Botsingen over vluchtelingen: ook dát is de civil society

Onderzoek naar de rol van de civil society bij de komst van vluchtelingen geeft een heel ander beeld van de participatiesamenleving dan we gewend zijn. Het schuurt meer, al blijkt dialoog ook mogelijk. Dat blijkt uit een vandaag verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Veel studies over de participatiesamenleving wekken het beeld van groepen burgers die samen blijmoedig aan hun buurt sleutelen, vaak met een steuntje in de rug van de overheid. Het is het beeld van eenvormigheid en eensgezindheid, zowel tussen burgers onderling, als tussen burgers en overheid. Maar als we de participatiesamenleving zien als onderdeel van de civil society – het ‘domein waarin vrijwillige associaties dominant zijn’ (Dekker 2002: 15) – dan hoort daar ook pluraliteit bij en een kritische blik op elkaar, en op de overheid.

Om te onderzoeken of dat bredere beeld van de civil society nog accuraat is, keken we naar de inspanningen rondom vluchtelingen. Daar zagen we namelijk een veelheid aan opinies en voorbeelden van onenigheid met de overheid. We hielden 32 interviews om inzicht te geven in drie casussen: 1. Pogingen om het landelijke asiel- en integratiebeleid te beïnvloeden, 2. Initiatieven om vluchtelingen te ondersteunen in Utrecht en 3. Verzet tegen een aangekondigd asielzoekerscentrum in de Utrechtse wijk Overvecht.

In al deze casussen wilden we weten hoe de civil society omgaat met pluraliteit van opvattingen tussen maatschappelijke organisaties.

Beleidsbeïnvloeding: een taakverdeling

We spraken met Amnesty International, Kerk in Actie, Vluchtelingenwerk, het Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt, het No Border Network en INLIA. Een eerste bevinding is dat deze organisaties grofweg sinds de eeuwwisseling steeds vaker samen optrekken om met grote coalities hun doelen na te streven: een pardonregeling, kinderpardon, stoppen van detentie van kinderen, verzet tegen strafbaarstelling van illegaliteit, behoud van gratis inburgering en subsidie voor maatschappelijke begeleiding, enzovoort. Ze waren hierin vaak succesvol.

Dit duidt op een behoorlijke mate van eensgezindheid. Toch zijn dit soort organisaties het lang niet altijd eens, bijvoorbeeld over de inzet voor uitgeprocedeerde asielzoekers.

Vluchtelingenwerk richt zich voornamelijk op asielzoekers in procedure en op statushouders. Dat is soms teleurstellend voor organisaties die zich richten op migranten zonder papieren, zoals het Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt, INLIA en het No Border Network. Het beeld bestaat dat er organisaties zijn die een meer radicaal standpunt zouden wensen. Daar staat tegenover dat veel van de mensen die we spraken er ook wel begrip voor hebben dat verschillende organisaties zich op verschillende doelgroepen richten.

Er kan dus sprake zijn van taakverdeling. Bovendien, ‘je hebt mensen nodig die gematigder en radicaler zijn om elkaar in evenwicht te houden,’ zoals een van onze respondenten benadrukte.

Informele initiatieven en professionele organisaties

We spraken ten tweede ook met acht Utrechtse initiatieven, waarvan een aantal startte toen er in 2015 en 2016 grotere groepen vluchtelingen naar Nederland kwamen. Net als bij de organisaties die zich richten op beleidsbeïnvloeding, zagen we heel veel voorbeelden van samenwerking. Men stemt het aanbod op elkaar af en verwijst vluchtelingen naar elkaars activiteiten door.

Ook zochten initiatieven als Welkom in Utrecht soms de samenwerking met het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) en Vluchtelingenwerk. Ze wilden vrijwilligersdiensten bieden in asielzoekerscentra (AZCs). Die samenwerking liep aanvankelijk stroef, en de wereld van informele initiatieven leek een hele andere dan die van grote, professionele organisaties. Mensen die cupcakes of speelgoed kwamen brengen hadden bijvoorbeeld niet gerekend op stevige eisen over voedselveiligheid en hygiëne.

Ook voor studenten van een kappersopleiding was het even slikken toen ze asielzoekers wilden komen knippen. Ze moest zich allemaal een voor een intekenen bij de balie van het AZC. Gaandeweg bleek de samenwerking tussen het COA en vrijwilligers ‘van buiten’ echter steeds beter te lopen. Ondertussen heeft het initiatief Welkom in Utrecht een kantoor in het AZC in de wijk Overvecht.

Verzet tegen AZC’s: onvrede over de wijk

We spraken tenslotte met mensen van de gemeente, met Pegida Nederland, en met vijf Utrechtse groepen die zich mengden in de discussie over het AZC in Overvecht.

Eerder opinieonderzoek (Den Ridder et al. 2016) liet al zien dat opvattingen over asielopvang minder gepolariseerd zijn dan we misschien zouden denken op basis van het nieuws in 2015 en 2016. In de dagelijkse praktijk is dat echter niet goed zichtbaar.

Vertegenwoordigers van initiatieven die vluchtelingen ondersteunen zeiden dat ze nagenoeg geen contact hebben met groepen die zich verzetten tegen het asielzoekerscentrum in Overvecht. Een van hen zei: ‘Als ik de krant niet zou lezen, zou ik echt denken dat de wereld alleen maar uit hele lieve betrokken mensen bestaat’.

Initiatiefnemers spreken dus weinig met mensen die het AZC uit hun wijk wilden mijden. Ze hadden er logischerwijs dan ook weinig zicht op dat die mensen dat voor een belangrijk deel deden om hun onvrede te uiten over gebrekkige aandacht voor andere problemen die spelen in hun wijk. Mensen die zich verzetten tegen het AZC voelen zich regelmatig onveilig, ze zien voorzieningen uit de wijk verdwijnen en hebben het idee dat alles wat gevoelig ligt in Utrecht in hun wijk terechtkomt. De komst van een AZC was de spreekwoordelijke druppel.

Omdat er vaak van alles schuil gaat achter een tegenstem is het volgens de mensen die we spraken onhandig om het te hebben over ‘tegenstanders’ van vluchtelingen. Dit draagt bij aan verkeerde beeldvorming, en werkt polarisatie in de hand. Door gebrekkig contact tussen groepen met verschillende opvattingen is er weinig inlevingsvermogen en weinig bekendheid met elkaars positie.

We zien alleen de extreme opvattingen op televisie, bijvoorbeeld van mensen die vuurwerkbommen gooiden bij protesten in Geldermalsen. De gematigde tegenstem, bijvoorbeeld van een groep Utrechtenaren die zich organiseren met petities en inspreekacties, sneeuwt onder.

Podia voor dialoog nodig

Hoewel alle betrokken partijen van mening zijn dat dialoog van belang is, zijn er andere podia nodig om de verschillende opvattingen beter met elkaar in contact te brengen. Maatschappelijke organisaties hebben daarin een belangrijke rol. Het initiatief StadsPodium Utrecht probeert bijvoorbeeld mensen met verschillende opvattingen over maatschappelijke kwesties bij elkaar in debat te brengen in een boksring.

Een ander voorbeeld: de Duitse krant Zeit is recent gestart met het project ‘Deutschland spricht’. Daarin werden uiteindelijk 600 personen die elkaar nog nooit eerder hadden ontmoet aan elkaar gekoppeld voor één-op-één-ontmoetingen.

Wouter Mensink is onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dit artikel is gebaseerd op het vandaag verschijnende onderzoek Verdeeldheid en verbinding. Terugblik op de rol van de civil society bij de komst van vluchtelingen.

Foto: Jordi Bernabeu Farrús (Flickr Creative Commons)