In het sociaal domein en de jeugdzorg werken vrijwel alle Nederlandse gemeenten met wijkteams. De kenmerken van deze wijkteams lopen vanwege de grote verschillen in het gemeentelijk beleid sterk uiteen. Denk bijvoorbeeld aan ‘nul tot honderd’-teams versus aparte jeugdteams, de inbedding van professionals binnen of buiten de gemeentelijke organisatie, en de wijze van aansturing.
Enerzijds laat dit zien dat gemeenten – geheel in de geest van de decentralisatie – alle mogelijkheden benutten om in te spelen op de lokale omstandigheden. Anderzijds kan geconcludeerd worden dat gemeenten ieder voor zich het wiel proberen uit te vinden en dat ze beperkt aandacht en tijd hebben om van elkaar te leren.
Het onderzoeksproject ‘Teamwerk in de Wijk’ heeft als doel om – over gemeentegrenzen heen – inzicht te genereren in de factoren die ten grondslag liggen aan goed functionerende wijkteams. De aandacht gaat daarbij uit naar vier thema’s: leren en innoveren, leiderschap en zelfsturing, interdisciplinaire samenwerking binnen en buiten het team, en administratieve druk en ruimte voor de professional.
Gedurende drie jaar onderzochten we de ontwikkeling van meer dan honderd wijkteams, onder andere in de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. We deden dat aan de hand van een jaarlijkse vragenlijst onder duizenden teamleden en hun teamleiders.
Wat een vergelijking van appels en peren ons leert
Centraal in ons onderzoek naar wijkteams over de gemeentegrenzen heen stond de vraag of het zinvol is om een vergelijking te maken tussen wijkteams die opereren binnen gemeenten met sterk verschillend beleid. Op grond van statistische analyses is ons antwoord een overduidelijk ja.
Onze belangrijkste bevinding is dat het functioneren en presteren van wijkteams voor het overgrote deel wordt bepaald door factoren op het niveau van de teams, en niet door factoren op het niveau van de gemeente. Oftewel: het beleid in gemeentes varieert sterk en ook de organisatie van wijkteams is telkens anders, maar hoe teams daadwerkelijk functioneren verschilt sterker binnen dan tussen gemeenten.
De mate waarin professionals zelfsturend gedrag vertonen is bijvoorbeeld voor 86 procent terug te voeren tot wijkteams zelf, en voor slechts 14 procent tot het gemeentelijk beleid.
Ook de mate waarin teams intern en extern samenwerken, wordt maar voor een klein deel bepaald door beleid. Voor innovatie en leerprocessen – cruciaal voor het succes van de transformatie – is de invloed van gemeentelijk beleid namelijk vrijwel nihil – respectievelijk 0 procent en 4 procent.
De invloed van het gemeentelijk beleid is wel sterk op de hoeveelheid overbodige regels en procedures: het verklaart 54 procent van de variatie in ‘onnodige bureaucratie.’ De resultaten zijn gevisualiseerd in onderstaande figuur.
Transformatie moet op werkvloer plaatsvinden
De keuzes op gemeentelijk niveau hebben al met al weinig consequenties voor hoe teams in de praktijk functioneren. Voor politiek en bestuur betekent dit dat het slagen van de decentralisatie dus draait om transformatie op de werkvloer, en niet om transitie van systemen. Dit staat haaks op het recente voornemen voor een nieuwe, structurele ingreep in de jeugdzorg. In plaats van het wijzigen van beleid, structuren en systemen op gemeentelijk niveau, moet de politieke en bestuurlijke aandacht verschuiven naar het management, leiderschap en gedrag van teams.
Voor professionals en leiders van wijkteams biedt deze bevinding perspectief, want er is binnen het team veel mogelijk om het eigen functioneren te beïnvloeden. Ook onderstreept dit het belang van onderzoek over de gemeentegrenzen heen: ondanks verschillen in beleid is er op teamniveau veel van elkaar te leren. Gezamenlijk kunnen gemeentes het noodzakelijke inzicht genereren om de transformatie tot een succes te maken.
Joris van der Voet is universitair docent Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, Alissa van Zijl is promovendus aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), en Bram Steijn is hoogleraar Bestuurskunde aan de EUR. Aan dit onderzoek hebben ook meegewerkt: onderzoeker Samantha Metselaar (EUR) en promovendus Bernard Bernards (Universiteit Leiden).Voor meer informatie en deelname aan het onderzoek voor de periode 2020-2022, kunt u contact opnemen met Joris van der Voet.
Foto: Shane Adams (Flickr Creative Commons)