Voor het eerst sinds jaren was ik weer eens aanwezig bij een congres over armoede en schulden.1 Na afloop keerde ik licht verbijsterd huiswaarts. Waar het brede sociaal werk al geruime tijd experimenteert met nieuwe - verbindende en activerende - werkvormen, gaat dit aan de schuldhulpindustrie en materiële dienstverlening nog grotendeels voorbij. Het einde van de doorgeschoten verjuridisering en vertechnocratisering van de materiële hulp- en dienstverlening lijkt nog lang niet in zicht.
Doel van mijn aanwezigheid was het verzorgen van een workshop over het voorkomen van huisuitzettingen en de inzet van Eigen Kracht Conferenties hierbij. Een groot deel van de bijna dertig workshopdeelnemers (veel beleidsambtenaren van gemeenten) bleek nog nooit van het fenomeen Eigen Kracht Conferenties gehoord te hebben. Ondanks het feit dat er in Nederland inmiddels zo'n 7000 Eigen Kracht Conferenties zijn uitgevoerd is dit onder professionals die zich - al dan niet beleidsmatig - met materiële hulp- en dienstverlening bezighouden blijkbaar nog niet echt doorgedrongen.
Een mogelijke verklaring hiervoor is dat we materiële problemen steeds minder - ook - als sociale problemen zijn gaan bekijken. Een sprekende illustratie hiervan zijn de nieuwsgroepen op Linkedin; in de groepen die aan schuldenproblematiek of sociale zekerheid zijn gewijd gaat de uitwisseling vrijwel altijd over heel technische en juridisch gedetailleerde vraagstukken. Enorm relevant voor de specialisten die zich hiermee bezighouden uiteraard, maar het valt op dat de sociale problemen waarmee armoede en ernstige schulden meestal gepaard gaan zelden onderwerp van gesprek zijn. De afstand tussen materieel en sociaal is groter dan ooit.
De ene dienst weet niet wat de andere doet
Nog geen twee decennia geleden ontstond de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening. Er kwamen zoveel vraagstukken met juridische en/of materiële achtergonden op de bordjes van maatschappelijk werkers terecht, dat men hier een apart vakgebied van maakte. Parallel hieraan nam de verregaande juridisering van de sociale zekerheid en schuldhulpverlening flink toe. Vooral na de invoering van de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, red.) in 1998 sloeg de juridisering van dit vakgebied helemaal op hol. De handboeken schuldhulpverlening zijn bijna wetboeken op zichzelf; wie van juridische haarkloverijen houdt kan zijn lol op. Van integrale schuldhulpverlening zoals bedoeld door de commissie Boorsma (1994), is in de dagelijkse praktijk nauwelijks meer sprake.
Tegelijk met de professionals heeft ook de overheid de onderwerpen sociaal en materieel van elkaar 'weg' georganiseerd. Sociale hulp- en dienstverlening valt onder zorg en welzijn, materiële hulp- en dienstverlening hoort bij sociale zaken. En in geval van huisuitzettingen wegens schulden kan ook de afdeling volkshuisvesting betrokken zijn. We herkennen allemaal het beeld van de tien of meer hulp- en dienstverleners die zich met een gezin bezighouden zonder dit van elkaar te weten, maar dit doet zich ook voor aan de kant van de opdrachtgevende overheden. De ene dienst weet niet wat de andere doet, laat staan dat de 'werkprocessen' op elkaar worden afgestemd of dat men zich er van bewust is dat een relatief kleine investering binnen het ene beleidsterrein leidt tot een grote besparing op het andere beleidsterrein.
Het incassobeleid van de overheid leidt tot uitzichtloze situaties
Dat de overheid bij de incasso van schulden de vergelijking met deurwaarder Dreverhave uit ‘Karakter’ (Bordewijk 1938) inmiddels glansrijk kan doorstaan (zie ook: 'In het krijt bij de overheid', Nationale ombudsman 2013) is een serieus probleem. Door de ruime incassobevoegdheden in bijvoorbeeld de sociale zekerheid, bij achterstallige zorgpremies en ingevolge de invorderingswet, raken mensen heel snel in uitzichtloze schuldsituaties. Situaties die als vanzelf tot grote sociale problemen leiden. Gezinnen vallen uit elkaar na een huisuitzetting, kinderen worden door jeugdzorg uit ‘huis' gehaald omdat er geen 'adequate' huisvesting meer is, sociale netwerken en structuren raken ernstig verstoord of gezinnen leven maandenlang alleen van voedselbankpaketten omdat de uitkering 'voor straf' is gestopt. Zo komt er van de samenleving waarin burgers samen hun sociale problemen aanpakken en met elkaar voor sociale en maatschappelijke participatie zorgen niet veel terecht. We spannen het paard achter de wagen.
Help mensen bij het verstandiger omgaan met hun afnemende inkomsten
De sociale schade die ontstaat door de ernstige materiële problematiek waarmee ongeveer een tiende deel van de Nederlandse bevolking kampt, is enorm. Daarom is het op z’n minst vreemd dat we het gat tussen sociale hulp- en dienstverlening en materiële hulp- en dienstverlening zo groot hebben laten worden. De manier om dit gat weer te verkleinen, is het meetrekken van de materiële hulp- en dienstverlening in de beweging die het sociaal werk op dit moment maakt naar een meer generalistische benadering.
Omdat het niet aannemelijk is dat de zo doorgeschoten wet- en regelgeving op korte termijn zal verdwijnen, is het terugdringen van de materiële hulp- en dienstverlening naar de tweede lijn een goede tussenstap. Daardoor moeten de sociaal generalisten (‘huisartsen van het sociale’) van de frontlijnteams: de Samen Doen teams, of buurtcoaches of hoe ze ook heten mogen, hun positie in de eerste lijn nog flink verstevigen.Van daaruit kunnen zij ondersteunend zijn aan de gespecialiseerde materiële dienstverleners, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat mensen de juiste gegevens en paperassen aanleveren. Zo worden de specialisten ook verlost van hun tijdrovende directe klantcontacten en kunnen ze zich helemaal wijden aan het technisch en juridisch verwerken van dossiers. Terwijl hun sociaal generalistische collega's in de eerste lijn zich kunnen concentreren op het ondersteunen en versterken van sociale structuren en netwerken. En mensen in armoede elkaar kunnen bijstaan in het beter omgaan met hun afnemende inkomsten.Samen Doen teams
Armoede en schulden zijn steeds meer de centrale vraagstukken binnen het sociaal werk. Het is niet voor niets dat de klassieke dak- en thuislozenzorg, waar mijn eigen wortels liggen, de 'slogan' Bad, Bed en Brood hanteerde. Eerst voldoen aan de basale levensbehoeften, daarna kan er aandacht zijn voor de rest. Mensen die chronisch worstelen met materiële problemen zijn niet in staat om goed aandacht te hebben voor hun sociale omgeving. Laat staan dat zij daarin actief participeren of constructieve initiatieven nemen die tot meer samenredzaamheid leiden. Zij verschuilen zich achter hun gesloten gordijnen en schamen zich voor de armoede die hen in zijn greep heeft. Het is vooral aan de generalistisch sociaal werkers om dit te signaleren en hier - door het bevorderen en ondersteunen van sociale samenhang en sociale actie - iets aan te doen.
Marc Räkers werkt voor de stichting Eropaf! en voor het lectoraat outreachend werken en innoveren van het kenniscentrum Maatschappij en recht van de Hogeschool van Amsterdam.
Noot
- Jaarcongres Armoede en Schulden, georganiseerd door Stimulansz, 31 januari 2013