Wat beogen de psychologen?

Een aantal beroepsverenigingen in de psychologische zorg heeft op 10 april 2020 een conceptadvies aan het Ministerie van VWS gestuurd over een nieuwe beroepenstructuur. Onderzoekers van de Hogeschool Viaa in Zwolle maken zich zorgen over de consequenties voor professionals in het bredere sociale veld: zullen zij minder bevoegdheden krijgen? En wat betekent dat voor de hulpvrager?

Het doel van het advies is, gezien de huidige veelheid aan soorten psychologische zorg, niet zo vreemd: maak de beroepenstructuur eenvoudig en transparant door één post-master opleiding tot psycholoog met diverse ‘aantekeningen’. In dit ene beroepsregister is in de toekomst dan zichtbaar wie allemaal deze post-master gevolgd heeft en welke specialisaties die persoon heeft, zodat mensen die een hulpverlener zoeken, weten wie een bepaalde methode beheerst.

In de kern is met dit streven naar overzicht niets mis, maar de voorstellen die de beroepsverenigingen in het verlengde hiervan doen, lijken nadelige gevolgen voor de hulpvrager te hebben.

Minder bevoegdheden voor de praktijk

Het advies is namelijk ook dat, zodra dit ene beroepsregister een feit is, allerlei andere beroepskrachten, zoals pedagogen, systeemtherapeuten en hulpverleners op hbo- of masterniveau niet langer zelfstandig hulpverlening mogen bieden, indien ook sprake is van psychische problematiek. De andere hulpverleners mogen slechts behandelingen uitvoeren die door de psycholoog zijn voorgeschreven volgens een protocol.

Dit betekent dat de bevoegdheden van mensen met een hbo- of wo-opleiding en een ruime praktijkervaring zal worden beperkt. Dit advies leidt tot nieuwe regelgeving en bureaucratisering, terwijl de decentralisaties naar gemeenten juist gericht zijn op meer professionele ruimte, integraal werken en normalisering.

Waar is het gezin mee geholpen?

Als dit een van de uitwerkingen van het nieuwe beroepsregister is, is het de vraag of dat de vereenvoudiging is die we zoeken. De kans is groot dat het voor mensen met complexe hulpvragen alleen maar moeilijker wordt om hulp te krijgen, omdat hulpverleners en doorverwijzers zullen moeten wachten op een diagnose en protocol van een gespecialiseerde psycholoog, ook in situaties waarin laagdrempeliger hulp mogelijk is.

Neem bijvoorbeeld de fictieve familie Van Zwolle: waarin de vader werkloos is geraakt, thuiszit,  depressief wordt en zich afreageert op zijn vrouw en kinderen. Daarbij komt het gezin in financiële problemen en ontwikkelen de kinderen gedragsproblemen. Dat gezin heeft een complexe hulpvraag. En ja, er zit een psychologische component in, want vader is depressief. Maar waar is het gezin mee geholpen?

Een doorverwijzing van vader naar een gespecialiseerde psycholoog om zijn depressie te behandelen, of een ‘lichtere’ hulpverlener – bijvoorbeeld een sociaal werker of gezinstherapeut – die op korte termijn met hen op een rijtje zet wat hun problemen zijn? Een hulpverlener die vader helpt bij het vinden van werk en met de financiële zorgen, hem helpt bij zijn relaties met anderen, en de ouders samen coacht in positief opvoeden en daarbij zo nodig nog psychologische behandeling inzet?

Vereenvoudiging of vernauwing?

Zou het inzetten van primair protocollaire hulp aan vader Van Zwolle vereenvoudiging betekenen of vernauwing? Of misschien wel een mismatch gezien de vragen van vader die ook van invloed zijn op het gezin en andersom? Of een gemiste kans aangezien sociaal werkers al eerder – en zonder protocol - aan de slag hadden gekund met het werken aan oplossingen voor de financiële problemen of de opvoedingsvragen in het gezin?

Waar vinden wij in het conceptadvies de verbinding met “integrale hulp" als opdracht vanuit de ingezette transformatie? Integrale hulp is: rekening houden met alle achterliggende aspecten van psychologische problemen, een brede aanpak van de problematiek, waarin aandacht is voor alle leefgebieden, een samenhangend plan voor de diverse vraagstukken en een samenbrengen van verschillende professies (bron: Movisie).

