Onvoorspelbaar tot in de dood

Willen we de dakloze medisch goed verzorgen, dan moeten we ons niet vergissen in zijn ogenschijnlijke gelatenheid en vooral alledaagse gesprekken blijven voeren. We mogen de dakloze pas loslaten als de mens helemaal is verdwenen.

Wanneer mensen ziek worden, doen ze er gewoonlijk alles aan om beter te worden en als dit niet lukt willen ze waardig sterven. Bij daklozen is dit dikwijls anders; ze zijn gehard door de straat, verdoven zich met alcohol en drugs en merken pas hoe ze ziek zijn als ze die middelen niet langer gebruiken. Vaak is het voor goede begeleiding bij het levenseinde dan al te laat, omdat het zieke lichaam het vrij snel opgeeft. Dat maakt hun dood even onvoorspelbaar als hun leven.

Leven is iets wat daklozen overkomt

Na jarenlang rondlopen en onderzoeken in de wereld van daklozen valt op dat (verslaafde) daklozen nauwelijks regie voeren over het eigen leven. Ze zijn dermate vaak gekwetst en teleurgesteld dat het leven iets lijkt te zijn wat hen overkomt en waar ze geen invloed op hebben. Als kind werden ze soms zonder directe aanleiding geslagen, na lang geëmmer van school gestuurd, voor kleine vergrijpen in de gevangenis gezet en op straat opgejaagd door de politie, uitgejouwd door voorbijgangers of de deur gewezen bij een opvang omdat er geen plek is. Zo worden ze keer op keer gekwetst en hebben ze het gevoel dat alles in het leven hen overkomt en zelf nauwelijks regie hebben.

Dit gevoel van onvermogen, machteloosheid en kwetsuur op kwetsuur wordt dikwijls verdoofd met alcohol of drugs en vanaf daar wordt de onvoorspelbaarheid van het leven en de dood nog groter. Niet alleen voor de daklozen zelf, maar ook voor de hulpverlening. ‘Soms brengt bemoeizorg iemand binnen met hoge koorts en bijvoorbeeld een flinke ontstekingen aan het been. Ik weet geen naam, geen achtergrond en ben bang dat diegene een bloedvergiftiging heeft ineens overlijdt’, vertelt Ellen Valks.

Twijfel tussen doodswens en avontuur

Valks werkt ruim twaalf jaar op de verpleegafdeling van de maatschappelijke opvang in Eindhoven. Ze vangt daar daklozen op die medisch iets mankeren. Waar ze kan, behandelt ze hen. Impulsief gedrag, middelengebruik en een harde levensstijl maakt die behandeling en benadering anders dan in de reguliere verpleegkunde. Ook palliatieve zorg en een verzoek tot euthanasie gaan anders: daklozen blijven langer overeind en komen met ogenschijnlijk spontane doodswensen.

Valks heeft twee euthanasieverzoeken nog levendig in de herinnering. ‘De eerste cliënt had een levercirrose en bleef maar gebruiken. Hij was doorlopend depressief, had een gele huidskleur en liep al jaren met een doodswens. Uiteindelijk diende hij een euthanasieverzoek in. De scanarts zag geen enkel lichtpuntje meer voor de man en honoreerde diens verzoek. We planden een datum en leefden daar rustig naar toe. Toen het moment nabij was, bedacht cliënt dat hij eerst zijn vakantiegeld nog op wilde maken.

Ondertussen had cliënt een vriendin gevonden. Samen met haar logeerde hij in een hotel. Na een aantal dagen kwam hij gewond en met gescheurde kleren terug bij de verpleegafdeling. Hij had letterlijk slaande ruzie gekregen met zijn vriendin, maar hij zei dat hij de tijd van zijn leven had gehad. Dat plezier was van korte duur; na een paar maanden werd hij weer down en zei hij niet meer te willen leven en wilde hij opnieuw een verzoek tot euthanasie doen. Zover is het niet gekomen, want ineens bedacht hij dat hij toch een ander leven wilde en trok hij naar Groningen. Wat zijn leven dan ineens weer zin geeft, weet ik niet, maar doodswens en hang naar avontuur volgden elkaar op.’

