COLUMN Een woordenboek sociaal domein voor betere samenwerking

Taal doet ertoe. Zeker ook in het sociaal domein. Voor een goede samenwerking is essentieel dat medewerkers, organisaties en overheden een gezamenlijk vocabulaire hanteren. Evelien Meester pleit zelfs voor een woordenboek sociaal domein.

De reden dat de toren van Babel nooit is afgebouwd, is dat de bouwers door toedoen van God ineens allemaal een andere taal spraken. Zonder dat ze met elkaar konden communiceren, was samenwerken niet mogelijk. Die Babylonische spraakverwarring is er nog steeds, alleen hebben we dat minder door. Waarom? We denken dat we dezelfde taal spreken, maar dat doen we in het geheel niet. Ik neem u graag mee in drie aspecten van taal die samenwerking in het sociaal domein moeilijk maken.

Babylonische spraakverwarring rond de participatiesamenleving

De participatiesamenleving is de opvolger van de verzorgingsstaat. Maar wat is participeren? Wonderlijk genoeg is dat in de Participatiewet (daar zou je dat toch verwachten!) niet gedefinieerd. En dat maakt samenwerken lastig. Hoe de individuele medewerker dat uitlegt is afhankelijk van zijn wereldbeeld en zijn taakopvatting. De gemeente Houten legt het uit als meeweten, meedenken, meewerken en meebeslissen.

De organisatie ‘Zet’ ziet het als samen op vakantie gaan, samen cultuur beleven, samen sporten of gewoon samen de stad in om te shoppen of een terrasje te pakken.

Heel verschillende definities! Dat is natuurlijk geen probleem in dit specifieke geval, omdat beide organisaties dit heel duidelijk hebben uitgeschreven. Het wordt wel een probleem als dit niet op papier staat en de ene consulent vindt dat hij heeft bijgedragen aan participatie omdat hij de inwoner heeft laten meedenken, terwijl de ander vindt dat hij had moeten zorgen dat de inwoner de stad in kon met een vriend, kennis, vrijwilliger om een activiteit te ondernemen.

Taal als instrument om te framen

Naast taal als middel om de ander te begrijpen, dient taal ook om te framen. Uit interviews met (oud-)consulenten bleek alleen al heel duidelijk uit hun taalgebruik hoe ze naar de inwoner kijken. Deze werd betrokkene, klant, belanghebbende, burger of patiënt genoemd. Welke term wordt gebruikt doet ertoe, want het doet iets met mensen. Het doet iets met de manier waarop wij naar ze kijken, maar ook met de manier waarop mensen naar zichzelf kijken en over zichzelf denken.

Framen is iets dat we in de politiek heel veel zien. Formuleringen als ‘de onderkant van de samenleving’ en ‘het granieten bestand’ schrijven mensen af. Dat kan niet de bedoeling zijn. Als we een participatiesamenleving hebben waarin iedereen belangrijk is, dan kunnen we deze termen simpelweg nooit meer gebruiken. Een gezamenlijke terminologie die recht doet aan de doelstelling en taakopvatting van de organisatie zou heel erg helpen.

We krijgen vaak niet wat we willen

Een derde aspect van taal verhelder ik graag aan de hand van mythologie. Is het u ook wel eens opgevallen dat het in sprookjes en verhalen altijd verkeerd gaat als mensen een wens mogen doen? Het mooiste voorbeeld daarvan is natuurlijk koning Midas, die de wens uitsprak dat alles wat hij aanraakte zou veranderen in goud. U weet waarschijnlijk hoe het met hem is afgelopen. Hij stierf van de honger en dorst, omdat ook brood en wijn onmiddellijk in goud veranderden zodra hij het aanraakte.

Wij hebben hier weinig van geleerd, want ook wij formuleren onze wensen vaak zo dat we niet krijgen wat we willen. We leggen bijvoorbeeld in wetten en verordeningen vast dat mensen verplicht zijn om ‘uitvoering te geven aan de door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau’. Maar wat als iemand zich dan inschrijft, zijn we dan tevreden? Nee, natuurlijk niet. Wat we eigenlijk willen, is dat iemand alles doet wat binnen zijn mogelijkheden ligt om weer zelfredzaam te worden en op eigen benen te staan.

Doe niet als Midas, maar geef aan wat u belangrijk vindt

Er wordt de laatste jaren veel geschreven over ‘de vraag achter de vraag’, maar niet minder interessant is ‘de opdracht achter de opdracht’. Natuurlijk moet u in de verordening vastleggen welke maatregel u precies oplegt als iemand zich niet inschrijft bij een uitzendbureau, maar u bereikt daar pas écht effect mee als u aangeeft wat u belangrijk vindt en waarom u dat belangrijk vindt. Pas dan kunt u iemand er effectief op aanspreken en kunt u de maatregel goed wegen. Heeft hij zich alleen niet ingeschreven bij het uitzendbureau, of heeft hij in het geheel niet voldoende naar werk gezocht? Dat maakt uit.

Als koning Midas goed had nagedacht, had hij zich natuurlijk gerealiseerd dat hij helemaal niet echt wilde dat alles wat hij aanraakte in goud zou veranderen. Wat hij eigenlijk wilde, was een onmetelijke rijkdom zodat hij alles kon doen en laten wat hij wilde. Taal maakt echt verschil! Midas wist natuurlijk precies wat hij wilde, maar hij formuleerde dat niet goed. Eén van de oorzaken zou kunnen zijn dat hij zelf zo helder voor ogen had wat hij wilde, dat hij vergat dat een ander alleen kan afgaan op wat hij zegt, niet op wat hij denkt en voelt. Daarom is het zaak om onze wensen, die we in wetten, verordeningen, beleid en werkinstructies vastleggen, heel goed te analyseren en te formuleren.

Woordenboek sociaal domein voor één taal

Het zou heel goed zijn om een woordenboek sociaal domein aan te leggen, waarin deze dilemma’s zijn uitgewerkt en heldere definities terug te vinden zijn. Eenzelfde taalgebruik door alle potentiële samenwerkingspartners draagt enorm bij aan het behalen van doelen. Met een gezamenlijke taal, waarbij iedereen weet wat er wordt bedoeld, kunnen meerdere mensen gezamenlijk en doelgericht aan hetzelfde doel werken.

Evelien Meester is manager Innovatie en Strategie bij kennis- en adviesorganisatie Stimulansz. 

 

Foto: Luis Quintero via Pexels

Dit artikel is 2780 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Als ik het woord participeren opzoek in een (puzzel)woordenboek vind ik als synoniemen bijv
    – meedoen
    – deelnemen
    Waarom zou dan in een wet dat woord nog moeten worden uitgelegd ?

  2. Dat is een terechte vraag! De uitleg uit het woordenboek is voor het dagelijkse gebruik natuurlijk uitstekend, voor juridisch gebruik is het lastiger omdat het weinig specifiek is. Als we het hebben over meedoen (ik hoor dat nog wel eens als opdracht: iedereen doet mee), om hoeveel uur hebben we het dan? Is dat naar vermogen, of doe je pas mee als je minimaal 3 uur per week deelneemt. En waaraan dan? Vrijwilligerswerk, activiteiten in het buurthuis? Natuurlijk allemaal zaken die op maat gemaakt kunnen worden, maar waar de uitvoering mee worstelt.

  3. De zelfde taal spreken zou enorm kunnen helpen om binnen het sociaal domein te ontschotten.

  4. “Het zou heel goed zijn om een woordenboek sociaal domein aan te leggen, waarin deze dilemma’s zijn uitgewerkt en heldere definities terug te vinden zijn”

    Iedere socioloog weet dat de sociale werkelijkheid niet te vangen valt in definities omdat definities afhankelijk zijn van het wereldbeeld dat men heeft en hoe men daar naar dient te handelen. Definities zijn in wezen arbitrair.

  5. Zeker waar Marius, met alleen een definitie ben je er niet. Wat ik vaak doe met groepen is concreet maken aan de hand van een casus wat ze er onder verstaan. Stel dat het over ‘participeren’ gaat. Dan kun je een aantal situaties beschrijven waarin je vaststelt of er wel of geen sprake is van participeren en waarom je dat vindt. Zo werk je langzaam toe naar een (iets meer) gedeeld wereldbeeld. Nogmaals, het is nog steeds niet zwart/wit, maar het helpt wel.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *