RECENSIE Nico de Boer: Zorgkracht

Mensen staan zelden in hun eentje. Als ze in problemen raken, is het dan ook verstandig om hun sociale netwerken aan te spreken. Dat is een waarheid als een koe die desondanks de afgelopen decennia in de sociale sector wat op de achtergrond is geraakt. Vreemd genoeg was er jaren geleden meer aandacht voor de sociale netwerkbenadering dan tegenwoordig.

Met ‘De zorgkracht van sociale netwerken’ probeert de WMO-werkplaats Noord-Brabant daar iets aan te doen. Onder leiding van redacteuren Jan Steyaert en Rick Kwekkeboom zet een keur van schrijvers zich aan die actuele opdracht.

Ze nemen daartoe een ruime aanloop door in de eerste zes hoofdstukken de beleidsmatige, wetenschappelijke en internationale context van de netwerkbenadering te beschrijven. In de hoofdstukken daarna komen specifieke methoden aan de orde. Die methoden worden onder meer toegepast bij mensen met beperkingen (en dus door MEE), in de GGZ en in de zorg voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. De theoretische en meer praktische hoofdstukken zijn doorspekt met casuïstiek. Een heel nuttig boek dus, in deze tijden waarin een steeds indringender beroep wordt gedaan op sociale netwerken. Ook voor opleidingen zeer geschikt, al was het maar omdat het een overzicht biedt van hoe er de afgelopen jaren met netwerken is gestoeid.

Over social media lijkt het boek wat ambivalent. Op de omslag, in de inleiding en in de slotbeschouwing verwijzen de auteurs prominent naar sociale netwerksites als Facebook en LinkedIn, maar een analyse van de betekenis van wat alom ‘de netwerksamenleving’ wordt genoemd voor het sociale blijft achterwege. Zouden hulpbehoevende en helpende burgers zich met behulp van social media anders gaan gedragen? En levert dat ook iets op voor zorg en ondersteuning van kwetsbare burgers? De auteurs lijken dat geen relevante vragen te vinden. Sterker nog, ze introduceren in dit verband een nieuwe beleidsterm die maar het liefst zo snel mogelijk moet verdwijnen naar de vuilnisbelt van het sociale: secundaire mantelzorg. Dat is dus de mantelzorg die niet-intimi leveren. Van (kennelijk primaire) mantelzorg kreeg menigeen al kriebels: verhullend, loodzwaar, moeizaam. Hoe moet dat dan met die secundaire? Is het wachten op tertiaire of misschien zelfs quartaire mantelzorg?

Een pareltje in de bundel is de bijdrage van de Amsterdamse promotieonderzoeker Ellen Grootegoed over de autonomieparadox die de Wmo met zich meebrengt. Op basis van veertig persoonlijke interviews bij mensen die na 2009 te maken kregen met de AWBZ-pakketmaatregel komt ze tot een pijnlijke constatering: zorgbehoeftige mensen zoeken soms nog liever geen hulp dan een beroep te doen op hun persoonlijke netwerk. ‘Het mogelijke perverse effect van deze autonomieparadox is dat cliënten die worden aangesproken op eigen kracht door hun vraagweerstand uiteindelijk minder zelfredzaam worden dan voorheen.’ (p 79) Dat komt volgens haar en anderen onder meer doordat cliënten het moreel onjuist vinden om van familie te vragen om de gaten in de overheidssteun te vullen. Het ontvangen van zulke overheidssteun levert daarentegen géén ‘negatieve schuldbalans’ omdat iedereen als Nederlands burger bijdraagt aan de collectieve volksgezondheidszorg. Grootegoed concludeert: ‘Pas wanneer naast het geven ook het (toenemend)ontvangen van informele zorg als vorm van burgerkracht wordt gezien, is er kans op een bloeiende netwerksamenleving.’ Misschien dat die sociale media in het persoonlijk leven wel juist díe uitwerking hebben, meer dan een verzorgingsstaat die burgers en bekommernis vervormt tot cliënten en professionele zorg.

Jan Steyaert & Rick Kwekkeboom, De zorgkracht van sociale netwerken ISBN 978-90-8869-085-3 is uitgegeven door Movisie. Downloaden of bestellen via Movisie.