Anders tot de laatste snik

Door deze ervaring was Ellen voorzichtiger bij het euthanasieverzoek van de tweede cliënt. ‘Een vrouw was gediagnosticeerd met borderline en had COPD in de laatste fase. Ook zij deed een verzoek tot euthanasie en ook deze werd toegekend.  Ze had zelf alles goed voorbereid en stond erop het dodelijke drankje zelf op te drinken. Ik vond dat spannend omdat ik – heel slecht misschien – vanwege haar borderline en de eerdere ervaring dacht dat ze het drankje uiteindelijk niet op zou drinken. Maar dat deed ze dus wel. Haar lichaam was zo broos dat ze al gestorven was voordat het bekertje leeg was.’

Dat is volgens Valks niet altijd het geval. ‘Daklozen hebben vaak taaie lichamen waardoor ze met een dosis van de dodelijke drank blijven leven waar een ander allang gestorven zou zijn. Dit alles - niet weten hoe ziek iemand is, het onverwachte levenseinde en de onvoorspelbaarheid bij een euthanasieverzoek - maakt de zorg voor daklozen echt anders dan voor andere mensen.’

Het belang van alledaagse gesprekken

Het gaat niet alleen om de onvoorspelbaarheid bij euthanasieverzoeken. Zoals gezegd doen zieke mensen er doorgaans alles aan om beter te worden, maar bij deze doelgroep is dat vaak anders. Ik heb vaak meegemaakt dat iemand met een levercirrose door bleef drinken, dat cliënten met een zuurstoftank op hun rolstoel bleven roken of dat mensen alcohol en drugs het ziekenhuis in lieten smokkelen en daardoor onder invloed op hun sterfbed lagen. Deze mensen ondergingen hun zicht op het levenseinde gelaten en leefden door alsof er niets aan de hand was.

Die gelatenheid is voor de hulpverleners en verzorgers die om de dakloze heen staan verraderlijk, omdat je daardoor geneigd bent voorbij te gaan aan de angst en het verdriet die vaak ook bij deze mensen spelen. Het is daarom belangrijk nabij te zijn, alledaagse gesprekken te voeren en dat gesprek nu en dan te sturen in de richting van de naderende dood en de betekenisvolle ervaring van het leven.  Met zulke gesprekken is het mogelijk tot een soort afronding van het leven te komen.

Afscheid nadat de mens helemaal is verdwenen

Uit ervaring weet ik dat dit niet altijd op het netvlies staat van de hulpverleners. Niet alleen door de gelatenheid, maar het levenseinde de zoveelste hobbel lijkt in een toch al turbulent leven. Ik herinner me hoe ik een zware alcoholist meerdere malen had aangetroffen met een epileptische aanval, hoe hij later zijn bed vervuilde en langzaam maar zeker krommer ging lopen en steeds slechter ter been en verwarder werd. De artsen zeiden dat zijn lichaam op was. Dat was voor mij geen reden om na te denken over ‘s mans levenseinde. Drie dagen voor zijn overlijden, strompelden wij nog samen door de stad om een nieuwe bril aan te laten meten en spraken wij zoals altijd over kunst en muziek en lachten wij om de geintjes die we altijd maakten. Het ging heel slecht met de man en toch leek de dood ver weg.

Een week later zaten we met zeven mensen in het crematorium. We zetten een fles drank en een van zijn schilderijen op zijn kist en luisterden naar muziek. We kregen een kwartiertje om hem te herdenken, want voor toespraken was er geen geld en dus geen tijd. Dat was pijnlijk, maar veel daklozen krijgen helemaal geen uitvaart. Zij worden na hun dood opgehaald door de gemeente en zonder ceremonie gecremeerd.

Dit doet vaak veel met de nabestaanden, hoe weinig er dikwijls ook zijn. Het rouwen krijgt een plek in eigen kring met foto’s, muziek en kaarsen, maar zonder kist. Het leven van de dakloze is vaak avontuurlijk en turbulent en zijn sterven onvoorspelbaar en onverwacht. We mogen pas afscheid van hem nemen, nadat hij als mens helemaal is verdwenen.

Michael Echteld is lector van het lectoraat ‘Zorg rondom het levenseinde’ van Avans Hogeschool. Rutger van Eijken doet onderzoek naar het leven van dak- en thuislozen bij dat lectoraat en is verder werkzaam als docent Sociale Studies.

 

Foto: Osvaldo Gago (Flickr Creative Commons)