‘Best wel een lekker ding’

Deze zomer haalde Volkskrant-columnist Frank Kalshoven de woede van de volkshuisvestelijke goegemeente op zijn hals door te beweren dat de verhuurdersheffing ‘best wel een lekker ding is’. De redenering van Kalshoven was van een verbluffende eenvoud.

Wie rijk is, dat wil zeggen vermogend, moet belasting betalen. Of dat nu personen of ideële instellingen zijn, doet er niet toe. Dus ook woningcorporaties, die immers zeer vermogend zijn, moeten hun bijdrage leveren. Bovendien kunnen de corporaties best aan geld komen. Kalshoven: ‘Een rijke huisbaas zonder cash kan twee dingen doen: de huren verhogen of bezit verkopen. En dat is dan ook precies wat corporaties doen.’

Dat is helemaal niet erg, aldus de Volkskrant-econoom. Verkopen moet kunnen: ‘daar wordt de corporatiesector alleen maar een pietsje kleiner van. Het aantal sociale huurwoningen is al tien jaar 2,4 miljoen stuks, met minieme veranderingen.’ En huurverhogen? Dat kan ook best: ‘Sociale huren’, aldus Kalshoven, ‘zijn erg laag in Nederland, en voor mensen met een smalle beurs is er huurtoeslag. Huurverhogingen dragen bij aan de normalisering van de Nederlandse woningmarkt.’

Als een rode lap op een stier

Kalshovens column werkte als een rode lap op een stier. Zo ongeveer elke corporatiebestuurder die niet op vakantie was, kroop in de pen om in opinieartikelen, op twitter of waar het maar kon de columnist de les te lezen. Er gaan wel vier maanden huur naar de overheid, door de verhuurdersheffing kunnen we niet bouwen, stagneert de woningmarkt, et cetera.

Ik hoef de argumenten niet te herhalen, het mantra is inmiddels bekend. Wat mij echter opviel is dat de harde kern van het betoog van Frank Kalshoven nagenoeg onweersproken bleef. Zou dat komen omdat die manier van denken in corporatiekringen eigenlijk allang gemeengoed is geworden?

Laat ik een voorbeeld noemen. Ik hoor nog een Amsterdamse corporatiebestuurder een jaar of tien geleden doodleuk vertellen dat hij het eigenlijk onredelijk vond dat er in het centrum van Amsterdam huurwoningen waren waar mensen voor weinig geld op de mooiste en duurste plekken woonden. Ik vond dat destijds verbijsterend.  Hoezo onredelijk? Was het nu juist niet de bedoeling van onze volkshuisvesting dat mensen met een krappe beurs op mooie plekken kunnen wonen? Waarom zou dat een voorrecht moeten zijn van de rijken?

Maar zo’n bestuurder zegt zoiets omdat hij, net als Kalshoven, huurwoningen in de eerste plaats ziet als een economisch goed, als een object dat waarde vertegenwoordigt dat te gelde gemaakt kan worden. Een lage huur op een dure plek is dus kapitaalverspilling. Die redenering transformeert huurwoningen tot particulier vermogen van een eigenaar, om het even of dat nu Prins Bernard is of een woningcorporatie.

Een opvatting die we lang buiten de deur hebben gehouden

Het is goed om te realiseren dat we juist die opvatting een eeuw lang bewust buiten de deur hebben gehouden, omdat de negentiende eeuw had bewezen tot welke duistere leefomstandigheden dat kon leiden. We zijn de volkshuisvesting in Nederland daarom gaan zien als een publiek goed, dat maatschappelijke waarde produceert en daarmee juist moet ontsnappen aan de harde wetten van de economie. Vandaar geen vennootschapsbelasting, geen vermogensheffing, geen winstdoelstelling, geen vermarkting en lage kapitaalslasten. Dat werkte fantastisch. Het leverde ons land de internationaal alom geprezen volkshuisvestingssector op, met 2,4 miljoen woningen, die inderdaad in vergelijking met de rest van Europa nog redelijke betaalbare huren hebben.

Zolang als het duurt, want sinds zo’n twintig jaar is de sector doelbewust de economie in getrokken (in verbloemde taal: verzelfstandigd) en is het grote verkwanselen begonnen. De publieke waarde is privaat kapitaalbezit geworden, ook als het van een corporatie is. Wat eigenlijk als succes gevierd moest worden (betaalbaar wonen op dure plekken, betaalbare huren in vergelijking met andere landen) werd in het nieuwe denken een bewijs van falen, van tekortschieten. We moeten ‘normaliseren’ heet het dan.

Frank Kalshoven weet dat allemaal best

Ondernemende corporatiebestuurders gingen daarin voorop. Richting marktconforme huren? Logisch, de huursubsidie compenseert het wel. Extra huur-(Donner)-punten voor mooie locaties? Geweldig plan! Mooie woningen op dure plekken? Uitponden! Inderdaad precies, wat corporaties in Amsterdam zijn gaan doen. De prijzen van voormalige corporatiewoningen zijn daar al drie keer over de kop gegaan, met als gevolg dat het Amsterdamse centrum langzaam maar zeker in handen is gevallen van het Prins Bernard-legioen van huisjesmelkers, rijke studentenouders en expats.

Dat krijg je dus als je de sociale huursector niet meer op zijn juiste maatschappelijke waarde weet te schatten. Erger: iets wat ten prooi is gevallen aan de bezitsdrang van de economie keert nooit meer in publieke handen terug. Maar het allerergste: Frank Kalshoven weet dat allemaal best.

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Dit stuk verscheen eerder als column in Huurpeil.

 

Foto: Nick Harris (Flickr Creative Commons)