Averechts effect op integrale hulp

Wij vragen de minister en staatssecretaris van VWS om zeer kritisch te kijken naar wat de beroepsverenigingen in de psychologische zorg beogen. Zal dat de hulpverlening eenvoudiger en toegankelijker maken voor burgers en kunnen goed opgeleide professionals nog steeds afstemmen op wat nodig is? Zal de psychologische zorg op basis van het conceptadvies daadwerkelijk organisatorisch beter worden geregeld? Of frustreert het juist de ingezette verandering in de transformaties naar integrale en effectieve hulp?

Wij vrezen dat laatste.

Marja Jager-Vreugdenhil is lector Samenlevingsvraagstukken aan Hogeschool Viaa in Zwolle, van waaruit de Werkplaats Sociaal Domein voor de regio Zwolle wordt vormgegeven. Zij promoveerde in 2012 aan de UvA op het proefschrift 'Nederland participatieland? De ambitie van de Wmo en de praktijk in buurten, mantelzorgrelaties en kerken'. Els Bos-de Groot is programmaleider ‘Interprofessioneel werken met jeugd’ van de Werkplaats  Sociaal Domein regio Zwolle en hoofddocent van de Master Interprofessioneel werken met Jeugd van Viaa. Tanja van der Vinne is onderzoeker in de Werkplaats Sociaal Domein regio Zwolle, docent pedagogiek en studieleider Master Interprofessioneel werken met Jeugd van Viaa. Geraldine IJzerman is teammanager Sociaal Wijkteam gemeente Zwolle en namens de gemeente Zwolle lid van het programmateam ‘Interprofessioneel werken met jeugd’ van de Werkplaats Sociaal Domein regio Zwolle.

De uitvoerige inhoudelijke reactie op het advies is naar het Ministerie van VWS gestuurd. Klik hier om deze reactie te lezen.

 

Foto: cottonbro via Pexels.com

Dit artikel is 4385 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Ik heb het nu een paar keer gelezen, maar volgens mij wordt de casus (en daarmee het hele vraagstuk) veel te smal uitgelegd. Niemand beweert namelijk dat er in het gezin van de werkloze vader straks alleen nog maar een psycholoog rondloopt die de vader van zijn depressie gaat proberen af te helpen. De beoordelende psycholoog kan namelijk ook besluiten dat dit gezin beter af is met een goede hbo gezinsbegeleider, een jobcoach of een muziektherapeut. De psycholoog moet dan wel overtuigd zijn van de meerwaarde van sociaal werkers. De bal ligt nu dus bij ons: hebben we een overtuigend verhaal, of blijven we ons afzetten tegen het evidence beest (zoals een collega dat noemde) en tegen het ‘medisch model’? Wat wel afgelopen is (en niets te vroeg!) is de gedachte dat sociale professionals zelf het beste weten wat er nodig is in het gezin. Er is weinig empirisch bewijs dat ‘gewoon doen wat goed voelt’ (want ‘professionele autonomie’ is zelden meer dan dat) heeft gezorgd voor betere hulpverlening (zie het ontluisterende rapport van Verwey Jonker over huiselijk geweld). Voortaan zullen psycholoog en agoog samen een plan moeten maken. Dat lijkt mij geen slechte zaak.

  2. De heer Mulder suggereert dat er geen probleem is, mits de samenwerking tussen de psycholoog en de agoog goed verloopt. Deze samenwerking is het probleem niet, dat is sowieso het streven. Het probleem van dit voorstel tot wijziging van de beroepenstructuur is dat daarin ook systeemtherapie is meegenomen als een methodiek die voorbehouden is aan de psycholoog en dan slechts als een aantekening, niet als een beroepsidentiteit. Dit is niet wenselijk, maar daarnaast verliezen de hbo-geschoolde hulpverleners alle autonomie.

