Alleen Gert-Jan Segers en de ChristenUnie zijn niet populistisch

Populisme is een veelgebruikt begrip, dat al lang niet meer gereserveerd is voor Wilders en Baudet.

Voor ons onderzoek hebben we 386 krantenartikelen uit vier grote Nederlandstalige kranten geanalyseerd.[i] Hierbij is gekeken naar de actoren en onderwerpen die in verband gebracht worden met populisme, en de connotatie die daarbij volgt. In 64 procent van de artikelen worden één of meerdere actoren als populistisch bestempeld.

Wilders absoluut koploper

Niet geheel verbazingwekkend is Geert Wilders koploper. Hij wordt in 88 artikelen in verband gebracht met populisme. ‘De Volkskrant’ verrijkte het woordenboek er zelfs met een term voor: ‘Wilderiaans populisme’. In de dagbladen wordt ook Mark Rutte vaak in verband gebracht met populisme. Ook de premier houdt er zijn eigen term op na: ‘pleur op’-populisme. Uiteraard afgeleid van de uitspraken van Rutte in het VPRO televisieprogramma ‘Zomergasten’ waarbij hij sprak over het gedrag van een aantal Nederlanders met een migratieachtergrond.

Zou je Wilders nog een ‘usual suspect’ kunnen noemen als het over populisme gaat, vrijwel alle andere politici en partijen komen ook voor vermelding in aanmerking. Behalve Gert-Jan Segers, de enige partijleider in de Tweede Kamer die kan zeggen dat hijzelf of zijn partij in de door ons geanalyseerde artikelen niet met populisme wordt geassocieerd.

Negatieve connotatie

Gezien de berichtgeving is het wellicht verstandig dat Segers en zijn partij niet van hun koers afwijken. Immers, in 41 procent van de onderzochte krantenartikelen wordt een negatieve samenhang gelegd tussen het gebruik van de term populisme en de actor die als zodanig bestempeld wordt. Slechts in 2 procent van de artikelen is er een positieve samenhang, 57 procent van de artikelen is neutraal van toon.[ii]

Uitspraken over populisme worden gedaan door journalisten, politici, academici, burgers, financieel specialisten en overige actoren. Journalisten en academici doen dat het meest op neutrale wijze, financieel specialisten daarentegen zijn vooral negatief. Zij relateren populisme aan (dalende) beurskoersen.

Politici gebruiken de term vooral om elkaar negatief te classificeren. Zo noemt Lodewijk Asscher, fractievoorzitter van de PvdA, Mark Rutte een slap aftreksel van een populist. Mark Rutte zelf beticht Geert Wilders en de PVV van het ‘verkeerde’ soort populisme. Andersom gebeurt dat ook.

Tussen nieuwsartikelen en opinieartikelen vinden we geen grote verschillen: in 40 procent van de nieuwsartikelen en 45 procent van de opinieartikelen heeft populisme een negatieve connotatie.

Kenmerken van een tegenbeweging

In de krantenartikelen worden verschillende inhoudelijke kenmerken met populisme in verband gebracht. Inhoudelijk beschouwen de dagbladen populisme overwegend als een tegenstem. Slechts in een enkel geval zien de dagbladen populisme als een positief fenomeen.

Een aantal voorbeelden van inhoudelijke kenmerken die in verband gebracht worden met het populisme zijn:

Het eigen land, Europa en de wereld
- tegen Europese Unie, globalisering, multiculturele natiestaat en tegen de Euro als munteenheid;
- vóór protectionisme; dichte grenzen, strenger controleren en vóór nationalisme.

 Immigratie en integratie
- tegen immigratie; opvang van vluchtelingen en tegen islamisering.

 Politiek, democratie en monarchie
- tegen democratie, heersende politieke elite, consensuspolitiek, koningshuis en tegen pluralisme;
- vóór directe democratie en vóór uitsluiting van de PVV-stemmer.

Werk en inkomen
- vóór hoger minimumloon, verlaging van AOW-leeftijd, hogere uitkeringen, lastenverlichting; voor gezinnen en vóór het aan banden leggen van topinkomens in de publieke sector en het halveren van de motorrijtuigenbelasting.

Overig
- tegen persvrijheid, illegale slacht, gelijke rechten voor mannen en vrouwen en tegen grote investeringen in kunst en cultuur en tegen vrijgevig begrotingsbeleid;
- vóór betere zorg, lager eigen risico, strengere straffen tegen criminaliteit en vóór het verplicht zingen van het volkslied bij aanvang van de schooldag .

De dagbladen koppelen in hun artikelen verschillende stijlkenmerken aan het populisme. Ook veel van die stijlkenmerken zijn weinig vleiend: angst verspreiden; vanuit de onderbuik spreken; gebruik maken van sentimenten; zondebokpolitiek; musculaire taal; polarisering; het benoemen van problemen maar niet komen met oplossingen; ongehoord gedrag; gebruik maken van oneliners; onverstandige beslissingen nemen; stelstelmatig overdrijven; beloftes doen zonder deze na te komen; oppervlakkigheid; simplificeren; indoctrinatie; niet de waarheid spreken; xenofobische uitlatingen.

Populisme: een opgerekt begrip

Onze bevindingen sluiten aan op eerder onderzoek. Ze onderschrijven de conclusie van Bale, Van Kessel en Taggart dat de term populisme in de - Britse - media zelden precies wordt gedefinieerd. Ook in de door ons onderzochte – Nederlandse – dagbladen wordt het begrip vaak opgerekt en gebruikt voor een negatieve waardering van politieke actoren, zowel ter linker- als rechterzijde, en hun inhoudelijke standpunten.

Inconsistent gebruik van de term is problematisch voor het voeren van een goed maatschappelijk debat. Door het oprekken van het begrip en de negatieve connotatie daarvan bestaat de kans dat eenieder die een niet gangbare mening verkondigt als populist gelabeld wordt, of dat mensen hun mening niet meer durven te geven omdat ze bang zijn om als zodanig gelabeld te worden. Een interessant vraagstuk om op te lossen!

Aron van Balveren is adviseur sociaal domein bij BMC Implementatie, Julien van Ostaaijen is universitair docent Bestuurskunde aan Tilburg University en wetenschappelijk adviseur bij ProDemos. Dit artikel is gebaseerd op masterscriptie onderzoek van Aron van Balveren.

 

Noten:

[i] Voor deze analyse hebben we in vier grote Nederlandstalige kranten – Telegraaf, Algemeen Dagblad, de Volkskrant en NRC – in april 2016 en maart 2017 alle 386 artikelen geanalyseerd waarin de term ‘populisme’, ‘populist’, ‘populisten’, ‘populistisch’ of ‘populistische’ voorkomt. De eerste maand is willekeurig gekozen, in de tweede maand vond de verkiezing van de Tweede Kamer plaats. We hebben in de artikelen achtereenvolgens gekeken naar wie als populist wordt beschreven, of de term positief of negatief wordt gebruikt en welke onderwerpen aan populisme worden gerelateerd. De inspiratie voor het onderzoek haalden we uit onderzoek in het Verenigd Koninkrijk. [https://link.springer.com/article/10.1057/ap.2011.3]

[ii] Een negatieve score is toegekend als een expliciet negatief waardeoordeel gegeven wordt over een actor of onderwerp dat als populistisch wordt bestempeld, Een positieve score wordt toegekend als een expliciet positief waardeoordeel gegeven wordt over de actor of het onderwerp dat als populistisch bestempeld wordt. Een neutrale score wordt toegekend als geen expliciet waardeoordeel gegeven wordt over de actor, populisme an sich en haar (mogelijke) gevolgen.

Foto: Jos@FPS Groningen (Flickr Creative Commons)