Toegankelijkheid is een thema dat dankzij het VN-verdrag voor rechten van personen met een beperking bij steeds meer gemeenten op de agenda prijkt. We zien echter dat de discriminatiegrond ‘beperking’ juist de minste aandacht krijgt in antidiscriminatiebeleid, zo blijkt uit een recente monitor van KIS en Movisie. Onlangs deden wij vanuit Movisie een literatuuronderzoek naar toegankelijke woningen. We stuitten hierbij onder meer op onderzoek van Ieder(in) en de Woonbond waaruit blijkt dat er veel te weinig woningen zijn voor mensen met een fysieke beperking. Het viel ons tijdens ons onderzoek op dat verschillende betrokkenen vroegen: ‘Wat heeft dit probleem eigenlijk te maken met discriminatie?’
Geen toegankelijkheid is discriminatie
We denken bij discriminatie al gauw aan precies dezelfde gevallen ongelijk behandelen. Piet en Mehmet hebben eenzelfde cv, maar Piet wordt aangenomen en Mehmet niet. Dat is zeker discriminatie, maar discriminatie is breder dan dat. Volgens het SCP is discriminatie ‘het nadelig behandelen van personen omdat zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden gerekend’ (Andriessen, 2017). Het gaat erom dat de uitkomst nadelig is voor iemand omdat hij of zij behoort tot een bepaalde groep of bepaalde persoonskenmerken heeft, zoals het College voor de rechten van de mens, dit noemt. Iemand wordt dus achtergesteld puur en alleen vanwege z’n persoonlijke kenmerken zoals afkomst, seksuele voorkeur of beperking.
Iedereen die niet voldoet aan deze norm moet zich maar aanpassen
Bij mensen met een beperking komt deze achterstelling veel voor. Zij kunnen bijvoorbeeld een gebouw niet in, ze kunnen een opleiding niet doen of worden gedwongen om te verhuizen. Vaak wordt dit beschreven als een probleem in ‘toegankelijkheid’. En dat is meestal ook correct: een bepaalde dienst of een gebouw is letterlijk niet toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Maar daarnaast is het ook een vorm van discriminatie.
Alleen omdat mensen een beperking hebben, worden ze uitgesloten en achtergesteld. Discriminatie is niet alleen dezelfde gevallen ongelijk behandelen, maar ook een bepaalde dienst of een gebouw op zo’n manier inrichten dat die alleen te gebruiken zijn door een bepaalde groep mensen. Dit heet wettelijk gezien ook wel ‘indirecte discriminatie’ (rijksoverheid).
Samenleving beperkt
Door indirecte discriminatie vallen mensen met een beperking dus dikwijls buiten de boot. Bijna overal is onze samenleving ingericht voor mensen zonder beperking. Zij lijken onbedoeld of onbewust de norm te zijn. Iedereen die niet voldoet aan deze norm moet zich maar aanpassen.
Veel mensen zien het zelfs als de taak van artsen om ons van een beperking af te helpen. Er wordt ingezet op bevolkingsonderzoeken en preventieve aanpakken zodat er minder mensen met een beperking in onze samenleving zijn. Het denken dat hieraan ten grondslag ligt noemen we het ‘medische model’ van een handicap.
Inmiddels zijn deskundigen het erover eens dat dit ‘medische model’ verouderd is. Sinds 2016 geldt in Nederland het VN-verdrag handicap. Dit verdrag introduceert een ander perspectief om naar mensen met een beperking te kijken: het ‘sociale model’. Om dit model te begrijpen, is het verschil tussen een beperking (in het Engels impairment) en een handicap (in het Engels disability) essentieel (Hiskes, 2019).
Als we onze samenleving anders inrichten, hoeft een beperking geen handicap te zijn
Een beperking is iets wat een persoon zelf heeft, vanaf z’n geboorte of later gekregen, waardoor deze persoon afwijkt van wat in de maatschappij als norm wordt gezien. Een handicap is het probleem dat je ervaart als je met je beperking wilt deelnemen aan de maatschappij. Een simpel voorbeeld: het is niet de rolstoel die maakt dat iemand het restaurant niet binnen kan, maar het zijn de trappen bij de ingang.
In het ‘sociale model’ is niet een persoon gehandicapt, maar ontstaat een handicap in de wisselwerking tussen de beperking en de samenleving. Het zijn de drempels in de samenleving, vaak dus letterlijke, waardoor iemand met een beperking een handicap ervaart.
Als we onze samenleving anders inrichten, hoeft een beperking geen handicap te zijn. Dan maakt een beperking gewoon deel uit van de menselijke diversiteit. Het sociale model vraagt ons om anders te kijken naar mensen met een beperking. Het vraagt ons om ons mensbeeld te heroverwegen. Dit heeft gevolgen voor beleid, zoals ook het SCP en de RVS in recente rapporten beschrijven.
Geen gunst, maar recht
Het wegnemen van drempels in de samenleving voor mensen met een beperking is geen vorm van liefdadigheid of een gunst. Het is nodig om discriminatie van mensen met een beperking te verminderen. Het is een recht. Dat is ook vastgelegd in artikel 1 van onze grondwet.
Het recht op toegankelijkheid wordt mensen met een beperking over het algemeen niet met geweld ontzegd (zoals in de VS voor zwarte mensen wel het geval was toen het recht voor toegankelijkheid daar werd herkend, zie het general comment over toegankelijkheid). Maar het is alsnog door menselijk handelen dat mensen met een beperking vaak geen gebruik kunnen maken van restaurants, parken en openbaar vervoer, namelijk door trappen, de afwezigheid van liften en toegankelijke informatie.
Mensen met een beperking kunnen regelmatig niet meedoen omdat de samenleving hen discrimineert, en niet omdat er iets mis is met hen. Het zou dan ook eigenlijk geen vraag moeten zijn of je als gemeente of bedrijf wel of niet geld in een bepaalde dienst wil steken om die toegankelijk te maken: het zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn.
Wij hopen dan ook dat iedere gemeente en iedere organisatie hiermee aan de slag gaat. Gelukkig zijn er steeds meer die dat al doen.
Caroline Harnacke en Hanneke Felten zijn onderzoeker bij Movisie en bij Kennisplatform Inclusief Samenleven.
Foto: Bas Boerman (Flickr Creative Commons)