  3. Tineke, autonomie is een heel raar woord in het sociaal domein, zeker als het de professional is die ‘zelf de wet mag maken’ (want dat betekent auto-nomie letterlijk). Het gaat niet om de samenwerking tussen twee professionals, maar om de behoeften van cliënten die zelden door één type hulpverlener te vervullen zijn. Noch de psycholoog, noch de hbo-er zou het laatste woord moeten hebben. Samen hebben ze een taak te vervullen en een doel te behalen. Als Hbo-ers denken dat ze het in hun eentje beter weten ziet het er niet goed uit voor de cliënt. Zeker gezien het niveau van veel afstudeerders en de matige controle op de kwaliteit van hbo-opleidingen (alleen zelfkeuring middels accreditatie). Natuurlijk zijn er ook heel goede Hbo-ers, maar die hebben niets te vrezen van samenwerking met goed geschoolde psychologen.
    Dat neemt niet weg dat er nog heel veel zendingswerk is te verrichten om psychologen te overtuigen van de toegevoegde waarde van sociaal werk, maar dat doen we niet door autonoom te willen zijn, maar door te laten zien hoe we kunnen bijdragen aan duurzaam herstel van cliënten en hun naasten. We hebben genoeg in huis waar een open minded psycholoog graag gebruik van wil maken. Het zou verstandig zijn als opleidingen (voor psychologen en hbo-agogen) studenten al leren samenwerken aan casussen en afstudeeropdrachten, zoals we dat nu ook al zien in projecten voor sociaal werk- en verpleegkundestudenten.

  4. Meneer Mulder, u beschrijft echt mooie en nuttige ideeën waarvan ik hoop dat hier meer mee gedaan wordt! Waar het stuk echter in eerste plaats aan refereert is (de gevolgen van) de voorgestelde wijziging in de beroepenstructuur van psychologen – die daarmee een hele belangrijke positie krijgen in hoe hulp wordt vormgegeven als er ook psychische problematiek speelt. Daarmee wordt dan al snel dit onderdeel van de problematiek leidend en wordt de hulpverlening ook van daaruit vormgegeven. Waarbij de regie ligt bij behandelaren die in eerste instantie zijn opgeleid om vanuit een individueel kader te kijken, met meer aandacht voor pathologie dan voor context.

    We zouden dit advies voor die gewijzigde beroepenstructuur graag van tafel willen krijgen met als onderbouwing de volgende argumenten:

    (1) Het advies sluit niet aan bij de actuele ggz. Het zal tot een immense dure en ingewikkelde reorganisatie leiden. Complexe zorg wordt nu veelal uitgevoerd door HBO-ers (plus) WO-ers(plus) die sociale psychiatrie, herstelgerichte zorg op maat bieden. Moeten al deze ervaren hulpverleners stoppen en/of louter evidente interventies bij enkelvoudige problematiek gaan bieden?

    (2) Het advies sluit niet aan bij complexe vragen omdat het te eenzijdig lijkt.
    Complexe veranderprocessen zijn op voorhand onvoorspelbaar en behoeven een multi-disciplinaire/ integrale aanpak, waarin professionele en sociale betrokkenen goed afgestemd samenwerken.

    (3) Het advies sluit niet aan op de gewenste ggz toekomst.
    Veel instellingen maken een transitie door, waarin er met systeemdenken, gepersonifieerde zorg en herstelgericht werken focus is op cliënten hun eigen regie en stem in de sociale en maatschappelijke netwerken waarin zij deelnemen en van betekenis zijn.

    Het voorstel is om een beroepenstructuur te ontwikkelen die past bij de actualiteit, recht doet aan complexe vraagstukken en voorbereid op een GGZ die sociaal en maatschappelijk ingebed is.

    Wellicht heeft u hier ook bruikbare ideeën over?

  5. Mw. Haks,

    Over het algemeen is het mijn ervaring dat gesteggel tussen twee partijen meestal weinig oplevert zolang ze proberen bestaande posities te behouden of over te nemen. Ik denk dat het handiger is om samen een verkenning uit te voeren op een terrein waar nog niemand de wijsheid in pacht heeft. Zoek een groot, actueel probleem waar niemand een goed antwoord heeft (bij voorbeeld stress bij scholieren en studenten of trauma bij kinderen uit huiselijk geweld situaties) en laat interdisciplinair samengestelde teams samen ‘iets nieuws’ verzinnen.
    En ik zou niet te snel bang zijn dat partijen dan tot het soort ‘eerst de stoornis, dan de rest’ oplossingen komen waar u bang voor lijkt te zijn.
    De rest van ons gesprek kunnen we over de mail voortzetten.

    Klaas

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *