Arbeidsgehandicapten weten zelf het beste welke baan ze willen

De baankansen van mensen met een beperking moeten omhoog. Uitvoeringsprofessionals en arbeidsgehandicapten zelf weten wat daarvoor nodig is: eenvoudigere wetten en regels, minder wantrouwen, aangepast werk en meer proactiviteit bij de arbeidsgehandicapten zelf.

Er lijkt sprake van een mismatch op de arbeidsmarkt: tegenover 280.000 openstaande vacatures staan plusminus 900.000 personen aan de kant die wel kunnen en willen werken.[1] Ongeveer een kwart heeft een arbeidsbeperking. Dat is een veel grotere groep dan de doelgroep van de zogenaamde banenafspraak die inhoudt dat er in 2026 125.000 banen bijgekomen moeten zijn voor mensen met een arbeidsbeperking. Over de vraag wat er moet gebeuren om de baankansen van mensen met een beperking te verbeteren, horen we wel veel ‘experts’, maar zelden degenen die er het meest direct mee te maken hebben: de professionals in de uitvoering en de mensen met een arbeidshandicap zelf.

Wij organiseerden daarom – als onderdeel van een breder onderzoek – een drietal werksessies waar we zowel professionals als ervaringsdeskundigen vroegen naar de belangrijkste belemmeringen en naar mogelijke oplossingen. Daaruit kwamen grofweg vier categorieën belemmeringen naar voren: de wet- en regelgeving en het beschikbare instrumentarium; de uitvoering; de opstelling van werkgevers; en de houding en vaardigheden van arbeidsgehandicapten zelf.

Regels leiden tot onbedoelde effecten

De kritiek op wet- en regelgeving richt zich vooral op de Participatiewet en meer specifiek op de banenafspraak. De regels zijn te ingewikkeld wat betreft de hoeveelheid categorieën en in de berekening van loonwaarde en loonkostensubsidie. Ze leiden tot onbedoelde of zelfs perverse effecten.

Onbedoelde effecten doen zich bijvoorbeeld voor bij mensen die net niet aan de eisen voor het doelgroepenregister voldoen en daardoor niet geselecteerd worden door werkgevers om een vacature te vervullen. In dit landelijke register staan alle mensen die onder de banenafspraak vallen. Een grote groep mensen met beperkingen valt hierbij buiten de boot. Een arbeidsgehandicapte vertelde dat hij zich wilde laten testen voor autisme in de hoop dan wel in het doelgroepenregister te worden opgenomen en daarmee zijn kans op werk te vergroten.

Van het kastje naar de muur bij de uitvoeringsinstanties

Over de uitvoeringsinstanties waren de professionals, niet verrassend, wat positiever dan de arbeidsgehandicapten. Voornaamste kritiek van de arbeidsgehandicapten is dat in de uitvoering onvoldoende rekening wordt gehouden met hun specifieke mogelijkheden en behoeften. Zij worden teveel op grond van formele kenmerken en criteria behandeld. Soms hebben zij het gevoel van het kastje naar de muur te worden gestuurd.

Aan het werk helpen is vaak het enige doel zonder te kijken naar de kwaliteit van het werk en doorstroommogelijkheden. Uitvoeringsinstanties zouden ook onvoldoende samenwerken, elkaar soms wantrouwen en verantwoordelijkheden naar elkaar doorschuiven.

Werkgevers zijn weinig bereid tot aanpassingen

Werkgevers werden minder vaak als belemmering genoemd. Kritiek ging vooral over het gebrek aan bereidheid het werk, het aantal uren of de werktijden aan te passen aan de mogelijkheden van de arbeidsgehandicapte. Ook werken vanuit huis is vaak lastig. Veel arbeidsgehandicapten kunnen bijvoorbeeld slechts een beperkt aantal uren werken en hun inzetbaarheid is soms moeilijk voorspelbaar. Dat gaat niet samen met de hoge werkdruk in Nederland: werken is topsport.

Daarnaast wijzen arbeidsgehandicapten op de vooroordelen en stereotypen over mensen met een beperking. Zij ervaren vooral te worden beoordeeld op hun beperking, en niet op hun talenten, vaardigheden en motivatie. Tot slot schiet de baanzekerheid tekort: veel werkgevers zijn niet bereid arbeidsgehandicapten een vast dienstverband te bieden vanwege de hoge (financiële) risico’s.

De arbeidsgehandicapte ziet zichzelf te makkelijk als slachtoffer

Een enkele keer werd opgemerkt dat een deel van het probleem ook ligt bij de arbeidsgehandicapte zelf, die zich te gemakkelijk als slachtoffer ziet en zich (te) afhankelijk en passief opstelt.

Sommigen hebben simpelweg ‘een schop onder hun kont’ nodig, aldus een van de arbeidsgehandicapten, die tevens ondernemer is. Wat daarbij ook niet helpt, is dat werken vaak onvoldoende loont als de verdiensten op de uitkering worden ingehouden.

Eenvoudiger regels en meer vertrouwen

De arbeidsgehandicapten en professionals in ons onderzoek zijn het erover eens dat vereenvoudiging het sleutelwoord is bij de wet- en regelgeving, bijvoorbeeld van de criteria voor het doelgroepenregister. De regels zouden meer op vertrouwen en minder op wantrouwen moeten zijn gebaseerd en meer ruimte moeten bieden voor maatwerk voor arbeidsgehandicapten én werkgevers.

Voor de uitvoerders geldt: meer samenwerken op basis van onderling vertrouwen. Eén aanspreekpunt voor alle vragen over werken met een beperking zou kunnen helpen. Een andere suggestie was: arbeidsgehandicapten zelf meer bij de uitvoeringsinstanties betrekken, bijvoorbeeld als betaalde ervaringsdeskundige. Verder werd geopperd mensen met een beperking een vaste ‘coach’ te geven die bij hen blijft, ook als hun (werk- of uitkerings-)situatie verandert.

Inclusiever en flexibeler HRM-beleid

Werkgevers zouden een meer inclusief HRM-beleid moeten voeren en meer bereid moeten zijn het werk, de werktijden en werkdruk, aan te passen aan de mogelijkheden van arbeidsgehandicapten. Meer gehandicapte medewerkers een rol geven in personeelsbeleid, bijvoorbeeld als HRM-medewerker of als lid van een sollicitatiecommissie, kan wellicht eveneens bijdragen aan meer inclusiviteit.

En de arbeidsgehandicapte moet meer mogelijkheden krijgen voor studie en ontwikkeling. Ook in het initiële onderwijs mag er meer aandacht komen voor de specifieke behoeften van leerlingen met een beperking.

Meer zichtbare voorbeeldfiguren in politiek en op tv

Ten slotte kwam het thema beeldvorming voorbij. Campagnes op tv en internet kunnen een verandering bewerkstellingen, net als meer zichtbare voorbeeldfiguren, zoals politici of tv-presentatoren met een beperking.

De definitieve oplossing hadden de professionals en ervaringsdeskundigen niet. Waarschijnlijk bestaat die ook niet. Maar dat het nuttig en nodig is bij de vormgeving van het (overheids)beleid ook de stem te betrekken van de mensen om wie het gaat, lijkt ons een open deur.

Paul de Beer, Mies Westerveld en Roos van der Zwan zijn onderzoekers bij AIAS-HSI, Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek waarop dit artikel gebaseerd is, wordt uitgevoerd met een subsidie van Stichting Instituut Gak.

 

Noten:

[1] In de statistieken van het CBS gaat het om de categorieën ‘werkloos’, ‘beschikbaar, niet gezocht’, ‘gezocht, niet beschikbaar’ en ‘niet gezocht en niet beschikbaar, maar wil wel werken’.

 

Foto: Judita Tamošiūnaitė via Pexels.com

Dit artikel is 4882 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. Door de pvda zijn deze mensen veel vertrouwen kwijtgeraakt. Zeker omdat ook de PVDA tegenwoordig een diep calvinistische partij geworden is met Hendrik Dijsselbloem(Colijn) Diederik Samsom als hervormers die de onderkant van de arbeidsmarkt en samenleving achter de geraniums laat verpieteren en deze mensen aangepraat heeft dat zij geen arbeidsethos hebben.

    Hoe mooi zou het zijn als de PVDA weer de coaches gaat realiseren (en daarmee de wonden gaat likken)
    Anders kan de linkse oppositie maar stoppen met oppositie voeren, en de zwakkeren voorgoed laten vallen..

  2. Citaat: “veel werkgevers zijn niet bereid arbeidsgehandicapten een vast dienstverband te bieden vanwege de hoge (financiële) risico’s”. Aan de hand van de tekst weet ik niet zeker of dit een aanname is van de arbeidsgehandicapten die meewerkten aan dit onderzoek of dat dit een aanname is van de onderzoekers zelf. In elk geval draagt dit soort denken niet bij aan de baankansen van mensen met een arbeidsbeperking / arbeidsgehandicapten. Ten eerste bestaan er diverse regelingen om die zogenaamde ‘hoge risico’s’ (Brrrrr! Wat eng!) te compenseren of weg te nemen, zoals de no-riskpolis, de vergoedingen voor aanpassingen aan het gebouw of de werkplek (zoals een rolstoeltoilet) en bepaalde loonsubsidies. Ten tweede, mensen zonder arbeidsbeperking / niet-arbeidsgehandicapten hebben ook – en misschien zelfs hogere – ‘hoge risico’s: het ziekteverzuim van mensen zonder arbeidsbeperking is hoger, en als ze vanuit vast dienstverband ontslagen moeten worden (bijvoorbeeld door disfunctioneren) dan zijn de ontslagkosten hoog.

    Kortom: laten we eens stoppen met het voortdurend stigmatiseren van mensen met een arbeidsbeperking / arbeidsgehandicapten als mensen die ‘hele hoge risico’s’ hebben. Dat betekent niet dat we de arbeidsbeperking moeten bagatelliseren, maar dat we het niet alleen over de (vermeende) hogere kosten moeten hebben, maar ook en vooral over de baten. Mensen met een arbeidsbeperking hebben een meerwaarde voor werkgevers, zoals ook uit internationaal onderzoek blijkt: https://www.accenture.com/_acnmedia/pdf-89/accenture-disability-inclusion-research-report.pdf .

    Zolang we als samenleving mensen met een arbeidsbeperking / arbeidsgehandicapten vooral als kostenpost en risico blijven zien in plaats van als (potentiële) werknemers en ondernemers, dan kan ik u vertellen: dan wordt het nooit wat met de arbeidsparticipatie van hen/ons in Nederland. Zoals ook in het artikel genoemd staat: beeldvorming is van groot belang.

    Met vriendelijke groet,
    Nico Blok, OmbudsSpits Werk & Participatie

  3. 1. Op welke bron is gebaseerd dat 25% van de mensen zonder werk (900.000) een arbeidsbeperking zouden hebben?
    2. De ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking zal nog minder worden: Veel minder mensen krijgen nog een Wajong uitkering, de WSW is afgesloten. Deze mensen krijgen een bijstandsuitkering of worden NUG’er. Dit betekent dat ze nog minder ondersteuning krijgen: geen coaching, nauwelijks (om)scholing).

  4. Veel hulpverleners zien iemand aan betaald werk helpen inderdaad als einddoel, terwijl het voor de “arbeidsparticipant” (jeukwoord) slechts een beginnetje is, een startpunt om aan een carrière te bouwen. Chronisch onderschat worden hoort nou eenmaal bij het stigma en dat bevordert je kansen niet bepaald

  5. Ik heb al deze dingen in de artikelen aan de lijve ondervonden gelukkig heb ik nu de leeftijd die dat niet meer behoeft mee te maken maar de lonen die er nu zijn zijn veels te laag en de leiding gevende zijn ambtenaren en dat had nooit gemoeten,dus er moet een verbetering komen in de sociale werkplaatsen!!!

  6. Ik ben wajonger en werk al 20 jaar en het wordt steeds slechter voor ons en ik werk niet omdat ik moet van het uwv, 20 jaar geleden zelf de keuze gemaakt om te gaan werken, want wie geld wil verdienen doet dat door te werken, in die tijd had ik ook een loon wat bij mijn functie hoorde, gedeelte wajong en gedeelte werkgever en dat 11 jaar lang.

    Toen kon dat nog!

    Werk nu voor 75 % van het minimumloon,gewoon fulltime als dit niet snel verandert stop ik ermee.
    Bouw zo geen toekomst op voor mezelf en mijn dochter, kan ik net zo goed thuis zitten en geloof me dan heb ik meer dan dat ik nu heb, want heb dan recht op toeslagen die ik nu niet heb.

    Er zijn genoeg in de wajong die niet willen werken, pak die maar aan. En ik weet ook dat er mensen in de wajong zitten die echt niet kunnen werken, die moet je met rust laten.

    Ik ben zelf 80 tot 100 % afgekeurd, maar ik wil werken omdat ik het leuk vindt om iets te doen en met de gedachte om geld te verdienen, dat laatste mag niet meer en dan is het ook niet meer leuk om te werken.
    Er is geen resultaat van het werken, even lekker op vakantie is er niet bij, want als het vakantie geld er is gaat dat op aan rekeningen of ‘kijk mijn mooie elektrische fiets, heb ik voor gewerkt’.
    Ik kom gewoon niet eens rond, ben afhankelijk van anderen en dat wil ik niet meer, ik ben het zo zat.

    Maak werken als wajonger maar aantrekkelijk, want nu ga je er gewoon op achteruit met al die regeltjes.

    Mvg R vd Wal

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.