Het doel van het advies is, gezien de huidige veelheid aan soorten psychologische zorg, niet zo vreemd: maak de beroepenstructuur eenvoudig en transparant door één post-master opleiding tot psycholoog met diverse ‘aantekeningen’. In dit ene beroepsregister is in de toekomst dan zichtbaar wie allemaal deze post-master gevolgd heeft en welke specialisaties die persoon heeft, zodat mensen die een hulpverlener zoeken, weten wie een bepaalde methode beheerst.
In de kern is met dit streven naar overzicht niets mis, maar de voorstellen die de beroepsverenigingen in het verlengde hiervan doen, lijken nadelige gevolgen voor de hulpvrager te hebben.
Minder bevoegdheden voor de praktijk
Het advies is namelijk ook dat, zodra dit ene beroepsregister een feit is, allerlei andere beroepskrachten, zoals pedagogen, systeemtherapeuten en hulpverleners op hbo- of masterniveau niet langer zelfstandig hulpverlening mogen bieden, indien ook sprake is van psychische problematiek. De andere hulpverleners mogen slechts behandelingen uitvoeren die door de psycholoog zijn voorgeschreven volgens een protocol.
Dit betekent dat de bevoegdheden van mensen met een hbo- of wo-opleiding en een ruime praktijkervaring zal worden beperkt. Dit advies leidt tot nieuwe regelgeving en bureaucratisering, terwijl de decentralisaties naar gemeenten juist gericht zijn op meer professionele ruimte, integraal werken en normalisering.
Waar is het gezin mee geholpen?
Als dit een van de uitwerkingen van het nieuwe beroepsregister is, is het de vraag of dat de vereenvoudiging is die we zoeken. De kans is groot dat het voor mensen met complexe hulpvragen alleen maar moeilijker wordt om hulp te krijgen, omdat hulpverleners en doorverwijzers zullen moeten wachten op een diagnose en protocol van een gespecialiseerde psycholoog, ook in situaties waarin laagdrempeliger hulp mogelijk is.
Neem bijvoorbeeld de fictieve familie Van Zwolle: waarin de vader werkloos is geraakt, thuiszit, depressief wordt en zich afreageert op zijn vrouw en kinderen. Daarbij komt het gezin in financiële problemen en ontwikkelen de kinderen gedragsproblemen. Dat gezin heeft een complexe hulpvraag. En ja, er zit een psychologische component in, want vader is depressief. Maar waar is het gezin mee geholpen?
Een doorverwijzing van vader naar een gespecialiseerde psycholoog om zijn depressie te behandelen, of een ‘lichtere’ hulpverlener – bijvoorbeeld een sociaal werker of gezinstherapeut – die op korte termijn met hen op een rijtje zet wat hun problemen zijn? Een hulpverlener die vader helpt bij het vinden van werk en met de financiële zorgen, hem helpt bij zijn relaties met anderen, en de ouders samen coacht in positief opvoeden en daarbij zo nodig nog psychologische behandeling inzet?
Vereenvoudiging of vernauwing?
Zou het inzetten van primair protocollaire hulp aan vader Van Zwolle vereenvoudiging betekenen of vernauwing? Of misschien wel een mismatch gezien de vragen van vader die ook van invloed zijn op het gezin en andersom? Of een gemiste kans aangezien sociaal werkers al eerder – en zonder protocol - aan de slag hadden gekund met het werken aan oplossingen voor de financiële problemen of de opvoedingsvragen in het gezin?
Waar vinden wij in het conceptadvies de verbinding met “integrale hulp" als opdracht vanuit de ingezette transformatie? Integrale hulp is: rekening houden met alle achterliggende aspecten van psychologische problemen, een brede aanpak van de problematiek, waarin aandacht is voor alle leefgebieden, een samenhangend plan voor de diverse vraagstukken en een samenbrengen van verschillende professies (bron: Movisie).
Averechts effect op integrale hulp
Wij vragen de minister en staatssecretaris van VWS om zeer kritisch te kijken naar wat de beroepsverenigingen in de psychologische zorg beogen. Zal dat de hulpverlening eenvoudiger en toegankelijker maken voor burgers en kunnen goed opgeleide professionals nog steeds afstemmen op wat nodig is? Zal de psychologische zorg op basis van het conceptadvies daadwerkelijk organisatorisch beter worden geregeld? Of frustreert het juist de ingezette verandering in de transformaties naar integrale en effectieve hulp?
Wij vrezen dat laatste.
Marja Jager-Vreugdenhil is lector Samenlevingsvraagstukken aan Hogeschool Viaa in Zwolle, van waaruit de Werkplaats Sociaal Domein voor de regio Zwolle wordt vormgegeven. Zij promoveerde in 2012 aan de UvA op het proefschrift 'Nederland participatieland? De ambitie van de Wmo en de praktijk in buurten, mantelzorgrelaties en kerken'. Els Bos-de Groot is programmaleider ‘Interprofessioneel werken met jeugd’ van de Werkplaats Sociaal Domein regio Zwolle en hoofddocent van de Master Interprofessioneel werken met Jeugd van Viaa. Tanja van der Vinne is onderzoeker in de Werkplaats Sociaal Domein regio Zwolle, docent pedagogiek en studieleider Master Interprofessioneel werken met Jeugd van Viaa. Geraldine IJzerman is teammanager Sociaal Wijkteam gemeente Zwolle en namens de gemeente Zwolle lid van het programmateam ‘Interprofessioneel werken met jeugd’ van de Werkplaats Sociaal Domein regio Zwolle.
De uitvoerige inhoudelijke reactie op het advies is naar het Ministerie van VWS gestuurd. Klik hier om deze reactie te lezen.
Foto: cottonbro via Pexels.com