initiatieven en mensen tot bloei te laten komen. Partijen hebben zich in De Nieuwe Jutter zodanig georganiseerd dat er een plek is voor uiteenlopende belangen. Dat lukt omdat er een gemeenschappelijk gevoelde en gedragen opgave aan ten grondslag ligt: een zoeken naar het op elkaar betrokken raken, naar leven, zeggenschap en waardigheid. En is dat niet uiteindelijk waar het om gaat in de zoektocht naar eigentijdse vormen van binding?’

Hans Boutellier is directeur van het Verwey Jonker Instituut en Astrid Huygen is daar onderzoeker.

Dit artikel is 2540 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. Beste Hans en Astrid,

    Bedankt voor de uitgebreide reactie. Ik weet niet of de conclusie dat ik de plank ‘mis sla’ helemaal terecht is. De opbouwwerker van Portes was in de opbouwfase wel degelijk betrokken, ik heb hem daar zelf over gesproken. Het kan zijn dat hij nu uit beeld is, dus dat punt geef ik graag weg. Ook mag waar zijn dat de ziektewet iets anders dan is dan de bijstand, feit blijft dat werk dat elders door laag betaalde beheerders wordt uitgevoerd, hier door mensen met een uitkering wordt gedaan. In verschillende gemeenten – zoals in Amersfoort – zijn recentelijk beheerders in de bijstand terecht gekomen omdat ze vervangen zijn door ‘anders betaalde’ mensen die – dankzij uitkering of werkende partner – niet op zoek hoeven naar betaald werk, en daarom de werkzaamheden kunnen uitvoeren waar vroeger iemand een salaris voor kreeg. Dit aspect zou naar mijn idee meer aandacht verdienen, omdat het netto rendement (beheerder eraf, werkloze erbij) wel eens erg tegen zou kunnen vallen. Er is erg veel te zeggen voor het betaald laten uitvoeren van beheerstaken (ook als er veel tegen in te brengen is).

    Maar zoals ik steeds al aangaf, ik ben blij dat in de Nieuwe Jutter een paar dingen goed gelukt zijn, en ik ben blij met een antwoord dat in elk geval meer precisie aanbrengt in de discussie over dit belangrijke onderwerp.

    Met vriendelijke groet,

    Klaas Mulder

  2. Het succes van de Nieuwe Jutter mag evident zijn, maar is alleen mogelijk dankzij een faciliterende overheid en corporaties, die er voor zorgen dat huur en exploitatielasten te behappen zijn. Als meerdere gemeenten deze werkwijze zouden volgen kunnen veel noodzakelijke basisvoorzieningen in de wijken behouden blijven. Alleen al de bezettingsgraad van N.J. is een indicatie voor het belang van een dergelijke basisvoorziening. Echter 20 kilometer verder, in Amersfoort, word je geconfronteerd met een geheel ander verhaal. De gemeente etaleert vol trots dat er 2 wijkcentra dankzij burgerinitiatieven open blijven, na het raadsbesluit alle centra te sluiten. De plaatselijke wethouder is er trots op een nieuwe variant aan te kunnen bieden: het wijkcentrum als marktconform verhuurobject, dat structureel 100.000 euro per jaar aan huur en exploitatie moet opbrengen. Dat er bewonerscollectieven zijn die akkoord zijn gegaan met dit ondernemersrisico dat verbonden is aan dit ‘marktdenken’ mag duidelijk zijn. Het is evenwel een indicatie hoezeer het gemis van buurthuizen in de wijken ervaren wordt. Het gevolg van de ‘Amersfoortse variant’ is dat in de werkwijze van het Klokhuis en ’t Middelpunt veel aandacht en energie gaat zitten in accommodatieverhuur aan derden, wat ten koste gaat van laagdrempelige activiteiten voor de kwetsbare groepen uit de wijken. Wellicht vormt deze risicovolle wijze van wijkondernemen voor het Verweij Jonker Instituut aanleiding eens in Amersfoort te komen onderzoeken hoe je een wijkcentrum open kunt houdt op basis van een ton (100.000) aan exploitatielasten. Dat de verbittering over bovenstaande ontwikkelingen in meerdere Amersfoortse wijken een rem vormen op de ‘burgerbetrokkenheid’ mag duidelijk zijn.

  3. Ik heb de situatie in Amersfoort van heel dichtbij zien ontstaan. Eerst heeft de gemeente vastgesteld dat er veel te veel vierkante meters zaalruimte zijn in de stad. In het Soesterkwartier al veertig (!) locaties. De gemeente heeft toen bewoners uitgenodigd om mee te denken over hoe we ‘geld voor stenen’ kunnen besparen zodat we ‘geld voor activiteiten’ over hebben. En toen kwamen de bezuinigingen (door blunders in het paradepaardje van maatschappelijk vastgoed, het nieuwe Eemhuis) en moesten er wel minder stenen komen, maar kwam er niet meer activiteitengeld. En nu zijn er op allerlei plekken mensen – die vroeger activiteiten organiseerden – heel veel tijd in beheerswerkzaamheden aan het steken. Een vrijwilliger van het klokhuis gaf aan er zestig uur per week mee bezig te zijn. Dat zijn uren die niet in mantelzorg of voorleesclub gaan zitten, maar in het – onbetaald – werk overnemen dat tot voor kort – matig betaald – door professionele beheerders werd uitgevoerd. Nu zitten er beheerders in de bijstand en blijven er toch panden over die door blijven gaan met concurrentie om de huurder.
    Over 6 jaar zit een corporatie met verschillende leegstaande accommodaties, en legt dan natuurlijk de rekening bij huurders. Lekker bezig, wethouder Boeve!

  4. kennelijk zijn er bij de overheid en het werkveld zéér verschillende beelden bij de termen zelfbeheer en maatschappelijk ondernemen. Successen vieren is prima, leg wel goed uit wat dat succes precies omvat. Andere belanghebbende kunnen anders hun eigen wensen op dat succes projecteren. Zo is voor de één zelfbeheer een menselijk succes, empowerment. Een ander denk aan een financieel succes, een ontlasting van de collectieve zorg.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *