Participatiesamenleving 5 jaar: tijd voor heroriëntatie?

De grote decentralisatieoperatie van 2015 is geen onverdeeld succes. Het heeft volgens de auteurs van het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken geleid tot grote tekorten geleid op professioneel en democratisch gebied. Maar bij de presentatie van het jaarboek in Utrecht klonken opvallend veel opgewekte geluiden. En een behoefte om over alternatieve keuzen te praten.

Kan je de zorg en ondersteuning verbeteren en tegelijkertijd betaalbaar houden? Het kabinet Rutte II dacht drie jaar geleden van wel. Een grootscheepse overheveling van zorgtaken van Rijk naar gemeenten zou het antwoord zijn op deze ogenschijnlijk onoplosbare vraag. De toenmalige regering was zo zeker van zijn zaak dat het de toekomstige winst van zijn beleid, in de vorm van bezuinigingen, al op voorhand inboekte.

Drie jaar decentralisaties

Naast de financiële voordelen moest de decentralisatieoperatie er ook voor zorgen dat mensen weer naar elkaar zouden gaan omkijken. Hoogleraar Evelien Tonkens noemde dit tijdens de drukbezochte conferentie ‘Hulp Dichterbij?’ op de Hogeschool Utrecht een van de ‘beloftes van nabijheid’. Op de bijeenkomst presenteerde het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken haar nieuwe jaarboek, dat deze keer terugblikt op drie jaar decentralisaties. Het boekt vormt de weerslag van een meerjarig onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam.

Met de decentralisatie van de zorg beoogde de landelijke overheid de zorg dichterbij de burger te organiseren, de zelfredzaamheid van de burger te bevorderen en de onderlinge hulpverlening te stimuleren.

Nietszeggend begrip

Op het eerste gezicht lijkt het logisch dat de overheid zelfredzaamheid tot het centrale begrip van haar decentralisatiebeleid maakte. Maar onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de auteurs van het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken laten zien dat dit in de praktijk meer voeten in aarde heeft.

De problemen beginnen al met het centrale concept van het beleid: zelfredzaamheid. Het is een begrip waar je alle kanten mee op kunt, aldus Tonkens. Immers: ‘Je bent zelfredzaam als je niet naar de dokter gaat omdat je meent dat je zelf wel weet wat je mankeert. Doe je het omgekeerde en ga je wel naar dokter, dan ben je ook zelfredzaam, want daarmee toon je aan dat je ervan bewust bent dat een bezoek aan een professional nodig is. En als je nooit meer naar de dokter gaat, wat dan? Ja, ook dan ben je zelfredzaam want je geeft daarmee aan dat je de remedie bij jezelf of in je netwerk hebt gevonden.’

Solidariteitstekort

Nog los van de lastige begripsbepaling, is volgens de onderzoekers inmiddels duidelijk geworden dat het beleid dat zwaar op zelfredzaamheid hangt de onderlinge solidariteit ondergraaft. Tonkens: ’Uit ons onderzoek blijkt dat het beroep op zelfredzaamheid er in de praktijk vaak op neerkomt dat de naasten van de hulpvrager ernstig overbelast worden en dat relaties tussen mensen onder druk komen te staan. En dat alles komt doordat het beleid de onderlinge betrekkingen van mensen tot instrument maakt.’

Dat professionals desondanks blijven proberen meer ‘naastenhulp’ in te schakelen – dat wordt ze immers opgedragen – leidt ertoe dat mensen steeds meer het idee krijgen dat ze niets van de overheid mógen vragen en van hun netwerken niet meer kúnnen vragen.

Professioneel tekort

Intussen is er vanwege de nadruk in het beleid op zelfredzaamheid een enorme beperking aan wat professionals mensen nog kunnen bieden. Op de achtergrond speelt daarbij de gedachte dat wat professionals bieden net zo goed door vrijwilligers kan worden aangeboden. Wat in deze ‘anti-professionele retoriek’ vergeten wordt, zegt Tonkens, is dat sociaal werk veel meer doet dan het bevorderen van de individuele zelfredzaamheid alleen. Denk bijvoorbeeld aan empowerment en het werken aan de waardigheid van mensen.

Dat het sociaal werk ondanks alle beperkingen toch nog functioneert, is volgens Tonkens dan ook niet zozeer te danken aan het beleid, integendeel zelfs. ‘Het is vooral dank zij de enorme inzet van professionals dat er geen rampen gebeuren. Vaak werken ze in hun eigen tijd aan het oplossen van de problemen van mensen, en dat doen ze soms door oplossingen te verzinnen die misschien niet mogen, maar mensen in de knel wel een uitweg bieden.’

Democratisch tekort

Een ander tekort van de decentralisatie betreft volgens de onderzoekers de democratie. De belofte was dat door de keukentafel mensen zaken aan de orde kunnen stellen die zij belangrijk vinden. Bovendien zou decentralisatie meer ruimte creëren voor maatwerk. Tonkens concludeert echter dat het streven naar democratie wordt beperkt door het doel van zelfredzaamheid. Mensen moeten, ongeacht wat ze zelf willen, voor alles zelf hun boontjes leren doppen.

Ook op een hoger niveau wordt de belofte van democratie niet ingelost, er is namelijk geen vrije gedachtewisseling mogelijk over het behoud van de verzorgingsstaat. Die is gewoon niet betaalbaar meer, punt.

Wat te doen?

Om de drie tekorten - op het gebied van solidariteit, professionaliteit en democratie – op te heffen, bepleit Tonkens meer aandacht voor de professionalisering van het sociaal werk, voor het creëren van meer ruimte voor het tegengeluid in het democratisch debat, en voor meer solidariteit tussen vreemden oftewel voor collectieve voorzieningen. Daarnaast spreekt ze zich uit voor sociaal werk dat nabij is én afstand behoudt.

In zijn reactie op de inleiding van Tonkens, zegt Kim Putters, de directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, dat er veel is gedecentraliseerd, maar weinig gedebatteerd. Dat noemt hij een gemis. ‘Om de ontwikkelingen in het sociaal domein te kunnen waarderen, hebben de lokale politiek en samenleving een maatschappijvisie nodig. Een visie waarin ze laten zien hoe ze vanuit een bepaald mens- en maatschappijbeeld naar de decentralisatie kijken, of ze bijvoorbeeld vinden dat een mens steeds hoger moet scoren op de zelfredzaamheidsmatrix of niet.’

Putters ziet de oorzaak van het door Tonkens genoemde democratische tekort vooral in de afwezigheid van een fundamenteel debat. De SCP-directeur pleit voor meer debat, maar wel vanuit duidelijk geformuleerde maatschappijvisies.

Monster met vele gezichten

Ook de publicisten Jos van der Lans en Marcel Spierts – ze zitten met Putters en anderen in een panel dat de dag afsluit - zien een democratisch tekort, maar beide vinden dat het professionele tekort zo mogelijk nog groter is. Voor Van der Lans, sinds jaren pleitbezorger van de decentralisaties, is het professionele tekort een monster met vele gezichten, gevormd door tekorten aan integraal werken, goede voorwaarden en een mandaat voor professionals om het werk ook te kunnen doen.

Marcel Spierts, expert van sociale professionals, onderschrijft dat en constateert bovendien dat we getuige zijn van een verkeerde transformatie: publieke kwesties worden tot individuele problemen en verantwoordelijkheden gemaakt. Om het professionele tekort, in al zijn hoedanigheden, op te kunnen heffen, moet ingezet worden op de verbetering van de gezamenlijke professionele kwaliteiten. Spierts vindt bovendien dat professionals de sociale problematiek weer moeten politiseren. Vlaanderen zou hen daarbij tot gidsland kunnen dienen.

Te weinig erkenning

Mantelzorger Cora Postema en Peter de Visser van de Utrechtse welzijnsorganisatie Incluzio zijn in vergelijking met de andere panelleden positiever over de decentralisaties. Vooral De Visser ziet in de stad Utrecht geen tekorten. Dat wil niet zeggen dat ze helemaal geen kanttekeningen hebben. Postema mist vooral erkenning voor de mantelzorg, De Visser bespeurt een zekere mate van conservatisme onder mensen en organisaties waardoor ‘de professional lokaal niet de ondersteuning krijgt die hij nodig heeft inhoud te geven aan wat volgens mij een prima beleid is’.

Een ander geluid klinkt ook vanuit de zaal, waar Ronald Buitenhuis, beleidsmedewerker van het ministerie van VWS in plaats van over ‘tekorten’ liever spreekt over ‘kansen’. Marcel Spierts herinnert er daarop aan dat er door VWS nog wel het een en ander geïnvesteerd mag worden in de kennisinfrastructuur voor professionaliteit. ‘Hoe maken we van dat tekort een kans?’

Kom op met dat debat

In zijn slotwoord concludeert de Amsterdamse sociologiehoogleraar Jan Willem Duyvendak en een van de auteurs van het rapport, dat het verstandig lijkt om in de decentralisatie een pas op de plaats te maken. ‘We moeten de tijd nemen om na te denken en vragen te stellen.’ Hij waarschuwt dat de sector niet moet toegeven aan haar onvermoeibare neiging om alles na tien jaar weer helemaal op de schop te nemen. ‘Dat is een plaag en getuigt van een gebrek aan respect voor professionaliteit.’

Tegelijkertijd constateert Duyvendak dat de professionals, ondanks de ketelmuziek, de afgelopen drie jaar grotendeels hetzelfde hebben gedaan als daarvoor. ‘Omdat ze zich doof hebben gehouden voor de vele grote woorden, is de situatie niet uit de hand gelopen.’

Hij onderschrijft de door meerdere sprekers geuite wens, dat er een politiek debat komt. ‘Een debat waarin niet voortdurend gezegd wordt dat decentralisaties moeten om de zorg betaalbaar te houden.’ Dat het beleid ook anders kan, heeft de lobby van verpleeghuizen wel uitgewezen. Duyvendak vindt dat professionals, politiek en samenleving de plicht hebben om te praten over alternatieven, voornamelijk voor de grote groep mensen waar op dit congres niet over is gesproken, namelijk diegenen thuis wonen en verzorgd worden. ‘Daar is nog een wereld te winnen.’

Jan van Dam is redacteur van socialevraagstukken.nl

Het boek De verhuizing van de verzorgingsstaat is hier te bestellen.

Foto's: Tiva Pam

Dit artikel is 9865 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. De ‘participatie samenleving’ heeft altijd bestaan. De politiek heeft deze naamgeving verzonnen om de terugtrekkende overheid mogelijk te maken. Kortom een overheid die minder voor de mensen doet zonder hierbij de lasten te verlagen. “Zelfredzaamheid’ kan dan alleen nog maar het resultaat zijn. Gemeenten (decentralisatie) kunnen middels hun begroting nog sociale hulpverlening regelen maar het uitgangspunt hierbij is dat vanuit kosten overwegingen deze zo min mogelijk dient te zijn.

    https://www.ad.nl/rotterdam/eind-aan-goedkope-hulp-in-huis~a800c8e2/

  2. Goede constatering dat er een inhoudelijk debat gevoerd moet worden. Maar wordt hiermee de druk op het maatschappelijk middenveld (professionals, maar ook de zorg-en welzijnsdoelgroepen zelf) niet vergroot. In een budgettair krappe participatiemarkt zou ruimte moeten zijn voor reflectie met alle participanten samen. Een belangrijk deel, participeert vrijwillig en zal waarschijnlijk positief staan tegenover zo’n dialoog, maar ziet daarmee de claim op hun tijd toenemen. Nog daargelaten of juist diegenen, die al maximaal belast zijn, deel zullen kunnen nemen aan zo’n dialoog. Het gevaar is dan ook, dat het een “elitaire” academische dialoog wordt met betrokken vertegenwoordigers, maar niet de participanten zelf.

  3. Er moet helemaal geen debat worden gevoerd. Laat de politiek en alle andere belangengroeperingen zich hier nu eens even niet op profileren. Ga eens luisteren naar degenen waar dit allemaal voor bedacht is. Ga eens in gesprek met al die mensen die ziek zijn, zichzelf moeilijk staande kunnen houden of mantelzorgen in plaats van het steeds over hen te hebben. Luister naar ze, probeer er van te leren. Erken hun kwaliteit, hun vermogen om zichzelf te redden op hun eigen wijze. Hoor hoe ze vastlopen op hulpverlenende instanties, op bureaucratische rompslomp en bevrijd hen daarvan.
    In het hele onderzoek is onderbelicht gebleven de stem van deze mensen, de mensen waar al die professionals het voor doen. Ik vind het inderdaad op dit moment een ‘elitaire’ academische dialoog zoals Erik Boele- de Zeeuw schrijft. De stem van ‘het volk’ blijft ongehoord. En daar worden ze juist ziek en moe van.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *