‘De mens centraal’, wat betekent dat eigenlijk precies? In het beleid en de praktijk doen de meest uiteenlopende interpretaties de ronde, met als gevolg dat alles is uit te leggen als de mens centraal stellen, terwijl de cliënt zich intussen buitenspel gezet voelt. In het boek De mens centraal, geen probleem? dat op 18 april verschijnt, beschrijven onderzoekers van Hogeschool Inholland hoe de mens centraal in het beleid en de praktijk betekenis krijgt.
De mens als hoofdzaak zien
De betekenis van ‘de mens centraal’ valt te ontleden in de drie ‘H’s’ van hoofdzaak, holisme en humane verhoudingen. De mens als hoofdzaak zien, de eerste betekenis, betekent dat professionals meer bezig moeten kunnen zijn met de mensen waarvoor zij hun werk doen dan met randzaken. Een randzaak die professionals volgens dit perspectief afhoudt van de hoofdzaak is regelzucht. De beheersdrang van de overheid zou leiden tot verantwoordingsdruk en registratielast in de uitvoering en verhinderen dat de mens centraal staat.
Ook evidence based practice (EBP) als richtsnoer voor professioneel handelen zou dat verhinderen. Van professionals in zorg en welzijn wordt in toenemende mate verwacht dat zij werken volgens evidence based richtlijnen, protocollen en zorgstandaarden. Dat zou geen recht doen aan de specifieke situatie van de mens.
De eerste betekenis gaat dus over de mens prioriteren boven regels en richtlijnen. Het besef van deze betekenis is in beleid sterk aanwezig, maar in de praktijk hebben professionals nog veel last van bureaucratie. Dat leidt tot een paradoxale situatie: beleid suggereert dat er meer mogelijk is dan er werkelijk kan, en ontkent daarmee de bureaucratische realiteit waar veel professionals dagelijks mee te maken hebben. Professionals zoeken daarop de schuld bij zichzelf: als het ons niet lukt om de mens centraal te stellen, dan hebben wij ons kennelijk te veel van de regels aangetrokken.
Is de oplossing dan om regels en richtlijnen links te laten liggen, zodat de mens centraal kan staan? Nee. Professionals aansporen om ‘van systeemwereld naar leefwereld’ te gaan, zoals in beleid vaak gebeurt, drijft een wig tussen regels en mensen en schildert professionals die regels hanteren af als afgezanten van de systeemwereld.
Wij zien meer in vruchtbare confrontaties tussen de ‘belevingswereld’ van cliënten en die van de regels en richtlijnen. Een voorbeeld daarvan is sociaal werkers die meegaan met cliënten naar overheidsinstanties en zo een brug slaan tussen de belevingswereld van de cliënt en de bureaucratische logica van instanties. Een ander voorbeeld zijn ggz-verpleegkundigen die samen met cliënten professionele deskundigheid en ervaringskennis benutten bij het onderzoeken van de uitlokkende factoren van zelfbeschadigend gedrag.
Meer realistisch holisme
De tweede betekenis van ‘de mens centraal’ stellen is werken vanuit een holistisch perspectief. We kwamen twee betekenissen daarvan tegen in zowel het beleid als de praktijk: de mens als geheel beschouwen en de mens in zijn context zien. De mens als geheel beschouwen heet vaak een ‘integrale benadering’ die moet zorgen voor ‘ontschotting’. De mens in zijn context zien vraagt om ‘een bredere blik’ van de professional waarmee ook de sociale en fysieke omgeving van de cliënt in beeld komt.
Het valt ons op dat beleid professionals aanspoort om vanuit een holistisch perspectief te kijken, maar dan vooral mogelijkheden en kansen te zien. Sociale professionals en verpleegkundigen moeten naasten betrekken bij de zorg en dat aan cliënten en patiënten voorhouden als ‘eigen regie’. Kwetsbare ouderen worden gescoord op hun ‘positieve gezondheid’, terminologie die de aandacht vestigt op hun wensen en mogelijkheden maar hun kwetsbaarheid met de mantel der liefde bedekt.
Het optimistisch mensbeeld in beleid zit ook jongerenwerkers in de weg. Beleid houdt jongeren voor dat zij kansen en mogelijkheden hebben, maar suggereert daarmee dat werkloze jongeren niet genoeg hun best doen om die mogelijkheden waar te maken. Deze beeldvorming bemoeilijkt de taak van jongerenwerkers, want voor jongeren zelf is het vaak andersom: zij willen wel, maar zien geen mogelijkheden.
Wij pleiten in ons boek daarom voor meer realisme, zodat professionals in de praktijk oog kunnen houden voor de precaire positie waarin hun cliënten zich bevinden. Dat doet ook meer recht aan de belofte om de mens als geheel te beschouwen. Mensen kloppen over het algemeen bij professionals aan omdat zij hun situatie juist niet meer de baas kunnen. Louter optimisme is dan geen passend antwoord.
Humane verhoudingen tussen professional en cliënt
De derde betekenis van de mens centraal zetten is het menselijker maken van hulpverleningsverhoudingen in zorg en welzijn. In beleid en praktijk zien we deze betekenis heel verschillend ingevuld worden. In beleid betekent menselijker vooral dat professionals steeds meer op naasten van hun cliënt moeten gaan lijken. Daarmee zet beleid de professionele hulpverleningsrelatie neer als inferieur aan informele relaties.
Ons onderzoek laat zien dat ook professionals en cliënten onder de mens centraal zetten ‘meer medemenselijkheid in de hulpverleningsrelatie’ verstaan. Zij vinden vooral vertrouwen, acceptatie, interesse en continuïteit van belang. Echter, niet omdat professionals een substituut voor naasten zijn, maar omdat zij om essentiële redenen een belangrijke rol spelen in het leven van cliënten.
Wij pleiten daarom voor het hanteren van een ‘relationeel perspectief’ op professionele zorg en ondersteuning dat medemenselijkheid centraal stelt. Het relationeel perspectief is sterk verwant aan de presentiebenadering van Andries Baart (2001), maar is niet hetzelfde. De overeenkomst met de presentiebenadering is dat relationele afstemming tussen zorggever en cliënt de basis vormt voor adequaat handelen.
Het verschil met de presentiebenadering is echter dat een relationeel perspectief niet alleen op het niveau van de uitvoering verandering behelst; het relationeel perspectief kan ook op het niveau van management, bestuur en beleid ingenomen worden en (mede)bepalend zijn voor organisatie van en beleidsvoering rond zorg en welzijn.
Een simpel voorbeeld daarvan is dat de directie van een verzorgingshuis zich voor een reorganisatie afvraagt: wat zetten we hiermee aan opgebouwd vertrouwen tussen personeelsleden en bewoners op het spel? Het relationeel perspectief meenemen op beleidsniveau betekent bijvoorbeeld ook geduld hebben. Het opbouwen van goede relaties kost immers tijd, hetzelfde geldt voor het afbouwen van bestaande relaties. Een jongerenwerker in ons boek zegt daarover: ‘Je kan een traject (…) afsluiten, maar je kan niet zomaar een relatie afsluiten.’
Kritische houding van professionals
De drie betekenissen van ‘de mens centraal’ hebben met elkaar gemeen dat zij aanleiding geven tot een kritische houding van professionals. Ten eerste een kritische houding ten aanzien van beleidsdoelen. Indien professionals merken dat de doelen die in hun werk centraal staan geen recht doen aan de realiteit, en dat instrumenten - die ontwikkeld worden om die doelen na te streven – geen reëel beeld van de praktijk geven, dan moeten zij hun stem laten horen.
Ten tweede past professionals een kritische houding ten aanzien van wetenschappelijke kennis, zodat zij deze kunnen rijmen met andere vormen van kennis en aan de bel kunnen trekken zodra evidence-based kennis niet toereikend of toepasbaar blijkt.
Het hogerop adresseren van problemen in de uitvoering vergt een kritische houding. Hogeschool Inholland heeft de ambitie om toekomstige professionals deze kritische houding bij te brengen. Daarvoor moeten we professionals in staat te stellen om hun stem te laten horen richting management, bestuur en beleidsmakers, maar er tegelijkertijd voor waken dat het beeld ontstaat dat professionals het beleid even gaan veranderen.
Het is van groot belang dat de context waarin zij werken responsief is voor kritische geluiden. Het hanteren van een relationeel perspectief op beleids- en organisatieniveau is een eerste stap om de roep van professionals om meer medemenselijkheid in de hulpverleningsrelatie gehoor te geven.
Thomas kampen is universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek en was van 2016 tot 2019 bijzonder lector Stimulering Gezonde Samenleving aan Hogeschool Inholland.
Deze bijdrage is gebaseerd op het boek ‘De mens centraal, geen probleem? Dilemma’s voor professionals in zorg en welzijn’ dat op 18 april verschijnt bij Uitgeverij van Gennep. Het boek bevat bijdragen van Laurence Alpay, David ter Avest, Bodo Bombosch, Harmen Bijwaard, Marije Deutekom, Rob Doms, Robbert Gobbens, Roel van Goor, Heleen Jumelet, Femke Kaulingfreks, Afke Kerkstra, Nienke Koenders, Lilian Linders, Berno van Meijel, Guido Walraven, Joost Weling en Marte Wiersma. Allen zijn werkzaam (geweest) bij Hogeschool Inholland.
Foto: Jurgen Appelo (Flickr Creative Commons)