Hybridisering van wijkteams en vrijwilligersinitiatieven lijkt nog ver weg

Het samenspel tussen wijkteams en vrijwilligers komt maar moeizaam van de grond. Professionals uit wijkteams en vrijwilligers van informele organisaties en bewonersorganisaties lijken elkaar in de praktijk niet of nauwelijks te zien. Onbekendheid, onenigheid en onbestemdheid staan hybridisering vooralsnog in de weg.

Professionals uit wijkteams en informele partijen ondersteunen ‘in samenspel’ huishoudens in kwetsbare posities. Dit is voor menig beleidsmaker de kern van de decentralisaties in het sociale domein (zie onder andere Voorberg et al., 2014). Deze wens tot samenspel past in een breder patroon, de term duikt bijvoorbeeld ook op bij de Omgevingswet, bij de energietransitie en bij het wijkbeheer. Steeds gaat het om sterk uiteenlopende partijen die nauw samenwerken. In de beleidsliteratuur wordt dit wel aangeduid als hybridisering. Van de Donk en Brandsen (2005) definiëren het als ‘de feitelijke verbinding of vermenging van tegendelen, zoals markt of overheid, publiek of privaat, individueel of samenleving’.

Voor meer efficiency en effectiviteit in het sociale domein

Het idee is dat hybridisering in het sociale domein bijdraagt aan effectiviteit en efficiency. Dat het betere hulp en ondersteuning oplevert door een duurzaam samenspel tussen formele en informele partijen. En dat er tegelijkertijd een minder groot beroep wordt gedaan op overheidsfinanciering door de inzet van informele actoren.

Hybridisering kan plaatsvinden tussen sociale systemen; binnen instituties en organisaties waar professionals en vrijwilligers samenwerken; en tussen formele en informele actoren op straatniveau of in de identiteit van een actor, bijvoorbeeld een professional die zich inspant om meer informeel over te komen of vrijwilligers die zich via interne cursussen meer en meer formele kennis toe-eigenen(Denis et al., 2015).

Wij keken in ons onderzoek in Amsterdam, Hoorn en Purmerend naar hybridisering op het uitvoerende niveau van concrete ondersteuning tussen sociale wijkteams en vrijwilligersorganisaties en bewonersorganisaties.

Beperkte hybridisering: er is vooral indirect contact

Een opvallend resultaat van ons onderzoek is dat er op uitvoeringsniveau sprake lijkt van twee parallelle werelden. In plaats van sterke vermenging of intensief samenspel zien we co-existentie van wijkteamprofessionals en informele wijkactoren.

Professionals uit wijkteams en vrijwilligers van informele organisaties en bewonersorganisaties lijken elkaar in de praktijk niet of nauwelijks te zien. Er is vooral indirect contact dat verloopt via intermediairs zoals vrijwilligerscoördinatoren of andere sleutelfiguren uit de buurt die van wijkteams verzoeken krijgen om (liefst getrainde) vrijwilligers te vinden voor bepaalde diensten.

Er is dus wel een hybride dienstenaanbod van ondersteuning en advies aan bewoners in kwetsbare situaties, maar de diensten worden vooral naast elkaar aangeboden in semiautonome sferen zonder al te veel verbinding en wisselwerking.

Een sterk wij-zij-denken belemmert samenspel

Hoe kunnen we deze co-existentie, dit geringe samenspel, beter begrijpen? Een bekend argument is tijdgebrek bij wijkteamprofessionals. Ook wij signaleerden dat een grote caseload het werken aan verbinding met informele partijen in de weg kan staan. Maar er is meer aan de hand. Een terugkerend patroon dat we vonden, is een sterk wij-zij-denken. Partijen definiëren zichzelf nadrukkelijk in tegenstelling tot elkaar: de ander is het tegendeel van wat men zelf is.

Zo zien we een sterke tegenidentificatie van zowel migranten- als autochtone bewonersorganisaties in aandachtswijken ten opzichte van professionals die (anders dan zijzelf) niet vertrouwd zouden worden door huishoudens uit hun doelgroep.

Professionals formuleren hun handelen daarentegen nadrukkelijker op meer expliciete hulpvragen en op basis van sterker geformaliseerde kennis. Onder hen leeft bijvoorbeeld de opvatting dat de stedelijke problematiek in deze wijken voor informele partijen vaak zo zwaar is, dat zij hoogstens kleine hand- en spandiensten kunnen verrichten.

Wederzijdse onbekendheid speelt een rol

We verkenden in ons onderzoek de katalysatoren van dit wij-zij-denken. Allereerst speelt de bekendheid tussen professionals van wijkteams en informele partijen een rol: die is vaak nog beperkt en gebaseerd op enkele specifieke contacten tussen personen met een ‘onderlinge klik’.

Informele partijen vinden wijkteamprofessionals vaak weinig zichtbaar en benaderbaar, en in het geval van migranten weinig cultuursensitief. Wijkteamprofessionals beschouwen bewonersinitiatieven nogal eens als een onoverzichtelijke lappendeken met onduidelijkheid in aanspreekpunten en continuïteit en weinig zicht op het informele gidswerk (bewoners en vrijwilligers die mensen wegwijs maken) richting het professionele aanbod.

Onenigheid over wat nodig is

Een tweede katalysator van wij-zij-denken is onenigheid tussen de verschillende partijen. De aanname dat nabije wijkactoren hetzelfde denken over ‘doen wat nodig is’, is te rooskleurig. Ze zijn het bijvoorbeeld oneens over de vereiste kennis (ervaringskennis versus geformaliseerde kennis) en ze beoordelen cases dan ook anders.

Professionals vrezen soms dat een case te lang bij een vrijwilliger blijft terwijl de problematiek zich verergert en er te laat opgeschaald wordt naar specialistische zorg. Andersom geven informele actieve bewoners aan dat ze langer betrokken zijn bij iemand en dus beter kunnen inschatten wat nodig is. Bovendien willen ze serieus genomen worden als ze iemand doorverwijzen voor hulp naar professionals van wijkteams. Deze rolverdelingskwesties zetten het wij-zij-denken op scherp: het gaat om erkenning en respect.

Onbestemdheid leidt tot onzekerheid

Een derde en laatste bron van wij-zij-denken is onbestemdheid over de einddoelen van sociale systemen. Er vindt opvallend weinig expliciete discussie plaats over het uiteindelijke verbindingsmodel dat men in een wijk wil hanteren tussen formeel en informeel.

Terwijl gemeenten vaak hopen op een steeds grotere rol voor de community, zagen wij met name in de stadswijken veel informele actoren die opteren voor een kleinere rol als ‘navigator’ en verwijzer van huishoudens in kwetsbare posities naar professioneel aanbod. Expliciete scripts voor de toekomst liggen echter zelden op tafel en dat kan tot onzekerheid leiden.

Verschillende keuzes staan voor een nieuwe trend?

Wijkteamprofessionals en informele partijen komen dus om meerdere redenen moeizaam tot samenwerking in het sociale domein. Gemeenten staan dan ook op een kruispunt. Verdergaan op de ingeslagen weg door intensiever te werken aan hybridisering tussen wijkteams en informele partijen?

Of ervoor kiezen om de wisselwerking tussen informeel en formeel niet zozeer bij sociale wijkteams te leggen, maar bij de sociale basis (een breed en laagdrempelig aanbod van buurtinitiatieven, vrijwilligersorganisaties en professionele voorzieningen gericht op ontmoeting, vroegsignalering en lichte ondersteuning). Dit is waar Amsterdam naar op weg is (Gemeente Amsterdam, 2018). Hoorn en Purmerend daarentegen kiezen volop voor verdere samenwerking, waarbij de wijkteams nadrukkelijk beschouwd worden als onderdeel van de sociale basis.

Confrontaties tussen verschillende logica’s zijn dan echter onmisbaar om het wij-zij-denken tussen de uitvoerende partijen te overwinnen. Door partijen zich in elkaar te laten verplaatsen komt er meer inzicht in elkaars wereld en kan een proces van wederzijdse erkenning op gang komen. Wijktafels en netwerkbijeenkomsten van formele en informele actoren kunnen hierin voorzien.

Mogelijk staan deze keuzes voor een nieuwe trend. Grotere steden die samenwerking tussen formeel en informeel willen leggen bij de ‘voorposten’ van wijkteams en kleinere verzorgingssteden en plattelandsgemeenten die blijven inzetten op hybridisering van wijkteams en informele organisaties.

Lex Veldboer is lector Stedelijk Sociaal Werken aan de Hogeschool van Amsterdam. Marc Hoijtink is socioloog en onderzoeker bij dit lectoraat. Dit artikel is een verkorte weergave van de overkoepelende analyse van het onderzoek naar de hybridisering van het sociale domein in de regio Amsterdam. De verschillende rapportages en artikelen zijn te lezen op http://www.hva.nl/wmo onder het kopje wijkteamonderzoek.

Foto: Karen Eliot (Flickr Creative Commons)

Bronnen

Referenties

Donk, W.B.H.J., van de, Brandsen, T. (2005). Vermenging of verbinding van tegendelen? Betekenis en belang van hybriditeitBestuurskunde14, 34-42.

Denis, J. L., Ferlie, E., Gestel, N., van (2015). Understanding hybridity in public organizations. Public Administration, 93(2), 273-289.

Samen Vooruit. Op zoek naar een stevige sociale basis in Amsterdam (2018). Gemeente Amsterdam.

Voorberg, W. H., Bekkers, V. J., Tummers, L. G. (2015). A systematic review of co-creation and co-production: Embarking on the social innovation journey. Public Management Review, 17(9), 1333-1357.

 

 

Dit artikel is 6323 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Is het niet gewoon zo dat in de buurten de verbinder weer in positie gebracht moet worden? De sociaal werker die als specialisme ‘opbouwwerk/communitybuilding’ heeft? Hulpverlenen vanuit een wijkteam is echt andere koek. Wijkteamwerkers hebben in veel gemeenten een indicerende, hulpverlenende rol. Een te zware caseload, en geen tjd om ‘minder urgente’ (maar eigenlijk juist cruciale!) dingen te doen zoals door de buurt te struinen en te ritselen, regelen,. makelen, schakelen.

  2. Onbegrijpelijk. Net in Breda een quickscan bij 67 klanten uitgevoerd. Samen hadden ze 275 hulpbronnen waarvan 99 informeel (familie, bekenden, vrijwilligers). Prachtig volk, Bredanaars en Bredase professionals, maar zo bijzonder? Lijkt me sterk.

  3. Interessante tekst, maar ik vraag me af of ‘hybridisering’ wel de geschikte term is deze veranderingen te beschrijven. Het lijkt hier voornamelijk om samenwerking tussen verschillende partijen te gaan en minder om professionals, die zelf tegenstrijdige waardenpatronen, culturen en logica’s moeten combineren. Misschien hadden de auteurs kunnen kijken hoe de term ‘hybriditeit’ en ‘hybridisering’ door anderen al in deze betekenis wordt gebruikt, zoals bijvoorbeeld door Noordegraaf, Brandsen, maar ook door mezelf. Hybriditeit is, zeker in de bestuurskunde, maar ook in de organisatiekunde, een veelgebruikt begrip. Ik denk dat er meerwaarde te behalen is door die inzichten te koppelen aan het sociaal werk perspectief, dat Veldboer cs. hanteren.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *